De staatkundige bende onder het vergrootglas
De eerste tussenrapportage van de commissie-Remkes – de commissie die onderzoek doet naar het parlementair stelsel – is een harde klap recht tussen de ogen van kabinet Rutte 3. De staatkundige bende van Nederland wordt haarscherp vergroot in beeld gebracht.
De formulering die soms werd gebruikt in deze tussenrapportage is zowel verhelderend als extreem pijnlijk voor de premier en zijn ministeriële sidekick van Binnenlandse Zaken. De commissie pleit voor een bindend referendum, in plaats van een raadgevend. Dat is opmerkelijk. Het kabinet is in een vergevorderd stadium om het raadgevend referendum af te schaffen. Alleen de Eerste Kamer moet er nog over stemmen.
De coalitiepartijen werden het er in de formatie over eens dat het raadgevend referendum wat hen betreft een teleurstelling is gebleken. Iets waar experts in de Eerste Kamer anders over dachten.
De commissie stelt dat het referendum de kiezer de mogelijkheid biedt om meer directe invloed uit te oefenen. De variant waar de uitslag moet worden overgenomen verdient wat de commissie betreft de voorkeur, omdat een niet-bindende variant voor onduidelijkheid (mijn vet, H.) kan zorgen bij de bevolking.
Die laatste zin is zo geformuleerd dat zij aanhaakt bij woorden die de premier eerder gebruikte. Die zei dat een niet-bindende variant voor onduidelijkheid kan zorgen bij de bevolking. Terwijl het iedereen helder is, zeker na de presentatie van dit tussenrapport, dat de onduidelijkheid vooral de politieke perceptie bij de regering betreft. De regering lijkt te denken dat iedere referendumuitslag maar beter genegeerd kan worden – de bevolking zou er eens de verkeerde gedachten aan kunnen ontlenen. Bij wie de soevereiniteit en beslissingsbevoegdheid in ons land liggen bijvoorbeeld.
Maar wellicht van nog groter belang is wat de commissie zegt over het oprichten van een Constitutioneel Hof. Nu – zoals ik eerder al wel eens heb geconstateerd – wordt de bewaking van de grondwet en haar interpretatie uiteindelijk verricht door het parlement, niet zelden met meerderheden van de helft plus één. Dat dat wringt is evident – het principe van de grondwet is dat zij wordt geacht de mening van tenminste tweederde van de bevolking recht te doen.
Constitutioneel hof
De commissie keek ook naar mogelijkheden om de rechtstaat te versterken. Er wordt aangeraden om een constitutioneel hof op te richten dat wetten aan de grondwet toetst. Dat moet voorkomen dat rechters wetten achteraf alsnog moeten toetsen aan internationale verdragen en daardoor op ongewenste wijze “in politiek vaarwater” terechtkomen.
Gekozen formateur
Een derde punt waar de commissie mee kwam is de gekozen formateur. Daar heb ik meer moeite mee, want het is een ongelukkig onderwerp dat binnen de Nederlandse politieke gebruiken ook nog eens tot de verkeerde conclusie kan leiden. De gedachte is de bevolking meer invloed te geven op de formatie, maar doe je dat door het kiezen van de formateur? Ik betwijfel dat.
Een tweede aanmerking hierbij is dat in Nederland het gebruik zich heeft ontwikkeld dat de formateur ook de premier wordt. Dat terugdraaien is geen groot probleem, maar dit is wel iets dat de verkeerde verwachtingen kan scheppen. Niet in het minst doordat experimenten elders in de wereld de gedachte van de direct gekozen premier niet als heel gelukkig werden ervaren. In Israël is men er snel van teruggekomen, en het is werkend het best vergelijkbaar met een presidentieel systeem als het Franse of Amerikaanse. Maar dat is een hele stap verder dan we willen gaan als ik dat goed interpreteer.
Raadgevend referendum
Het tijdstip van deze rapportage is het meest belangrijke van de exercitie van eergisteren. Door het tijdstip van de rapportage heeft de commissie-Remkes de Eerste Kamer een schot voor de boeg gegeven aangaande de eventuele afschaffing van het raadgevend referendum. Het zou op typisch Nederlandse wijze de balans kunnen doen doorslaan naar het handhaven van de bestaande situatie zonder verdere uitbreiding van de wettelijke correctiemogelijkheid. Of Rutte3 met haar attitude jegens het raadgevend referendum nog veel vertrouwen in staatkundige hervormingen heeft overgelaten zal de toekomst moeten uitwijzen.
De betreurenswaardige gang van zaken rond de aanvraag voor een referendum over de orgaandonorwet is wat dat betreft een teken aan de wand. Vanuit de Eerste Kamer werd de verzekering gegeven dat een eventueel wetsgeldige aanvraag zou worden gehonoreerd, zodat dan zeker door mocht gaan. Uiteindelijk zou kunnen blijken dat het gevoel in een democratie te leven kwetsbaarder was dan ooit vermoed. Dat het idee heeft postgevat dat de regering zich weinig aantrekt van democratische wensen kun je in ieder geval niet langer het FvD aanwrijven.
Mooi artikel, thnx hannibal.De souvereinteitskwestie zal de grootste uitdaging voor het slagen van de oprichting van een constitutioneel hof worden.Horige van de ongekozen bende van brussel worden of niet.
Bedankt voor het artikel. Heel belangrijk.
– Bindende referenda
– Constitutioneel Hof
allebei noodzakelijk voor een goed werkende democratische rechtstaat.
“De betreurenswaardige gang van zaken rond de aanvraag voor een referendum over de orgaandonorwet…..”
Ho, ho, ho.
Binnen de bubbel van de Actiegroep, de met hun mobieltje vergroeide hedonisten, was onvoldoende steun aanwezig.
Maar er zijn vele tegenstanders van deze wet voor wie het géén probleem is om een postzegel te plakken.
Het enige wat deze wet bewerkstelligt is het verschaffen van een wettelijk kader aan het artsengilde om de nabestaanden van niet-geregistreerden te koeioneren.
Er worden nu veel te veel politieke beslissingen genomen op basis van koehandel en partij discipline. Iedere Nederlander voelt op zijn klompen aan dat dit wanbeleid tot gevolg heeft.
Daarom is een bindend referendum, net als in Zwitserland, broodnodig om het vertrouwen in de politiek weer terug te krijgen.
De tweede kamer, die zich dagelijks de ogen uit zijn kop moet schamen, kan zich dan niet meer verschuilen achter allerlei politiek correct gezwam, waar niemand meer intrapt.
@Der Ganzumsonst
Ik heb me onvoldoende duidelijk uitgedrukt merk ik. Met ‘De betreurenswaardige gang van zaken’ doelde ik op het verlies aan motivatie bij een deel van de bevolking zich er achter te scharen. Dat was bij voorgaande aanvragen herkenbaar anders.