Conservatiefdemocratie, een 21ste eeuwse conservatisme
Mijn vorige blog is massaal gelezen en gedeeld. Ik vraag mij al heel de week af: waarom? Ik denk omdat ik een correcte analyse maakte van de kleine ophef rond KVHV (beter dan bepaalde “senior writers”) maar ook omdat ik een fenomeen opmerkte dat anderen hadden gemist. Mijn uitgevonden “conservatiefdemocratie” is alleen niet meer dan een benoeming van het fenomeen, eerder dan uitgedachte ideologie. Deze blog dient als correctie.
Introductie
Even recapituleren. In mijn vorige blog poneerde ik dat er een schisma aan het groeien is tussen “jonge conservatieven” en “oude conservatieven”. Wat jonge conservatieven scheidt van oude conservatieven is dat jonge conservatieven ethisch liberaler zijn en op economische vlakken eerder centrum tot centrumrechts zijn. Dat laatste noemde ik sociaal conservatisme. N-VA is een voorbeeld van een jonge conservatieve partij.
Ik stelde ook dat het conservatisme over de jaren een proces van democratisering heeft doorgemaakt. Ik zie het begrip democratie ruimer dan enkel maar het proces van volksvertegenwoordiging, het principe van de volkssoevereiniteit en de meerderheidsregel. De democratie gaat ook over de omkadering: de rechtsstaat, de welvaartsstaat, de gereguleerde vrijemarkteconomie, milieubescherming door de staat, de lotsgemeenschap met gedeelde taal, waarden & normen en de ontvoogding van de gewone burger.
Wie zich “democraat” noemt, accepteert in het abstracte al deze punten (maar verschilt in de concrete invulling ervan). Elk van de ideologische hoofdstromen (katholicisme/protestantisme, socialisme, liberalisme en conservatisme) botste in het verleden op een bepaald punt met de democratie en hebben hun ideologieën eraan aangepast.
Reactionair of conservatief?
Uit die twee analyses stelde ik dat het een kwestie van tijd was alvorens de jonge conservatieven zich conservatiefdemocraten gaan noemen, net als de christendemocraten, sociaaldemocraten en liberaaldemocraten voor hen. Uit de Twitter-discussie bleek hoe radicaal dit statement was, zelfs onder diegenen die ik beschouw als jonge conservatieven.
Philip Roose stelde dat de “oude conservatieven” simpelweg reactionair zijn en dat de jonge conservatieven de echte conservatieven zijn. Dit voelde voor mij te simplistisch aan. 25 jaar geleden, in de menselijke geschiedenis nog geen oogwenk geleden, was er nog geen gelegaliseerde abortus, euthanasie of homohuwelijk. Diegene die zich nog steeds hiertegen verzetten, kan je bezwaarlijk reactionair noemen, eerder consequent conservatief. Naar alle maatstaven zijn de ethische veranderingen recent van aard en hebben zij hun merites nog niet bewezen. We zitten nog volop in de beginfase en het kan nog alle kanten op. Dat belet niet dat ondertussen euthanasie voor minderjarigen is goedgekeurd (tot internationaal ongeloof) en Open VLD en D66 pleiten voor euthanasie bij “voltooid leven”, wat dat ook mogen zijn. Geen enkele conservatief zou zich laten meesleuren met deze stroom zonder een beetje sceptisch te zijn.
Er is dus een noodzaak voor een ijkpunt. Volgens mij zijn de Republikeinen van de VS nog steeds een echte conservatieve partij. Het gedachtegoed van de oude conservatieven in Vlaanderen is daar volledig mee in overeenstemming. Dit gaat een paar jonge conservatieven teleurstellen, maar stellen dat zij de enige echte conservatieven zijn, vind ik lachwekkend. Nee, daarvoor zijn zij te modern, te seculier.
Met dit ijkpunt in gedachte overloop ik de verschillen tussen oude conservatieven en jonge conservatieven. Ik concludeer uit die verschillen dat de twee groepen van conservatieven van elkaar zullen scheiden.
Status-quo conservatisme en het traditionalisme
Conservatisme wordt sinds de tijd van Edmund Burke gekenmerkt door een traditie-georiënteerd conservatisme. In het kort gezegd veronderstelt het traditionalisme dat tradities de tijd hebben doorgestaan omdat zij door een trial-and-error proces zijn gegaan. De meeste conservatieven kunnen getypeerd worden als “status-quo conservatieven” en staan sceptisch tegenover sociale verandering.
In de sociaalpsychologische literatuur wordt gesteld dat conservatieven een status-quo bias hebben. Sociaalpsychologie is sterk progressief en kan je dit best met een korreltje zout nemen, maar ze hebben een punt hier. Het is wat ik de paradox van het traditionalisme noem en die gaat als volgt:
status-quo conservatieven staan zo weigerachtig tegenover verandering dat ze het stukje trial van het trial-and-error proces niet willen doen. De facto bevriezen ze zich vast in één en dezelfde positie. In een veranderende omgeving staat stilstaan gelijk aan achteruitgaan. Daardoor lopen status-quo conservatieven het risico uit het oog te verliezen waarom ze stilstaan: het behoud van de menselijke samenleving. Het wordt nog pijnlijker als je als oude conservatieve wordt voorbijgestoken door de rest van de samenleving. Het conservatisme is bij uitstek een communitaristische ideologie met sterke wortels in de gemeenschap. Dit creëert een conundrum: hoe kan je als conservatieve ervoor zorgen dat je de integriteit van de samenleving behoudt maar tegelijkertijd ruimte laat voor testen, evaluaties, evolutie en groei?
