DE WERELD NU

De wetenschappelijke omgeving van Diederik Stapel

universiteiten, Universitair onderwijs

De Volkskrant heeft nogal wat journalisten en redacteuren met een agogische of sociaalpsychologische opleiding. Voor die groep moet de affaire Stapel een schok der herkenning hebben opgeleverd. De hele voorpagina van de krant van 1/11/11, was aan het onderwerp gewijd.

Voorpaginanieuws van deze omvang, dat moet een serieuze affaire zijn, vergelijkbaar met de aanslagen in Parijs of New York. Maar al lang neemt buiten de gammawetenschappen niemand hun soort onderzoeken meer serieus. Toen bleek dat hoogleraren – of in elk geval twee ervan – waaronder een van de bekendste en succesvolste sociaal psychologen van het land hun eigen wetenschap niet serieus nemen, zou aan de orde moeten worden gesteld of we met dit soort academisch tijdverdrijf wel door moeten gaan.

Zoiets als de affaire Stapel is geen toeval, al deed de Tilburgse rector magnificus erg zijn best om dat idee bij ons post te laten vatten. Pim Levelt, die als psycholinguïst uit de echte wetenschap afkomstig is, zou de navolgende zin niet uit zijn pen moeten hebben kunnen krijgen: ‘Dit wangedrag is voor zover ons bekend zonder precedent voor een hoogleraar in zijn positie’.

Wat hij had horen te zeggen is dat niet eerder een hoogleraar in de gammawetenschappen op een soortgelijke manier aan de kaak gesteld is. Misschien bedoelt hij dat ook wel met ‘voor zover ons bekend’, maar de indruk die hij wekt is toch dat hij het met de rector eens is dat het hier om een heel uitzonderlijk geval gaat.

Of het er meer zijn weten we dus inderdaad niet in strafrechtelijke zin maar het lijkt wel erg waarschijnlijk. We hebben immers ook het geval Nel Draijer gehad. In 1988 promoveerde wetenschapper Nel Draijer op een proefschrift waar de hele sociologische wereld over in de wolken was. Het werd een van de meest geprezen studies in Nederland en ging over de invloed van incest in de kinderjaren op het latere leven van vrouwen. Het Nationaal Fonds Geestelijke Volksgezondheid bekroonde het werk van Draijer wegens ‘de methodische zorgvuldige en qua uitvoering voorbeeldige opzet.’ De psychiater A. van Dantzig sprak van een ‘prachtig, onomstotelijk onderzoek’, een mening waarbij de promotor[1], zich aansloot: ‘dit onderzoek is voorbeeldig opgezet, buitengewoon zorgvuldig uitgevoerd, zeer genuanceerd uitgewerkt en zakelijk correct gerapporteerd.’

De statisticus Israëls onderzocht de zorgvuldigheid van haar publicatie en kwam tot het volgende resultaat.

Nel Draijer beweerde dat vier tot acht procent van alle ondervraagde vrouwen psychische problemen had die correleerden met seksueel misbruik door verwanten. Maar met het vaststellen van een statistische samenhang alleen is nog niet bewezen dat incest ook de oorzaak van deze klachten is.
Israëls keek daarom nog eens goed naar de eveneens gepubliceerde tabellen met Draijer’ s onderzoeksgegevens en ontdekte daarin iets verrassends. Draijer had de enquêteresultaten onderworpen aan een statistische techniek die multivariabele regressieanalyse heet. Men kan ermee bekijken in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van een causaal verband tussen twee factoren, in dit geval: incest en latere psychische klachten. Dat wil dus zeggen, hoeveel er van het verband overblijft als men dit gaat vergelijken met de invloed van andere factoren, in dit geval dingen als: opgegroeid zijn met een strenge vader of met een depressieve moeder.

Daaruit bleek dat incest pas op de achtste plaats kwam, met een bijdrage van weinig meer dan nul procent aan de stoornissen. ‘Dat getal,’ aldus Israëls, ‘vermeldt zij nergens in haar tekst. Over de enkelvoudige, betrekkelijk irrelevante, verbanden tussen incest en latere klachten rapporteert zij in de tekst uitvoerig en precies. Over wat er van dit verband uiteindelijk overblijft na controle op andere factoren zwijgt ze in alle talen.’ Een oorzakelijk verband tussen incest en later psychisch lijden laat zich met haar data met andere woorden niet aantonen.

