DE WERELD NU

De doodstraf en andere straffen

doodstraf

Europa is sinds de tweede wereldoorlog sociaaldemocratisch geweest, Nederland en de Scandinavische landen voorop. Dat betekent niet dat er alleen maar socialistische partijen aan de macht waren of dat er altijd progressieven in de regering zaten, maar wel dat socialistische ideeën de politieke agenda bepaalden en dat de overheid langs socialistische lijnen is georganiseerd. De progressieven bepaalden het discours.

Onder socialistisch of progressief moet verder niet marxistisch worden verstaan, maar eerder een mengeling van marxistische en verlichtingsideeën. De bureaucratische topdown organisatie met de centrale overheidsmacht is grotendeels marxistisch, de publieke moraal van democratie en mensenrechten is overwegend Kantiaanse verlichting.

Vraag je een socialist wat hij belangrijk vindt, dan zegt hij meestal dat bij hem zorg voor de minst bedeelden[1] en de gelijkheid van alle leden van de samenleving voorop staan. In zijn ogen moet de overheid geen principiële beperkingen erkennen in haar zorgtaak tegenover de samenleving en haar burgers.

Het zijn de progressieven die in de laatste vijftig jaar een nieuw Lumpenproletariat[2] hebben gecreëerd en aan de belangen van dat Lumpenproletariat de voorrang geven boven die van de werkende klasse en van de samenleving als geheel.

Een overheid hoort in de neoconservatieve opvatting het monopolistische instituut te zijn in de samenleving dat de vrede en het recht bewaakt. In het verlengde daarvan komen bij de overheid taken terecht die onmogelijk door een andere instelling verricht kunnen worden zonder dat het overheidsmonopolie in gevaar komt.

Dat neoconservatieven anti-overheid zouden zijn is niet waar, maar zij hebben een heel andere opvatting over de taak van de overheid dan de progressieven.

In de neoconservatieve analyse is het juist de veelvoud van ongecoördineerde en deels ook onnodige taken die de overheid de laatste anderhalve eeuw op zich heeft genomen die haar efficiency ondermijnt. De kerntaken van de overheid zijn in het gedrang gekomen en met name de burgerlijke vrede wordt niet langer effectief gehandhaafd. De beroepsmatige en habituele misdaad is in vergelijk met de voorsocialistische periode schrikbarend toegenomen. Een van de redenen daarvoor is het taboe dat tegenwoordig rust op de doodstraf.

De doodstraf is anathema in de Kantiaanse ethiek[3] en het is sinds minister Modderman in de negentiende eeuw een van de echte taboe ’s in onze samenleving.

Een discussie erover blijkt niet meer mogelijk te zijn. Wie zich voor de doodstraf uitspreekt wordt niet van zijn ongelijk overtuigd maar buiten de publieke discussie geplaatst. Als iemand het nog nodig vindt om tegen de doodstraf te argumenteren, dan komt hij doorgaans niet verder[4] dan de constatering dat die straf onomkeerbaar[5] is, daarmee implicerend dat andere straffen wel ongedaan kunnen worden gemaakt of dat de doodstraf voltrokken aan een onschuldige de enige manier zou zijn waarop de dood onschuldigen kan treffen.

Dat de doodstraf voor iemand als Holleeder na de Heineken ontvoering heel wat onschuldige en schuldige levens had kunnen redden is geen onderdeel van de discussie. Intussen is duidelijk dat een strafrechtsysteem waar geen stop op zit in de vorm van de doodstraf, gedoemd is tot machteloosheid in een wereld van veelplegers zoals wij die tegenwoordig kennen. Met name ook wanneer voor beroepsmisdadigers de gevangenis onderdeel is van hun normale leven, een plek waar ze zich thuis voelen en door staking kunnen afdwingen dat hun oventjes er beschikking worden gesteld, om hun eigen eten klaar te maken.

De ontwikkelingen in de samenleving dwingen ons daarom om de discussie over een herziening van het strafrecht te heropenen inclusief de herinvoering van de doodstraf. We dienen ons daarbij goed te realiseren dat de uitsluiting van de doodstraf onderdeel uitmaakt van ons verdragsrecht, zodat het voorlopig bij discussie moet blijven of dat we anders tegelijk ook ons systeem van verdragen op de helling moeten zetten..

Het taboe op de doodstraf is een tamelijk recente verworvenheid van de westerse ethiek. In de meeste westerse landen werd de afschaffing van de doodstraf in de tweede helft van de negentiende eeuw ter discussie gesteld en is de doodstraf als gevolg daarvan na enige tijd daadwerkelijk afgeschaft. Elders bleef hij in de boeken staan, maar werd zelden meer ten uitvoer gebracht. In de Verenigde Staten is de afschaffing er nooit helemaal doorgekomen, maar is ook de discussie nooit opgehouden. Voor- en tegenstanders houden elkaar in evenwicht. In sommige staten bestaat de doodstraf wel en in andere niet. De jurisprudentie van het Federal Supreme Court vertoont een golfbeweging, maar acht de straf per saldo niet in strijd met de Amerikaanse grondwet. Dat de oprichters van de republiek bij het maken van de grondwet de doodstraf niet hebben willen afschaffen staat wel vast.