Het klassiek conservatieve antwoord is drievuldig: versterken van instituties, versterken van middenveldgroepen en versterken van marktprocessen. Er is één enkel probleem: in Vlaanderen zijn deze drie voornamelijk bevolkt door progressieven. Progressieven leven het hier-en-nu en kijken neer op het verleden (“chronologische snobisme“, argumentum ad novitatem) en springen maniakaal op het nieuwste modeverschijnsel. Tien jaar geleden – toen ik nog puber was – was NetLog en MSN Messenger dé manier om elektronisch te communiceren. Vandaag is dat Facebook, Twitter, Instagram en Snapchat maar wie zegt wat het over tien jaar is? Nu lijkt die vraag dom, maar was die tien jaar geleden anders? Niemand dacht dat NetLog en MSN Messenger zo snel gingen verdwijnen.
Je wordt dus als conservatief mee geconfronteerd dat je in een samenleving leeft waar elke dag een achtbaanrit is. Als je niet meegaat met de massa, word je vertrappeld. De dwangmatige noodzaak om altijd up-to-date te zijn, pleegt roofbouw op de psyche van onze samenleving. Er bestaan apps die sociale media apps op slot doen. Minister van Werk Kris Peeters krijgt de vraag om het wettelijk te regelen dat werknemers na de uren niet verplicht zijn na de werkuren nog e-mails te checken. Sommige mensen keren zelfs terug naar de oude telefoon zonder alle app-snufjes.
Ik zie dat mijn generatie een enorme noodzaak heeft voor houvast in het vertrouwde. Het Sportpladijs, de viering van twintig jaar Ketnet in het Sportpaleis, lokte tienduizenden twintigers en begin-dertigers. Idem dito met nineties-en-nillies party’s. Het is alsof de jonge generatie massaal nostalgisch aan het worden is. Eerder onderzoek naar Generatie Z wees uit dat die conservatiever zijn dan hun ouders of de Millenials. Trip down memory lane is leuk maar je bouwt geen levende samenleving op die impulsieve en kortstondige gevoelens.
De paradox waarmee we begonnen is van een conundrum naar een dilemma geëvolueerd: hoe deze conservatieve gevoelens te kanaliseren in iets dat zowel behoudsgezind is als aangepast aan de nieuwe tijd?
Jordan Peterson en de Vader
Ik herhaal: het status-quo conservatisme waarbij het ijkpunt werd vastgelegd op 25, 30 jaar geleden is geen optie. De huidige tactiek van gewoon meegesleurd worden met de stroom en/of krampachtig regressief terug te keren naar de kindertijd en puberteit is dat ook niet. Het antwoord ligt bij klinisch psycholoog Jordan Peterson, “the most influential public intellectual in the Western world right now” volgens New York Times.
Peterson stelt in één van zijn Bijbellessen dat wij respect en dankbaarheid moeten hebben voor onze Vader (de vaderfiguur stelt symbolisch onze cultuur en onze tradities voor). We moeten kritisch staan tegenover onze cultuur, niet om het af te kraken maar om het kaf van het koren te scheiden. Je moet de cultuur niet behandelen alsof het oubollig of autoritair is, en het beste is ervan te distantiëren (wat progressieven doen). Nee, je moet met een open blik ernaar kijken:
“Kijk, dit waren de tradities van vroeger maar ik geef hen het voordeel van de twijfel. Ze zijn geëvolueerd voor een reden en ik moet die reden zien terug te vinden. Indien mijn intellect dit niet vindt, verwerp ik het.”
Peterson stelt in dezelfde les dat in ieder van ons de Vader schuilt (want we zijn allemaal een cultureel construct). Het Westen is een welvarende, vrije cultuur. Onze cultuur beschermt ons tegen de chaos erbuiten. Dit wordt als vanzelfsprekend beschouwd, we tonen geen dankbaarheid en respect. Het verhaal van Noah stelt dat diegene die niet respectvol zijn tegenover de Vader, in slaven veranderen.
Wat betekent dat, een slaaf worden als je je cultuur niet respecteert? In een andere les, legt Jordan Peterson uit dat het Pinokkio-verhaal dit vertelt. Pinokkio is een marionet die zich laat bespelen door nihilisten en totalitairen en wordt daardoor eerst een slaaf en daarna bijna een ezel zonder stem. Wil je die twee zaken niet worden, dan moet je je Vader gaan redden op de bodem van de oceaan in de buik van de walvis. Pinokkio doet dit door het meubilair op te fikken zodat de walvis hen uitspuwde. In het proces, overleed Pinokkio maar de goede fee bracht hem terug tot leven. Elke generatie moet dus diens Vader zoeken, het oude verbranden en de nieuwe Vader uit de assen laten herrijzen. Dit is een echo van het verrijzenisverhaal van Jezus Christus.
Peterson legt in dezelfde les uit dat in de Mesopotamische creatiemythe Enuma Elish de jonge goden hun Vader Apsu doodden en van diens lijk leefden. Dat is wat cultuur is: het is gegeven door de doden en wij profiteren ervan. Dit is eindig en daarom moet elke generatie opnieuw de cultuur terug tot leven te wekken door middel van spraak (constructieve kritiek). Indien dat we dat niet doen, dan valt de constructie dat ons beschermt van chaos (de Moeder Tiamat) weg en betalen we hiervoor de prijs.