Er is een opvallende gelijkenis tussen de gevallen Stapel en Drayer. Het betrof in beide gevallen een onderwerp dat veel belangstelling trekt in de media en de statistische bewerking van de gegevens of de conclusies zijn frauduleus op een manier die betrekkelijk eenvoudig aan te tonen is. Dat Stapel de gegevens ook nog eens zelf verzonnen heeft in plaats van op de in zijn omgeving gebruikelijke slordige en invalide manier verzameld, doet er eigenlijk niet eens zoveel toe. De prominenten uit de gammawereld juichten het resultaat toe. Ook als ze zelf promotor zijn nemen ze niet de moeite zo’n uitkomst na te rekenen, al zou dat eenvoudig kunnen en moeten. Dus waarom al die moeite doen, moet Stapel hebben gedacht en zo is het bij hem waarschijnlijk op den duur van kwaad tot erger geraakt.

Er kan geen twijfel over bestaan dat een zo lang volgehouden en zo brutale fraude als die van Stapel alleen voor kan komen in een wetenschap waar zorgvuldigheid en het afleggen van verantwoording onbekende fenomenen zijn. Je zou toch zeggen dat er wel eens bij iemand verbazing moet zijn opgekomen als bij een en de zelfde wetenschapper de uitkomsten van onderzoek constant in overeenstemming blijken te zijn met een van te voren uitgesproken verwachting. De kans dat dit zonder fraude mogelijk is, is immers astronomisch klein en daar hoef je niet eens zo voor onderlegd te zijn in statistiek of waarschijnlijkheidsrekening.

Sociologiestudenten laten hun lange boekenlijsten voor wat ze zijn en hebben daar bij het afleggen van tentamens en examens niet merkbaar last van. Het aantal mensen dat als socioloog afstudeert zonder ooit serieus een sociologische handboek te hebben bestudeerd moet legio zijn. Het aantal mensen dat vervolgens nooit meer iets doet met die studie ook.

Sociologen die in hun academische hoedanigheid in het bedrijfsleven werkzaam zijn, komen eigenlijk niet voor. Zij zijn daar salesrep of accountmanager of iets anders algemeens, waar je iedere willekeurige academische studie voor kunt hebben gevolgd of geen enkele. Maar wat ze praktisch nooit worden is sociologisch onderzoeker.

Dat is geen toeval, want het bedrijfsleven wil antwoorden op vragen krijgen van de wetenschappers die ze in dienst nemen. De sociologie is niet in staat een antwoord te geven op de meest voor de hand liggende vraagstellingen. Ik geef U een paar voorbeelden.

Wat is het aantal mensen dat effectief onder leiding van één
persoon m/v met elkaar kan samenwerken in een afdeling?

Maakt het verschil of het een m of een v is?

Wat zijn de gevolgen van de groei van een bedrijf voor de onderlinge samenhang en de effectiviteit van de organisatie?

Wat moet men doen om door de tijd heen de doelstellingen van een organisatie enerzijds te bewaken tegen onbedoelde veranderingen en anderzijds geordend aan te passen aan de eisen van een veranderende samenleving?

Allemaal vragen waar managers en ondernemers graag antwoord op zouden krijgen, maar die ze niet van sociologen kunnen krijgen. Wie als niet-socioloog wel eens geprobeerd heeft om een sociologisch werk te lezen begrijpt hoe dat komt. Men houdt zich in die wetenschap niet met de werkelijkheid bezig maar met zichzelf. Men heeft ooit – waarschijnlijk in de dertiger jaren van de vorige eeuw in Frankfurt a/d Main in Duitsland – een ideologisch pad ingeslagen en is daar nooit meer van terug gekomen. Dat pad voert de woestijn in en daar bevinden zich thans de verzamelde sociologische faculteiten in de westerse samenleving. Amerikaans, Japans of Europees, het lijkt allemaal geen verschil te maken. Wie als socioloog geen zin heeft om daar zijn tijd mee te verdoen, zoals Abram de Swaan, Norbert Elias of de een paar jaar geleden overleden Jacques van Doorn, die bedrijft geschiedenis en
bellettrie. Of hij gaat stukjes schrijven in de krant. Men kan er de PC Hooft-prijs mee verdienen of directeur worden van een door de overheid betaalde denktank, maar de wetenschap van de menselijke samenleving wordt er niet mee gediend.

—————————————————————————————–

[1] Paul Schnabel, toen nog directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau

—————————————————————————————–

Dit stuk verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

1 reactie

  1. André van Delft schreef:

    Onder mijn naam staat een link naar een artikel op Skepsis.nl over de zaak Draaijer, het boek van Han Israëls daarover dat “Heilige Verontwaardiging” heet, en Schnabels bedenkelijke rol.

    Paul Schnabel leidt nu Platform #Onderwijs2032, alweer een groot hervormingsexperiment waar de jeugd aan opgeofferd moet worden. In de hektiek van deze tijd krijgt deze nachtmerrie in ontwikkeling helaas weinig kritische aandacht.