Zoals bekend zijn de Amerikaanse grondwet en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring de eerste politieke producten van de Verlichting. De mensenrechten zoals die tegenwoordig worden belichaamd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens vonden hun eerste formele uitdrukking in de Amerikaanse founding documents. Van een verzet tegen de doodstraf is daarin nog geen sprake en dat was, zoals algemeen bekend, evenmin het geval tijdens de Franse revolutie. Wel was er verzet tegen onnodig wrede vormen van executie in welk verband door een humane arts de guillotine werd uitgevonden.

De encyclopedie van Diderot en d’Alembert bevat omvangrijke lemma’s over het strafrecht, grotendeel gebaseerd op l’Esprit des lois van Montesquieu. De rechtmatigheid van de doodstraf staat daarin niet ter discussie. Er wordt niet veel meer van gezegd dan dat zij alleen voor de zwaarste categorie vergrijpen dient te worden gegeven, de categorie misdrijven die beschouwd kan worden als aanslagen op de samenleving. Verder is men van mening dat de straf als het ware uit de aard van het delict moet voortvloeien.

Iedereen was er toen nog volledig van overtuigd dat er zulke ernstige misdrijven zijn, dat alleen de doodstraf de verstoring van de rechtsorde op adequate wijze tot uitdrukking kan brengen. Als enige geeft bovendien deze straf de zekerheid dat de plegers van gruwelijke misdrijven niet opnieuw op de samenleving worden losgelaten.

Dat ook plegers van ernstige misdrijven als medemensen dienen te worden beschouwd die aanspraak kunnen maken op bescherming door de mensenrechten is een gedachte die bij de encyclopedisten nog niet leeft, ook niet bij Rousseau[6]. In de meeste niet-westerse landen is het nog steeds heersende leer, dat wie zich door misdrijven buiten de samenleving plaatst zijn burgerlijke rechten tijdelijk of voor goed verspeelt, zoals dat voor de verlichting ook in Europa gold[7].

De argumenten waarmee de afschaffing werd bepleit hebben nogal gevarieerd in de loop der tijd. Hier in Nederland verdedigde minister Modderman haar omdat straf tot verbetering van dader en samenleving moest dienen[8] en doodstraf in dit opzicht een inadequaat middel was. De Pinto, een andere bekende afschaffer kwam met een argument dat ook de handhavers wel aansprak: wat heb je er aan om de doodstraf te handhaven, maar tegelijk de uitgesproken straffen niet uit te kunnen voeren als gevolg van de grote maatschappelijke weerstand daartegen? Dat was namelijk wat er tijdens het voeren van de jarenlange discussie gebeurde: ter dood veroordeelden zaten soms tientallen jaren in dodencellen zonder dat het tot een executie kwam. In Amerika, waar de discussie voortduurt is dat nog steeds het geval.

In feite is er in het liberale gedachtegoed geen plaats voor de doodstraf, omdat aan het behoud van menselijk leven een hoge en in wezen een irrationeel[9] hoge waarde wordt toegekend, waar geen afschuw voor welk misdrijf dan ook tegen op kon[10]. Consequent is dat niet.

De integriteit die door de mensenrechten wordt beschermd betreft niet alleen het leven van de mensen maar ook hun geestelijke en lichamelijk vrijheid. In feite is het hele idee van vrijheidsstraf net zo goed in strijd met het liberale gedachtegoed als de doodstraf of lijfstraffen. Dat geldt met name als men in de beschouwingen betrekt dat volgens Rousseau en zijn leerlingen de mens goed geboren is maar soms door opvoeding en omstandigheden slecht wordt gemaakt. Het is de samenleving die dan schuld heeft en de dader is vaak evenzeer slachtoffer als de gelaedeerde. Het hele strafrecht is daarom eigenlijk in de moderne verlichtingsleer een anomalie.

Het is bekend dat vroeger zwervers in de wintertijd zich nog wel een met een licht misdrijf tijdelijk onderdak wilden verschaffen en er zijn vast ook tegenwoordig nog wel mensen uit verre landen die liever in een Nederlandse gevangenis zitten dan de normale levensomstandigheden thuis te moeten verdragen.

De toestand in de gevangenissen is hier beter dan in de meeste landen, maar toch zitten ook hier maar weinig mensen voor hun genoegen in de gevangenis.