Je zou denken: waarom zouden we, net als de status-quo conservatieven, niet simpelweg de Vader behouden? Jordan Peterson in een vraaggesprek met Camille Paglia, stelt dat de Vader en de Moeder allebei een duaal karakter hebben. De Vader is wiens orde je beschermt en je competent maakt maar is ook datgene wiens orde tiranniseert en vervalt door corruptie waardoor de Moeder je kan verslinden. Daarom is het noodzakelijk het kaf van het koren te scheiden en het corrupte deel van de Vader te verbranden. Dat is de tweede belangrijke taak van de Held: diegene die de cultuur verjongt.
Neotraditionalisme als antwoord op corruptie
Deze lijn van denken wordt ook wel neotraditionalisme genoemd: “the deliberate revival and revamping of old cultures, practices, and institutions for use in new political contexts and strategies.”
Het Brittanica-artikel stelt dat:
“As a concept, neotraditionalism breaks with notions of deeply rooted cultural essences or characterizations of static antimodern tradition. An approach focusing on neotraditionalism treats seemingly historical institutions, practices, and values as moldable resources, subject to ongoing social and political contestation. In that sense, one cannot speak of politically unproblematic “traditions” of, for example, democratic participation (e.g., panchayat village councils in India and Pancasila democracy in Indonesia) but rather of specific efforts to identify and promulgate particular and always modified versions of remembered culture and institutions as neotraditions.
Neotraditions serve political goals and are the subject of political contestation over the definitions of historical memory and “authentic” culture. They can be especially useful tools for the consolidation of group identity in circumstances of rapid and confusing social change. Thus, the British historian Eric Hobsbawm described the invention and deployment of neotraditions surrounding the mythic hero Ossian, bagpipes, and kilts in constructing a new Scottish national identity in the 18th century at a time of rapid class transformation, urbanization, and the decline of feudal forms of social solidarity. (…)
Neotraditional analysis does not suggest that the story of Ossian, powerful elder male chieftaincy, or village democracy are fabrications and simple instrumentalist manipulations of an entirely plastic and moldable culture. Rather, it accepts that some forms of those stories, practices, and informal institutions represent ethnographic and historical realities, and it recognizes that there is a political process in which actors filter and select particular elements of remembered culture as the central and salient definitions of “tradition” in any given moment.
In an era of rapid globalization of trade and communication, as well as the standardization of liberal democratic politics and free-market economics, neotraditionalism represents an important mode of localist response or resistance to perceived external domination or cultural homogenization. Thus, xenophobic nationalists and religious fundamentalists redeploy visions, values, practices, and modes of social organization of a purportedly more-authentic uncorrupted past as a means to critique the alienation and “mongrelization” associated with the dominant liberal democratic capitalist order. Likewise, some communitarian activists, proponents of indigenous rights, and environmentalists evoke historical patterns of holism and harmony with nature as neotraditional alternatives to the perceived irresponsibility, materialism, imperialism, and unsustainability of the same liberal democratic capitalist order. Neotraditionalism provides a language and a basis for political mobilization for many forms of critique of modernity.“
Je kan je afvragen: is dat wel een ding in Vlaanderen? Ja! Zoals jonge conservatief Gilles De Moor opmerkte, is er een romantische mythe ontstaan van een homogene Verlichting. De realiteit is dat er meerdere vormen van Verlichting waren (Brits, Amerikaans en Frans-Continentaal), zoals ik in een eerdere blog betoogde. Toch wordt vandaag naar die mythische Verlichting verwezen als oorsprong van onze democratie.
Nochtans is dit historisch dubieus: de democratie is pas gekomen tijdens het modernisme en dat zelfs pas na WOI. Verlichtingsdenkers waren niet zo extreem happig op democratie, tot in de 20ste eeuw was het cijnskiesrecht (of simpelweg enkel maar stemrecht voor de adel) common practice. Het volk was te dom om te kunnen beslissen over zwaarwichtige zaken als het algemeen belang. Het was pas met de opkomst van het socialisme (ja, socialisten waren de eerste populisten!) en de arbeidersbewegingen dat hierin verandering kwam. Je kan zeggen dat de democratie voornamelijk een modernistisch project is, eerder dan afkomstig van de Verlichting.
De mythevorming rond de Verlichting wordt door alle partijen onderschreven, maar N-VA is diegene die het meest hier naar verwijst. In het openingscollege van de UGent sprak Bart De Wever hoe de Verlichtingswaarden als kompas moeten dienen voor de Europese migratie- en integratiepolitiek. De nieuwkomersverklaring, opgesteld door Theo Francken en Etienne Vermeersch, is gestoeld op de Verlichtingswaarden. In een liberaal-democratie, zijn de Verlichtingswaarden de enige houvast om daarrond een gemeenschap te bouwen dat een partijbrede consensus heeft.
Net zoals de kilt van de Schotten, zijn de Verlichtingswaarden een “constructie” om te kunnen omgaan met snelle sociale veranderingen (massa-immigratie, islamisering, terrorisme) en verlies van vorige houvasten (autoriteit en het geloof). Constructie is een sterk woord, ik zou het eerder een vorm van memory bias op grote schaal noemen. Het collectief geheugen is net als een echt geheugen geen accurate weergave van de geschiedenis maar eerder een vaag emotionele kennis van historische gebeurtenissen. Het is vatbaar voor valse herinneringen, recall bias, confirmation bias en illusion-of-truth effect. Zoals Eric Hobsbawn dat deed, zal men over 100 jaar stellen dat de Verlichtingswaarden niet op historische feiten is gebaseerd maar ad-hoc gefabriceerd is door de verwarrende tijden van aliënatie en normvervaging.
