DE WERELD NU

De overeenkomst tussen Egypte en Noord-Korea

Zo op het eerste gezicht zijn er op dit moment weinig overeenkomsten tussen Egypte en Noord-Korea, behalve dat we er last van hebben. Maar de verschijningsvorm bedriegt. Onderhuids lijden beide landen aan hetzelfde euvel.

Beide landen hebben een pijnlijk groot voedseltekort, en zijn te trots om om hulp te vragen. Maar om een onhoudbare situatie houdbaar te krijgen, zien dictatoriale regimes nooit erg op tegen politieke chantage. Alleen de aanpak verschilt, maar dat is mede afhankelijk van de positie waarin ze zich door de jaren hebben gemanoeuvreerd. Wat trouwens niet wegneemt, dat de situatie van geen van beiden houdbaar is.

Dat Noord-Korea in voedselproblemen zit is al wat langer bekend, en het wapengekletter dat het land laat horen tegenover tot het westerse blok behorende staten is in zoverre uniek, dat het resultaat heeft. China heeft Noord-Korea de afgelopen halve eeuw voldoende gesteund om de ontwikkeling – tot gehersenspoeld mierennest dat we nu bezien – mogelijk te maken. De volledige fixatie op de ontwikkeling van leger en staat, ten koste van de behoeften van haar bevolking, heeft mogelijk nipt geleid tot een positie die het westen dwingt af te zien van het gebruik van militaire middelen.

De nabijheid van zowel Zuid-Korea als Japan en het mogelijke bezit van kernwapens door de Noord-Koreanen zijn een tè groot risico om lichtvaardig een nieuw Irak-achtig avontuur te beginnen. Als de USA het al betalen kon, vanzelfsprekend. De Amerikaanse schatkist heeft de afgelopen twintig jaar stevige klappen gekregen, zonder zo op het oog veel winst te hebben geboekt bij de ondernomen militaire avonturen. Opnieuw zal Washington zich dus zuchtend naar de onderhandelingstafel begeven, en opnieuw de buidel trekken om Noord-Korea van haar voedselprobleem te verlossen. Voorlopig althans.

De politieke situatie in Egypte is anders, maar hetzelfde proces lijkt gaande. Het regime-Mubarak ging ten onder aan de onwil van westerse landen de lokale elite nog langer van geld te voorzien – van alle hulp verdween ten minste een kwart in de zakken van corrupte leiders. Dat de er op volgende ‘Arabische Lente’ de Moslimbroederschap aan de macht bracht kan voor verstandige mensen geen verrassing zijn geweest. Maar de noodzaak van hulp bleef. In eerste instantie werd dat via de G8 geregeld. In 2011 besloten de landen van de G8 een immens bedrag beschikbaar te stellen voor de democratisering van Egypte, en tevens werden Rusland en Oekraïne bewogen hun graanexporten te hervatten, die als gevolg van misoogsten voor onbepaalde tijd waren gestaakt.

De ironie van de G8-hulp was natuurlijk dat nog steeds een groot deel van het geld in de zakken van de nieuwe leiders verdween, maar dat dit werd afgedekt als subsidie voor de ontwikkeling van democratische structuren. Zo bleef iedereen redelijk tevreden. Dat in feite het Egyptische leger de macht behield, al dan niet gedeeld met president Morsig, was voor de Amerikaanse zomin als de Europese leiders een probleem. In de geven situatie had het erger kunnen uitpakken: Morsi liet zich met enige moeite weerhouden van een hernieuwde oorlog met Israël, en meer werd van hem niet gevraagd. Andersom werd hij dus afgekocht met voldoende geld om zijn bevolking min of meer rustig te kunnen houden.

In dat kader moet ook de 5 miljard die de EU aan Egypte heeft beloofd worden gezien. De voorwaarden die eraan verbonden werden ter stichting van de nationale parlementen en het EP zijn niet meer dan een schaamlap die maskeert dat we zijn gezwicht voor chantage. Want al is de situatie in Egypte voor onder andere christenen verre van rooskleurig – het kan ècht nog veel erger. De westerse leiders lijken zich daar bewust van te zijn. En die 5 miljard subsidie zijn een feit, wat het EP ook denkt te kunnen piepen.

En zo worden de barbaren weer afgekocht. Het is de oude tactiek van imperia die zich kunnen veroorloven een deel van hun rijkdom af te staan. Zonder te beseffen dat hun meegaandheid garandeert dat het niet langer gaat om een incident, maar om een vorm van schatting.

Er valt veel voor te zeggen om te concluderen dat het Westen het Midden-Oosten feitelijk heeft opgegeven. Met de aanstaande val van Assad in het vooruitzicht, en de voortdurend oprukkende invloed van de islam in Turkije, zijn de meest door het Westen beïnvloede landen (maatschappelijk òf politiek) in de Arabische wereld nu Marokko, Algerije en een paar Golfstaatjes, die zo lang als het duurt een hypocriete decadentie prefereren boven religieuze zuiverheid (in Arabische ogen).

Het is aanlokkelijk nu al te voorspellen dat deze landen na de onvermijdelijke afschaffing van het fenomeen Ontwikkelingssamenwerking nog steeds geld zullen moeten krijgen, waarvoor dan wel nog een mooi eufemisme moet worden verzonnen. Subsidie voor Politieke ontwikkeling (SvP) lijkt me wel een toepasselijke afkorting te zullen leveren.

 

Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.