Het moeilijk te verdragen element in een penitentiaire inrichting wordt niet in de eerste plaats gevormd door de bewakers of door de inrichting van de cellen en overige verblijfsruimten. Het zijn de medegevangenen die het leven moeilijk maken. Het ” L’enfer, c’est les autres ” geldt in een gevangenis[11] meer dan ergens anders in de samenleving. Het is geen officieel of bedoeld element van de straf en hij werkt voor de ene gevangene totaal anders uit dan voor de andere. Sommigen gaan er onder door, soms letterlijk, in de zin dat zij in het gevang vermoord worden. Dat is hier, anders dan in de VS, een uitzondering, maar het komt voor. Anderen overleven het wel maar komen gekraakt de gevangenis weer uit, ook als zij maar betrekkelijk korte straffen hebben uitgezeten. Ook in dat opzicht zou de doodstraf voor gevaarlijke delinquenten een verlichting in houden van het regime voor andere, minder ernstige delinquenten.


  1. Onder minstbedeelden moet worden verstaan mensen die in wezen geen deel uitmaken van de samenleving omdat ze niet voor zich zelf kunnen zorgen of dat doen met middelen die door de samenleving worden afgekeurd. Ook habituele misdadigers horen in deze zin tot de minder bedeelden in de samenleving.
  2. Marx en zijn tijdgenoten verdeelden de samenleving in klassen en maakten onder meer een onderscheid tussen de bezittende en de arbeidende klasse. De bezittende klasse of bourgeoisie onderdrukte de arbeidende klasse of proletariërs. De geschiedenis zou aan die onderdrukking een einde maken. Tussen en onder de arbeidende klasse, die de wereld op haar schouders droeg, was er nog iets dat niet helemaal de naam klasse waardig was, een niet arbeidende “Unterklasse”, het zogenaamde Lumpen proletariaat, waar Marx geen enkel respect voor had.
  3. Kernregel van die ethiek: doe nooit aan een ander wat gij niet wilt dat een ander U doet.
  4. Het enige sterke argument tegen de doodstraf dat ik ken is dat er iemand gevonden moet worden die haar wil voltrekken en dat wie daar zelf niet toe bereid het ook niet van anderen moet verwachten. Merkwaardig genoeg verwacht niemand een tekort aan beulen bij herinvoering van de doodstraf.
  5. Ook wordt wel beweerd dat nooit is aangetoond dat de doodstraf afschrikwekkend werkt, onder meer door misdaadcijfers te vergelijken in staten van de VS waar de doodstraf wel en waar zij niet wordt toegepast. Die cijfers zeggen weinig omdat de doodstraf niet algemeen bij veelplegers wordt toegepast, maar vrijwel uitsluitend bij moorden onder verzwarende omstandigheden, gepleegd door geestelijk labiele mensen. De cijfers zeggen verder weinig omdat er veel te veel tijd verloopt tussen het plegen van het misdrijf en het voltrekken van de straf. Een effectieve doodstraf zou binnen weken of maanden na het plegen van het misdrijf dienen te worden uitgevoerd, uiteraard alleen als er geen bewijsrechtelijke problemen zouden zijn. Voor veelplegers lijkt de straf bij uitstek geschikt, omdat er bij hen van een vergissing in materiële zin doorgaans geen sprake kan zijn. Het zou het voorkomen van overvallen, winkeldiefstallen en andere commune criminaliteit in korte tijd terugbrengen tot aanvaardbare proporties. Voorwaarde is dat de samenleving zich niet langer met criminelen identificeert en bereid is hen buiten de gemeenschap te sluiten.
  6. Twee jaar na de publicatie van de Contrat Social verscheen in Italie “Dei Delitti e delle Pene” van Cesare Beccaria dat door de encyclopédist Morellet in het Frans werd vertaald. Beccaria’s niet helemaal consistente opvattingen over de doodstraf, die door Rousseau en Diderot niet werden gedeeld, maar die later grote opgang hebben gemaakt, werden in de Encyclopédie niet overgenomen. Beccaria bepleitte afschaffing op twee gronden: de doodstraf zou logisch niet passen in het Contrat Social (anders Rousseau hfdst V Contrat Social) en dwangarbeid en pijniging zouden beter afschrikkend werken (hfdst 16 Dei Delitti)
  7. In het Romeinse recht, zoals dat in West Europa werd gerecipieerd bestond naast de lijfelijke doodstraf ook de mort civile, het ontnemen van alle burgerlijke rechten aan een slaaf of veroordeelde. De excommunicatio van de christelijke kerk is een species van dat genus. Met de lijfelijke doodstraf is ook de mort civile uit het westerse strafrecht verdwenen. Het verlies van actief en passief kiesrecht en de ontzetting uit bepaalde ambten (artt. 28 e.v.Sr) is een laatste overblijfsel.
  8. Modderman heeft ongelijk gekregen. Straftoemeting heeft nooit meetbaar tot verbetering van de dader of van de samenleving geleid. Wat straf doet is er voor zorgen dat het strafrecht serieus wordt genomen. Straffen dient tot het inprenten van de norm. Laat men door een gedoogbeleid of door gebrek aan capaciteit adequate bestraffing achterwege, dan vervaagt de norm en verdwijnt op den duur. Bij fietsendiefstal ziet men dat verschijnsel van normvervaging, terwijl omgekeerd het deelnemen aan het verkeer onder invloed van alcohol als een misdrijf wordt ervaren, wat het vroeger niet was.
  9. Irrationeel, omdat een mensenleven uit zijn aard eindig is, zodat zelfs het op vrije voeten stellen van een veroordeelde in dit opzicht alleen een uitstel van executie betekent. Irrationeel ook omdat de hoeveelheid mensenleven op aarde een bedreiging voor de soort is geworden. De energie- milieu- en klimaatveranderingsproblemen zijn een rechtstreeks gevolg van de wereldoverbevolking.
  10. In Oorlog en Vrede is tijdens de Napoleontische oorlogen de oude prins Bolkonski door de tsaar belast met het rekruteren van soldaten in zijn district en daarbij voorzien van hele algemene volmachten. Een griffier van een van zijn betaalmeesters verkoopt een partij laarzen die voor de rekruten bestemd zijn voor eigen rekening. De oude heer wil hem ophangen maar zijn zoon Andrej weet dat te voorkomen. Niet omdat de schurk het niet verdient of uit bezwaar tegen de doodstraf, maar omdat ook toen al en in Rusland het Verlichtingstaboe zich tegen zijn vader zou hebben gekeerd.
  11. Over dit aspect van het toegebrachte leed, dat zo ongelijk uitpakt voor de te onderscheiden soorten gestraften, wordt merkwaardig weinig gepubliceerd, hoewel het vanuit criminologisch oogpunt bekeken een van de meest opmerkelijke onderdelen is. Het karakter van de gevangenis als het voortgezet onderwijs voor de misdaad wordt natuurlijk wel onderkend, maar het strafverzwarende element dat voor velen schuilt in de behandeling die zij ondergaan van hun medegevangenen wordt niet gezien en in elk geval voor zover ik weet niet meegewogen in het straftoemetingsbeleid.

Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

5 reacties

  1. Cynicus schreef:

    Ik ben voor de doodstraf voor moordenaars. Dus bijvoorbeeld de moordenaar van Theo van Gogh, Pim Fortuin hadden wat mij betreft de doodstraf mogen krijgen.

  2. Leo schreef:

    Zeer interessant artikel. Het geeft mij veel stof tot nadenken en geeft mij diepere inzichten over strafrecht in het algemeen en de doodstraf in het bijzonder. Dank!

  3. Dick Ahles schreef:

    In nood 8 staat de crux waarom het huidige socialistische strafrecht niet werkt: het kan niet bedoeld in om een misdadiger op het juiste spoor te brengen. Dat mechanisme van heropvoeding door stradfrecht zal nooit werken (a) vooral niet omdat tussen overtreding en straf idioot lange periodes zitten, en (b) omdat misdaad voor een groot deel een kwestie is van persoonlijkheid en dus voor een groot gedeelte aanleg vastgelegd in genen. Alleen bepaalde uit groepsdwang gepleegde (en dus vaak in de puberteit) misdaden kunnen situationeel bepaald zijn. Ook deze discussie over aanleg is door onze socialisten taboe verklaard.

    Dus straffen doe je voor het sociale samenhang in de samenleving, (a) om andere te tonen, het gevoel te geven “het loont als je op het rechte pad blijft”, en (b) om (veel)plegers uit de maatschappij te verwijderen.

  4. carthago schreef:

    Iemand die moordt en dus zijn/haar eigen oordeel over het recht om te leven uitvoert , heeft blijkbaar volledig begrip voor een doodstraf,conditio sine quod non. Ik vraag mij of hoe een tot leger gevormde eenheid tegen het doden van medemensen aankijkt, blijkbaar zijn dan alle bedenkingen over de doodstraf als sneeuw voor de zon verdwenen.Dat legitimeert dus de doodstraf al, immers,de mores van een leger definieert het toestaan van de volledige uitschakeling van een vijand. Heel begrijpelijk overigens.

  5. kasdorp schreef:

    @ carthago: sine heeft de ablativus en niet de accusativus en bovendien is conditio vrouwelijk. Mores is meervoud van mos en de werkwoordvorm moet daarom definiëren zijn en niet definieert. De vertaling van mores in het Nederlands is ‘ ( eerbiedwaardige) gewoonten die van oudsher bestaan’