Neotradities bevrijden het conservatisme van het eerder statische karakter en de ouderwetse reputatie van tradities. De conservatief kan op basis van maatschappelijke consensus en noodzaak neotradities verdedigen, verwerpen of terug tot leven wekken. Noties als reactionair of revolutionair worden dan relatief. Elke generatie van conservatieven kan het kaf van het koren scheiden en kiezen welke neotradities ze willen doorgeven of niet. Dat maakt conservatisme meer evoluerend met de tijd en de tradities, waarden en normen een dynamisch gegeven, overeenstemmend met de realiteit.
De expliciete bedoeling van neotradities is om bij elke generatie de cultuur te vernieuwen door oude, corrupte en tirannieke tradities te verbranden. Een belangrijke caveat is dat de conservatieve dit niet lukraak doet maar behoedzaam. Het is niet de bedoeling dat neotradities een modeverschijnsel wordt, veranderen om te veranderen. Dat leidt tot relativisme. Neotradities gaan over generaties, niet over steekvlampolitiek.
Aan de andere zijde dient de conservatieve voeling te hebben met wat er leeft in de samenleving en een open blik te hebben voor nieuwe tradities. Jeugdige conservatieven zijn daarvoor uitstekende kandidaten. Ouderen hebben de neiging te verkalken in hun gewoonten en die open blik te verliezen. Van ouderen moet je dus niet verwachten dat zij de heldenrol vervullen waarover Jordan Peterson sprak. Dat betekent niet dat je zomaar richting ouderen moet stampen zoals progressieven dat doen, de ouderen hebben ervaring en kunnen je dingen aanleren. Een kritisch doch luisterend oor is noodzakelijk.
Er zullen conservatieven zijn die niet willen meestappen in dit verhaal, die willen vasthouden aan het klassieke concept van tradities. Het neotraditionalisme is een grote toegeving aan de progressieven: men wijst nieuwe tradities, waarden en normen (bv. acceptatie van homo’s) niet instinctief af maar laat de mogelijkheid open na zorgvuldig toetsing aan het voorzorgsprincipe deze te accepteren en te incorporeren in de cultuur. Voor de traditionalist is elke traditie die verdwijnt een verlies, terwijl voor de neotraditionalist dit de geboorte van een nieuwe traditie kan betekenen. Dat is een verschuiving in Gestalt dat je niet kan minimaliseren.
Een laatste tegenwerping is dat de flexibelere neotradities minder reëel zijn dan echte tradities. Zo werkt de mens niet. Neotradities zijn “sociale feiten” en deze zijn zo waar als 1 + 1 = 2 binnenin de sociale context waar deze neotradities zich plaatsvinden. Niet alles wordt als neotraditie aangenomen, sommigen worden makkelijker gefixeerd dan anderen. Aan de basis liggen complexe sociale interacties en psychologische mechanismen. Het is zeker geen kwestie van machtsrelaties, zoals sommigen marxistische sociaal-constructivisten beweren.
De traditionalistische en de neotraditionalistische visie op cultuur zal waarschijnlijk een wig drijven binnenin het conservatisme. Een afscheiding van de neotraditionelen is onafwendbaar. Dit is een eerste reden voor jonge conservatieven om onder de vlag van conservatiefdemocratie (of een andere naam) te gaan varen.
Religie, natuurwet en Darwin
Meer en meer jonge conservatieven verzetten zich tegen het enten van het conservatisme op religieuze gronden. Zoals ik in mijn eerdere blog stelde, heeft de samenleving een seculariseringsproces doorgelopen. Oude conservatieven daarentegen zijn vaak nog wel katholiek en roepen katholieke argumenten in. KVHV is een goed voorbeeld: “Ook vanuit Katholiek oogpunt is dit fenomeen [geslachtsverandering] niet wenselijk.”
Er treedt dus een communicatieprobleem op. Jonge conservatieven zijn vaak atheïstisch of slechts cultureel christen, en kijken eerder met een wetenschappelijke geest naar fenomenen als transgenderisme en proberen dit te verzoenen met het conservatief kader. Dit brengt problemen met zich mee.
Zoals Jordan Peterson opmerkte is de cultuur die wij normatief achten gebaseerd op het abstracte idee van een God waarvan elk individu geacht te worden een deel van het goddelijke in zich te dragen. De simplistische visie van de New Atheists is dat alle religies een stomme collectie van bijgeloof en breinparasieten is en dat we religie kunnen vervangen door een zelf-uitgevonden, rationele levensbeschouwing. Als we zoals de New Atheists simpelweg onszelf doen geloven dat we de religieuze tak waarop we zitten kunnen afzagen en verwachten dat onze cultuur in de lucht gaat blijven zweven, dreigen we een zeer harde landing te maken, tot in de metaforische hel. We zullen hoe dan ook ons religieus verleden moeten verzoenen met onze wetenschappelijke kennis.
Daarop voortbouwend geloven conservatieven in een natuurlijke orde of natuurwet. Zoals Russel Kirk het stelde: “First, the conservative believes that there exists an enduring moral order. That order is made for man, and man is made for it: human nature is a constant, and moral truths are permanent.” Het veronderstelt dat de moraal en het recht is onderworpen aan regels die onafhankelijk van de overheid en universeel geldend zijn. Die regels vloeien voort uit de menselijke natuur, uit de natuurlijke aard der dingen, met de christelijke notie dat God de mens heeft geschapen met een welbepaald doel, en dat we enkel maar dat doel moeten achterhalen om te weten wat goed is. Een van de kernbevindingen is dat de mens een rede heeft die het kan gebruiken om te weten wat goed is, dat de mens gelijk is geschapen en dat “life, liberty and property” (Locke) of “life, liberty and the pursuit of happiness” (Jefferson) de fundamenten zijn van een goede samenleving. Laten we dit het theologisch natuurwettelijk denken noemen.
