DE WERELD NU

De zogenaamde kenniseconomie genereert een verloren generatie

De Europese werkloosheid kruipt langzaam omhoog, met 0,1% per maand. De jeugdwerkloosheid bereikt ongekende hoogten. In hoeverre zal dit structureel blijken?

De cijfers van de oplopende werkloosheid zijn nog niet erg indrukwekkend. In procenten. Veel EU-staten hadden nooit een heel lage werkloosheid, Nederland stak net zoals nu gunstig af bij veel andere landen, Duitsland uitgezonderd. Toch loopt ook bij ons de werkloosheid op. En al doet de regering optisch wel haar best, in feite beschikt zij niet over de middelen daadwerkelijkheid iets te doen aan dit fenomeen. En dat heeft alles te maken met de oorzaken.

Als onderdeel van de EU zijn we min of meer gebonden aan wat binnen die unie gebeurt. De veel ergere economische crisis in landen als Griekenland en Spanje heeft er al voor gezorgd dat vanuit deze landen een grote trek van goedkope arbeidskrachten naar Noordwest-Europa op gang gekomen is. 113.000 Grieken vonden afgelopen jaar werk in Duitsland, alsmede ongeveer 60,000 Spanjaarden. En de golf Spanjaarden begint nu pas echt op gang te komen.

Wat voor werk is het dat deze mensen het meest eenvoudig kunnen krijgen? Simpel. Simpel werk. Ook als je de taal niet spreekt kun je snel aan de slag als bijvoorbeeld schoonmaker. En daarmee concurreren zij direct met de groepen die onze arbeidsbureaus toch al de meeste zorgen baren: de laagopgeleiden. Want de WestEuropese deïndustrialisatie van de afgelopen veertig jaar zal niet worden teruggedraaid, de productie is verhuisd naar Azië of Oost-Europa. Eigenlijk zijn er in West-Europa veel te weinig banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.

Als ik spreek over de arbeidsmarkt, moet worden toegevoegd dat ook het aantal banen voor het middenkader in toenemende mate afkalft. Met een HAVO-diploma kun je nog maar weinig op dit moment. De hoeveelheden mensen die van arren moede doorleren op HBO-instellingen, die veelal onderwijs aanbieden in vakken waarop niemand zit te wachten zijn de volgende nagel aan onze doodskist. In de oude Sovjet-Unie werd dat door westerse economen smalend maar terecht verborgen werkloosheid genoemd. Dat West-Europa zich inmiddels minstens even schuldig maakt aan dergelijk wegkijkgedrag willen we eigenlijk niet weten.

Maar wie zit er te wachten op de afgestudeerden van de talloze muziekopleidingen tot bijvoorbeeld popartiest, journalist op buurtkrantniveau of dramadocent? De overheid probeert dergelijke opleidingen meer en meer te ontmoedigen, maar de studiekeuze is vrij. Toelatingseisen instellen zal evenmin helpen, aangezien dan hoogstens een effect van verticale verdringing plaats zal vinden. En het gaat in tegen de heersende ideologie dat iedereen kans moet hebben tenminste een hogere opleiding te kunnen volgen.

Dat idee van een hoge opleiding voor iedereen is natuurlijk prachtig, maar meer en meer zie je dat de afgestudeerden geen baan kunnen vinden, behalve ‘onder hun niveau’. En dat is toch pijnlijk als je daar in totaal zo’n 20 jaar voor op school hebt gezeten. Maar de vraag, of ons land wel zit te wachten op al die matige academici en HBO-ers, mag niet worden gesteld. ‘Kenniseconomie’ is het sleutelwoord, zonder dat iemand zich afvraagt wat die kennis precies moet inhouden, en waar we op inzetten. Echt geniale mensen die de wereld vooruit kunnen helpen zijn niet dik gezaaid, en komen er over het algemeen toch wel, wat niet betekent dat hulp soms niet wenselijk is. Maar dat is niet het belangrijkste effect van die fixatie op een hoge opleiding voor iedereen. Natuurlijk is het prettig een gesprek op niveau te kunnen voeren met de ober van uw favoriete pizzeria, maar moet dat het doel zijn waarnaar wij streven?

De prijs van onze kennismaatschappij is het moderne dedain voor mensen die niet gestudeerd hebben. Afgelopen maandag kwam in het politieke praatprogramma P&W de opvolging van de zieke Venezolaanse president ter sprake. Tijdens het gesprek hierover bleek dat de aanstaande vice-president vroeger buschauffeur was geweest. Giechelig vroeg men elkaar en zichzelf gedurende vijf minuten af, wat zo’n man eigenlijk moest in zo’n functie. Zoiets zou in Nederland niet kunnen, natuurlijk.

Het onzalige Nederlandse onbenul over wat mensen uiteindelijk geschikt maakt voor hoge functies is werkelijk hemeltergend. Stalin regeerde de Sovjet-Unie 25 jaar met ijzeren vuist, en niet onsuccesvol, maar een gestudeerd mens was hij niet. En dat is maar een voorbeeld. De lijst van succesvolle politieke leiders is lang, maar ze waren maar zelden afhankelijk van hun opleiding. Soms hielp het, soms juist niet.

Er zit een groot verschil tussen leiderschap en management. Van hoge ambtenaren mogen managementcapaciteiten worden verwacht, maar voor een minister zijn die feitelijk van veel minder belang. De bereidheid tot aanpakken is oneindig veel belangrijker.

En daarmee zijn we weer terug bij de instromende Zuid-Europeanen die in toenemende mate de onderkant van onze economie zullen gaan bezetten. Wie de bereidheid heeft zijn land te verlaten om elders werk te zoeken, zal dat onder de huidige omstandigheden nog steeds kunnen vinden. De groeiende massa gepamperde autochtone jeugdwerklozen in West-Europa dreigt echter op termijn te verworden tot een verloren generatie. Werk is er voor hen steeds minder, want de baantjes waarmee we de afgelopen veertig jaar deze goeddeels nutteloze groep uit de statistieken hielden, worden in toenemende mate wegbezuinigd. Want ook de overheden bezuinigen steeds meer, en het was daar dat deze groep uiteindelijk vaak emplooi vond.

 

 

Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.