De gemeenschap als drijvende factor
De moderne gemeenschap is niet langer wat zij ooit was. De individualisering heeft daarin hard toegeslagen. Beseffen doen we dat nauwelijks.
Een van de vergissingen die we in onze moderne wereld maken is dat we alleen uit individuen zouden bestaan en dat onze samenleving en haar culturele producten niets anders zijn dan een optelsom van wat wij en onze voorgangers hebben geproduceerd.
Dat is alsof een mens niet meer zou zijn dan de atomen of moleculen waaruit hij is opgebouwd of dan de hormonen en cellen die de lichaamsmachine draaiende houden. Dat is duidelijk niet zo. Een samenleving is veel meer dan de optelsom van individuen die er deel vanuit maken. Dat blijkt alleen al uit het feit mensen gemiddeld wel ongeveer hetzelfde zijn, maar dat samenlevingen grondig van elkaar verschillen. Het zijn de interacties die het verschil maken.
Mensen lijken op elkaar. Wij stammen allemaal af van dezelfde, vrij recente, voorouders. Onze Adam en Eva, de stamouders van homo sapiens sapiens, leefden een paar honderdduizend jaar geleden. In termen van evolutie is dat weinig, zelfs in termen van de menselijke evolutie die, naar algemeen wordt aangenomen, al vijf of zes miljoen jaar geleden begonnen is toen de eerste hominiden zich van de mensapen hebben afgescheiden.
Aristoteles vond het meest typerende aan mensen dat zij onderdeel van een samenleving waren en dat is heel wat anders dan mijn klasgenoten en ik uit de Duitse vertaling van die uitspraak meenden af te moeten leiden: der Mensch ist ein geselliges Tier. Zoön politikon is niet een gezellig dier of lekker stuk, maar een onderdeel van een levende gemeenschap.
In de tijd van Aristoteles was die gemeenschap een polis[1]. Het ligt voor de hand dat de gemeenschap als entiteit ouder is dan onze soort. Gezien het beslissende belang dat een samenleving heeft voor de overleving van haar leden is het aannemelijk dat zij miljoenen jaren lang de bepalende factor is geweest voor de menselijke evolutie. In hoofdzaak wil dat zeggen dat de waarde van de individuele mens voor de gemeenschap waarvan hij deel uitmaakte, zijn voortplantingssucces heeft bepaald. De leden zijn met de gemeenschap geëvolueerd, zoals de cellen met de planten en dieren waar zij deel van uit maken. [2].
Mensen zouden zonder de samenleving waarin ze opgroeien niet kunnen overleven. De cultuur, die aan het leven zijn meerwaarde geeft, is een groepsuiting en is zonder samenleving niet denkbaar. Cultuur en samenleving vallen samen. De samenleving kan zonder ieder willekeurig individu, maar geen individu kan zonder zijn samenleving. Dat is een gedachte die in de oudheid door iedereen werd aanvaard als een vanzelfsprekendheid[3] maar waar we tegenwoordig niet graag meer aan willen.
De vergelijking met sociale insecten trekt ons niet. Geest en verstand verschaffen ons een eigenheid als individu die sociale insecten missen. De moderne burger voelt zich autonoom. Hij erkent alleen God boven zich voor zover hij dat al doet. Weinig mensen in de westerse wereld zijn in staat of bereid de gemeenschap waarin ze leven te zien als iets levends, dat een bestaan leidt buiten hen om, laat staan als iets dat in waarde boven ze staat en waardoor ze worden aangestuurd[4].
In het eerste boek van het Discours de la Méthode beschrijft Descartes de aanraking met vreemde culturen als het zekerste middel om de willekeur te onderkennen van regels en overtuigingen in de eigen gemeenschap[5]. Voor hem was het een doorslaggevende reden om niets voor waar te houden alleen omdat de gemeenschap waar hij deel van uit maakte dat deed, maar om een methode te ontwikkelen waardoor hij alles kritisch kon toetsen en op een stevig fundament plaatsen.
De idee zelf van de autonomie en de absolute waarde van het individu is een voorbeeld van een gedachte die grote aanhang heeft en grote problemen veroorzaakt, zonder dat hij eigenlijk ooit ter discussie wordt gesteld. Er moet een mechanisme zijn dat of van genetische of van culturele aard is, dat het ter discussie stellen van dit soort fundamentele ideeën, die in een samenleving worden aangehangen, verhindert.
- Een Griekse stadstaat, of polis, week nogal af van de niet-Griekse staatsvormen die vrijwel allemaal een variant vormden op het oude thema stam en alfa male. De Grieken waren zich van dat verschil erg bewust en hielden hun eigen samenleving voor superieur.
- Een samenleving kan zich alleen door genetische evolutie ontwikkelen, zolang de gemeenschap bestaat uit verwanten. Als de genen niet worden gedeeld in dezelfde gene pool kunnen zij niet worden doorgegeven. Gemeenschappen die steeds worden aangevuld met genen van buiten, maar toch een duidelijke mate van continuïteit laten zien, moeten hun voortbestaan aan culturele factoren te danken hebben. Zij moeten daarom wel een tamelijk recente ontwikkeling zijn, misschien wel de beslissende ontwikkeling waardoor mensen zich van andere zoogdieren hebben losgemaakt.
- Bijvoorbeeld Hannah Arendt in The Human Condition, Chicago University Press 1958, hfdst. 4, the public and the private realm.
- Emigratie op individuele basis zoals we die tegenwoordig kennen was in de Griekse tijd heel uitzonderlijk en praktisch altijd het gevolg van verbanning of gevangenneming. Vrijwillige emigratie gebeurde in groepsverband door het stichten van een kolonie onder auspiciën van de moederstad.
- Zie ook zijn jongere tijdgenoot Blaise Pascal in een van diens pensées: recht aan deze zijde van de Pyreneeën, het hoogste onrecht aan gene zijde.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.