Dat werkte perfect, tot Darwin kwam en het hele creationistische verhaal ontkrachtte. Natuurlijke selectie stelt dat er geen groot plan is, geen doel, nada. Hoe kunnen conservatieven zaken als ongelijkheid, hiërarchie en telos nog verantwoorden? Andersom, onze mensenrechten zijn gebaseerd op natuurrechtelijke noties. Zonder die natuurwettelijke notie zijn het niet meer dan menselijke producten die zoals alle andere rechten veranderlijk zijn en bestaan bij gratie van een welwillende overheid (heden in vele landen een probleem). Liberalen nemen dit probleem maar weinig serieus.
Naturalisme vs. moralisme
In het verleden werd misbruik gemaakt van (foute) kennis van het darwinisme om vreselijk beleid te legitimeren. Wie vandaag de natuur inroept om onze moraal en ons rechtssysteem op te baseren, krijgt het verwijt aan een naturalistische dwaling te maken. Het is bon ton te zeggen dat ethiek onafhankelijk is van de natuur.
Volgens deze zienswijze is er de wetenschap, dat zakelijk en beschrijvend is, en religie/filosofie, dat betrokken en waardeoordelend is. Men gelooft zelfs dat ethiek onze menselijke natuur dient te overstijgen. Wij als rationele mensen kunnen onze profane gevoelens van machtshonger, lust, barbarij en tribalisme transcenderen. Volgens hen zijn er reële objecten, gebrekkig en vergankelijk (een schilderij, een tafel) en ideale objecten, perfect en eeuwigdurend (het Mooie, het Goede als dusdanig). het eerste kan slechts het tweede imiteren (een schilderij is mooi, een tafel is goed). Dit Platonisch ideaal van het Goede stelt dat we het Goede kunnen weten door filosofisch te redeneren. De ideale staat imiteert het Goede en wordt geregeerd door de filosoof-koning.
Veel zullen hiermee eens zijn (en u, beste lezer, waarschijnlijk ook) maar weinig begrijpen de implicaties. Men ontkoppelt ethiek van de realiteit, zodat ethiek een puur rationeel construct is dat zweeft in het luchtledige. Platonisch denken is in essentie utopisch: het heeft een ideaal in vooruitzicht en streeft ernaar in realiteit deze te benaderen. Het raakt daardoor verstrikt in de eigen filosofieën. Platonische transcendantalisme, rationalisme, utopisme: het is allemaal dezelfde denkstroom. De uitkomst is dezelfde: totalitarisme.
Idem dito met recht. Er is het idee dat rechtspraak totaal ontkoppelt is van rechtvaardigheid. Dit heeft ertoe geleid dat rechtspraak een procedurele kwestie is: hoe wordt het bewijs verzamelt en is het bewijs overtuigend. Gehaaide advocaten zoals Sven Mary gebruiken procedurefouten (die onvermijdelijk zijn in een complex rechtssysteem als de onze) om hun cliënten vrij te krijgen. Als rechtvaardigheid niet meer is dan het volgen van de procedures, dan vergeet het het allerbelangrijkste: het menselijke. Rechtvaardigheid gaat om proportionele reciprociteit. Je doet iets fout en je wordt gestraft dat proportioneel is met de fout. De straf dient zowel als een verlossing voor de slachtoffer(s) en als boetedoening voor de dader. Zonder die toetsing met de realiteit van het menselijk zijn is ethiek en recht niet meer dan totalitarisme. Dan wordt rechtspraak totalitair.
Dat is waarom Aristoteles, Plato’s leerling, het Platonisch ideaal verwierp als het hebben van geen empirische basis. Nee, ethiek is gegrond in de menselijke sentimenten (i.e. moraal is een zintuig, een intuïtie van de mens, we voelen wat goed is), in het innerlijke van de mens. We dienen dit slechts experimenteel te onderzoeken en de bevindingen toepassen. Ethiek wordt dan een kwestie van gedrag en attitude, een zeer praktische filosofie. Het was lang gedacht dat een ethisch persoon diegene was die bepaalde deugden had gecultiveerd. Plato heeft de vier kardinale deugden vermeldt maar Aristoteles werkte het echt uit tot een ethisch systeem. De rationalisten van de Verlichting keerden eerder terug naar het Platonisch idee dat ethiek een filosofische kwestie is van weten en minder doen. De gevolgenethiek van Jeremy Bentham en de plichtenethiek van Kant en andere rationele ethische theorieën vloeien hieruit voort.
De moderne wetenschap heeft bijna 160 jaar na de publicatie van Darwin’s magnum opus Aristoteles gelijk gegeven. Steven Pinker in The Blank Slate stelde vast dat het tragisch mensbeeld van het conservatisme meer overeenstemming heeft met de realiteit dan het utopisch mensbeeld van het progressivisme. Jonathan Haidt stelde in The Righteous Mind dat sentimentalisten als Hume bij het rechte eind hadden over de menselijke moraal. Beide maakten deze claims op basis van de evolutie van de menselijke natuur.
De echte reden waarom het sentimentalisme verkeerd is, ligt niet in het moreel naturalisme, maar de moralistische dwaling. Wat wij empirisch aannemen voor waar of vals is gebaseerd op ideeën die wij hebben van wat waar is of vals. Ik draai dus de redenering om: de naturalistische dwaling is gevaarlijk omdat we nooit objectief de natuur kunnen beschrijven want de beschrijving ervan is normatief geladen. De wetenschap dient slechts als middel om de eigen vooroordelen te bevestigen. Een racistische nazi gebruikte wetenschap om zijn racisme te bevestigen, niet om de werkelijkheid accuraat te beschrijven. Conservatieven weten dat het individueel denken feilbaar is en de individuele mens corrupt is, we kunnen dus niet blind de Aristoteliaanse sentimentalisten en empiricisten nalopen omdat het wetenschappelijk proces niet feilbaar is. Thomas Kuhn wist dat wetenschappelijke paradigma’s veranderlijk zijn.
Bovendien kan het sentimentalisme ontsporen in een vorm van passionele slavernij. Als sensatie het enige criterium is om te bepalen wat goed is (sensualisme), waarom zou je niet laten leiden door materieel, seksueel of andere vormen van genot? Onze samenleving is al gedreven door geluk. De afwezigheid van geluk wordt problematisch, ziekelijk beschouwd. Het consumentisme wordt gedreven door genotsvervulling maar maakt ons niet gelukkig, in tegendeel.
We zitten dus in een patstelling: beide zienswijzen leiden onherroepelijk naar het pad van het zelfvernietiging. Is er een uitweg?
Avengers en het abstracte ideaal
Jordan Peterson gelooft van wel. Het vergt alleen een atypische blik naar religie. Jordan Peterson gelooft dat wij de Bijbel niet letterlijk mogen interpreteren als waargebeurd, maar eerder dienen te bekijken als metaforische verhalen die de lezer iets existentieel willen duidelijk maken. De Bijbel draagt verscheidene levenslessen met zich mee (een aantal bespreekt hij in zijn nieuwe boek). Jordan Peterson heeft voorgenomen in zijn Bijbellessen de Bijbelverhalen op een psychologische manier uitleggen zodat zelfs atheïsten er de merites ervan kunnen inzien.
Peterson stelt dat God slechts het idee is van het abstracte ideaal (voor meer informatie verwijs ik naar een eerder gemaakte blog). Dit abstract ideaal vertelt hoe je dient te leven op een symbolische wijze. Wat betekent dat? In de podcast van Joe Rogan heeft Jordan Peterson dit uitgelegd met een recent voorbeeld: superheldenfilms. Superheldenfilms zijn enorm populair onder mannen. Neem de Avengers, het is een absolute kaskraker. Waarom?
De Avengers is een team van superhelden. De superhelden zijn eigenlijk psychologisch gezien (half)goden. Elke held heeft zijn goede en slechte kwaliteiten. Iron Man is een genie die niets anders wilt dan door technologie de mensheid te verbeteren. Maar hij raakt vaak verblind door zijn eigen ambitie en creëert een monster dat bijna de wereld vernietigde (Avengers: Age of Ultron). Captain America is een rechtschapen man met een sterk gevoel van rechtvaardigheid. Maar zijn morele superioriteit verblindt hem en maakt dat hij zich niet wil schikken naar een hogere autoriteit. Daardoor verdeelde hij de Avengers (Captain America: Civil War).
Je kan dus één god als voorbeeld stellen maar omdat elke god op zijn manier corrupt is, is dit geen oplossing. Wat we dus zoeken is een abstracte held die een combinatie is van alle superhelden. Die held is voor de Mesopotamiërs Mardoek, voor de Egyptenaren Horus en voor de christenen Jezus. Alle drie zijn dat omdat zij een zeer helder zicht hebben op de wereld en hun ideeën kunnen uitdrukken in waarheidsgetrouwe spraak.
Je moet je laten leiden door deze helden. Ik bedoel niet letterlijk dat zij als een filosoof-koning het volk moeten leiden. De abstracte held is gedissocieerd van een concrete held. Dit is ten eerste omdat individuen met veel macht corrupt geraken. Jezus wou niet de leider zijn maar een leidersfiguur. Ten tweede, wanneer leiders sterven, dan sterft alles wat ze hebben opgebouwd met hen. Wanneer leidersfiguren sterven, blijven hun idealen voortbestaan.
Mardoek, Horus en Jezus zijn allen profetische figuren. De lijn die door het Oude Testament gaat is dat de staat van Israël opklimt naar een machtspositie en corrupt wordt. Elke keer is er een profeet die zegt: je bent vergeten dat je je moet laten leiden door God (of het bovengeschikte principe, als je dat comfortabeler vindt). Ze negeren het en de staat stort ineen in chaos, tot het moeizaam zichzelf opbouwt, omhoog klimt en alles van vooraf aan begint. Is de oplossing de ideale staat, zoals het jodendom (en Plato) gelooft?
Nee, been there done that. Het Nieuwe Testament breekt met het Oude Testament en stelt dat het profetische individu de mogelijkheid heeft om de corrupte staat te herstellen. Daarmee komen we terug op het idee van de Zoon die de Vader vernieuwt. Daarom dat het christendom een in essentie “individualistische” godsdienst is (individualisme in de libertaire zin heeft een betekenis waar Jezus absoluut niet eens mee zou zijn). Kortom, het profetische individu is diegene die zich laat leiden door het bovengeschikte principe.
Het bovengeschikte principe
Wat betekent dit concreet, je laten leiden door het bovengeschikte principe?
Volgens Jordan Peterson is dit het richten naar hoogst mogelijke goede dat men kan bedenken (en dan verandert dit in een oordelende God) en als men zich op dezelfde lijn heeft geplaatst met dit goede, spreek vervolgens de waarheid. Wat hieruit ook voortvloeit is de best mogelijke uitkomst, ook al lijkt het dat niet op dat moment. Dit is een daad van geloof, een sprong in het ongewisse (daarom dat geloof één van de theologische deugden is).
Jordan Peterson is een existentialist; hij ziet ethiek als gefundeerd in existentie, het bestaan, het Zijn, Dasein. Terwijl Plato als transcendentalist kijkt naar het hogere en Aristoteles als sentimentalist kijkt naar het lagere, kijkt Jordan Peterson als existentialist naar het vroegere en het toekomstige. Volgens hem is het bestaan onbetwistbaar, en is het bestaan de toetssteen van de ethiek. Het bestaan is het verleden, geaccumuleerd door Darwinistische selectie en belichaamd in de structuren van ons brein, het bestaan is het heden, gekarakteriseerd door lijden door tragedie en kwaadaardigheid, en het bestaan is de toekomst, merkbaar als immateriële potentie en uitgedrukt in telos, in doelmatig handelen. Het bestaan is een continuüm, onze voorouders hebben met dezelfde vragen geworsteld als wijzelf en we kunnen van hen leren door hun verhalen te lezen.
Jordan Peterson combineert hierdoor het beste van beide werelden: zijn existentialisme is gegrond in iets reëel (het bestaan), we kunnen betekenisvol bestaan voelen (het gevoel dat we in harmonie zijn met de wereld) en het bestaan heeft ons gevormd over miljoenen jaren (natuurlijke selectie). Tegelijkertijd overstijgt het bestaan onszelf (het bestaan is ouder dan onszelf), we kunnen het conceptualiseren (als iets goddelijks) en we kunnen het vooropstellen als een ideaal toekomstbeeld (teleologie). Het bestaan volgt ook welbepaalde regels die we kunnen afleiden door gebruik te maken van onze rede, maar ook door de grote fictiewerken te doorgronden. Peterson is geen “sciënticist”, hij gelooft niet dat wetenschap alleen dit bestaan kan bestuderen. Dat is in lijn met het conservatief denken dat tradities, normen en waarden geaccumuleerde wijsheid bevatten.
Het is nog steeds iets vaag, want hoe begin je daaraan, een ideaal bedenken waarna men zich richt? Jordan Peterson is een pragmatist, d.w.z. dat hij een praktijkgericht persoon is die zijn handelingen beoordeelt op basis van het functioneren ervan. Deze functie is breder dan het hier en nu: het gaat om het functioneren van het individu, het gezin, de gemeenschap en de mensheid in het hier en nu, het volgend uur, de volgende dag, de volgende week en de jaren erna. Als al die niveaus van analyses in harmonie zijn, dan ervaar je een quasireligieuze ervaring en dit is een biologisch signaal dat je iets betekenisvol doet. Hij stelt dat wij evolutionair geprogrammeerd dit te voelen (maar hij is nog niet zeker waarom). Hij gelooft dat het proces van natuurlijke selectie functie boven realiteit stelt, dat functionele feiten meer reëel zijn dan fysische feiten en dat fictie soms meer waarheid bevat dan realiteit (een zeer controversieel standpunt).
Dit is in tegenstelling tot het utilitarisme van de New Atheists dat neigt naar hedonisme (geluksmaximalisatie). Als Jordan Peterson een soort utilitarist is, dan is het voornamelijk een negatieve utilitarist. Hij gelooft dat een betekenisvol leven leiden gelijkstaat aan het verminderen van het lijden in deze wereld door tragedie en kwaadaardigheid. Deze diep pessimistische visie eindigt met een optimistische noot: er zijn manieren om deze pijn te overstijgen en dat is net het streven naar het hoogst mogelijke goede in het begin van deze sectie.
Hij beslecht hierdoor een discussie tussen Aristoteles en Plato enerzijds, en darwinistische atheïsten en christenen anderzijds. Ik denk dat hij onvoldoende beseft van de reikwijdte van zijn denken in de filosofie (natuurlijk omdat hij in de eerste plaats psycholoog is).
Jonge conservatieven en existentieelwettelijk denken
Ik ga al het voorgaande even samenvatten. Je hebt aan de ene zijde het natuurwettelijk denken, dat schatplichtig is aan Aristoteles, sentimentalisten als David Hume en Thomas Aquinas, en het innerlijke benadrukt. Aan de andere zijde heb je het “rationeelwettelijk” denken, dat schatplichtig is aan Plato en Verlichtingsdenkers, en het transcendentale benadrukt. Beide zijn verticale wijzen van denken. Als derde mogelijkheid is er horizontaal, het Petersoniaans existentialisme, dat het verleden en de toekomst benadrukt. Ik ga dat het extistentieelwettelijk denken noemen.
Ik ga het rationeelwettelijk denken laten voor wat het is en voortgaan met het natuurwettelijk en het existentieelwettelijk denken. Dat eerste is de zienswijze van de oude conservatieven en het laatste is eerder de zienswijze van de jonge conservatieven (niet bewust maar ze handelen wel zo). Jonge conservatieven proberen het verleden, het heden en de toekomst meer te integreren in iets werkbaars. Zij willen niet “reactionair” vastklampen aan het rigide theologische natuurwettelijk denken. Tegelijkertijd willen zij met beide voeten op de grond blijven staan en niet laten meevoeren met het nieuwe idee van de dag van de rationeelwettelijke denkers.
Het existentieelwettelijk denken vertoont een brugfunctie tussen de christelijke natuurwettelijke denkers en atheïstische rationeelwettelijke denkers. Je vindt bij jonge conservatieven zowel christenen als atheïsten terug. Zij zijn niet streng in de leer; je zal geen creationisten en puriteinen noch antitheïsten (excuseer, “New Atheists”) en militante vrijzinnigen bij jonge conservatieven terugvinden. Cultuurchristenen, zeer zeker, maar geen kerkgangers. Bij beide religieuze groepen worden ze niet als vol beschouwd, levensbeschouwelijk verkeren zij zich in een niemandsland.
Jonge conservatieven hebben het geluk dat de strenggelovige katholiek een uitstervende soort is, zodat langs één flank de druk vermindert. Tegelijkertijd bekoort de andere, radicale zijde, onder impuls van radicale moslims. Rechts Vlaanderen wilt zich daar zo ver mogelijk van distantiëren, ten koste van het existentieelwettelijk denken. Ik merk zelf dat sommige rechtsen net als de rationeelwettelijken ook beginnen geloven dat vrouwen naakt over het straat mogen paraderen zonder dat één man hen met één vinger mag aanraken. De balans is ver zoek. Negatieve identificatie is nooit een goed idee.
Conclusie
Ik ben een analist. Ik zie bepaalde trends opduiken en probeer er een naam op te plakken en te linken met bredere politiek-filosofische ideeën. Ik zeg niet dat jonge conservatieven zich conservatiefdemocraat moeten noemen, of dat ze neotraditionalisten of existentieelwettelijke denkers moeten worden.
Ik stel enkel vast dat jonge conservatieven een andere kijk hebben op tradities en moraliteit dan de vorige generatie conservatieven. Progressiever en liberaler, zeer zeker, maar niet utopisch of met de vaart der volkeren.
Ik reik enkel de filosofische instrumenten aan voor jonge conservatieven om hun conservatieve inslag te verzoenen met de veranderende tijden. Dat is geen gemakkelijke opgave voor één persoon en ik sta zeer zeker open voor kritiek.
Jonge conservatieven zitten nu in een fase waarin ze een plaatsje in deze wereld zoeken. Ambigue termen als het conservatisme, waar iedereen van KVHV tot N-VA eronder valt en iedereen naar hartenlust op eigen maat definieert, brengen weinig duidelijkheid. Naming-and-framing is dan belangrijk. Volgens mij is de introductie van de conservatiefdemocratie dat. Het neotraditionalisme en het existentieelwettelijk denken zijn volgens mij twee ideeën die een goede basis vormen voor de conservatiefdemocratie. Enkel de tijd zal leren of het gaat aanslaan of niet.
Dit essay verscheen eerder op het Blog van De Mondige, en is zowel een uitbreiding als een verduidelijk van Transgenders en de opgang van de conservatiefdemocratie
Maar: Waar blijft uw artikelen-reeks over: de PROGRESSIEFDIKTATUUR ?
Een groot gemis.
Beste Cool Pete,
Zoals ik al eerder tegen u hebt gezegd, doe ik niet aan blogs-on-demand. Gelieve een reactie te plaatsen die on-topic is.
Jonathan I. Israel maakt een productief verschil tussen de zogenaamde Radicale Verlichting en de Gematigde Verlichting, zie zijn boek “Radicale Verlichting, Hoe Radicale Nederlandse Denkers Het Gezicht Van Onze Cultuur Voorgoed Veranderden” uit 2005.
Benedict de Spinoza, Pierre Bayle, Dennis Diderot en Paul-Henri Thiry baron d’Holbach staan model voor de Radicale Verlichting, terwijl Rousseau, Kant en Voltaire typische gematigde verlichters waren.
De Radicale Verlichters waren de grondleggers van de moderniteit en veel grotere voorstanders van democratie, persvrijheid, gelijke rechten voor vrouw en man etc. dan de (ge)matig(d)e verlichters.
Het mooie van Spinoza is dat zijn moraalfilosofie perfect aansluit bij Darwins evolutietheorie. Hier treft u een prima samenvatting aan: http://www.iep.utm.edu/spin-mor/
@ David Bakker
Ik heb al eerder geschreven over de radicale vs. gematigde Verlichting hier: https://demondigestudent.blogspot.com/2017/07/edmund-burke-forgotten-enlightenment.html.
Bedankt voor de informatie over Spinoza, zeer interessant!
@ Voight-Kampff
Wie met een goede wil leest, ziet duidelijk dat de “ik” niet wordt gebruikt om zekerheden te poneren, maar juist onzekerheden. Ik sta open voor kritiek, als die welgemeend, inhoudelijk en constructief is. Hier wringt het schoentje: ik zie enkel maar kwade wil.
Ik weet niet wat u en Cool Pete tegen mij persoonlijk hebben, en waarom u zo’n hautaine en denigrerende toon aanmatigt. Ik kan enkel maar vragen om ermee te stoppen.
@ Voight-Kampff @Cool Pete
Heren, tot mijn spijt merk ik dat het hoffelijker zou kunnen. Heel wat hoffelijker, eigenlijk. Reageren is een recht, niet verplicht. De manier waarop hier op de man werd gespeeld is in ieder geval onacceptabel.
Claude de Wit