Automatische Orgaandonatie
Automatische orgaandonatie is bedoeld om levens te redden. In de afweging tussen leven en gevoeligheid is de keus op het pragmatische “leven” gevallen.
Automatische orgaandonatie was een geweldig referendum punt geweest. Dit had het kenbaar gemaakt aan de algehele bevolking, en had een directe afspiegeling gegeven op het soort maatschappij waarin we willen leven.
De bezwaren tegen referenda is overigens nooit meer dan Plato’s kritiek op democratie[1]. Zijn medische experts de navigators die overboord gegooid worden, omdat de bemanning in onze galei de situatie niet snapt? Dit zou een erg slordige aanname zijn. De logische vorm van de expertise van de navigator in deze kwestie ligt namelijk niet in diepe medische kennis. Mensen wéten dat orgaandonatie een leven kan verlengen en verbeteren. De vraag is voor iedere burger zélf of dit hun ongemak of bezwaar over orgaandonatie overwint. Deze keus houdt men ook, maar ik zie weinig navigatie.
Het argument pro orgaandonatie is zo overweldigend makkelijker aan te duiden dan de bezwaren, met voordelen die letterlijk van levensbelang zijn, dat ook de beslissing om over te gaan naar automatische orgaandonatie, tenzij anders aangegeven, vanzelfsprekend lijkt (hoewel niet zonder potentiële problemen). Dit is het oppervlak, dit is wat we zien. Waarom zelfs maar opperen dat een referendum op zijn plaats was geweest?
Toen ik zestien of zeventien jaar oud was had ik aangegeven alle organen, met afzondering van mijn huid, te willen doneren nadat ik er klaar mee was (tijdelijk stop gezet uit protest). Ik ben ten slotte materie. Tijd waarin mijn materie niet langer mijn bewustzijn en leven creëert, is tijd waarin “ik” niet aanwezig ben. Maar dit besef materie te zíjn betekent dat het mij zeer zwaar weegt dat ik tijdens een begrafenis naar een stropop zal kijken. Het steekt om die dode materie geen laatste vaarwel te kunnen geven. Die dode materie maakte ooit dat persoon dat veel voor me betekende, maakte iedere gedeelde gedachte en moment, die innerlijke wereld die met mij gedeeld werd via spraak en uitdrukking. Dat die materie nu een leven in bestaan houdt betekent dat het “goeds” van de orgaandonatie, zelfs in de subjectieve zin van beleving, veel meer gewicht draagt dan mijn rouwproces. Het is een simpele redenatie, maar ik moet hem desondanks bewust maken om er vrede mee te hebben.
Het is niet de verwachting dat iedereen dit besef meedraagt dat vals is. De gedachtegang is simpel genoeg om door vrijwel iedereen begrepen te worden. De valsheid zit in de makkelijke aanname. “Ik ben er niet meer, dus zie maar of je er wat mee kan” kan een nuchtere opsomming van materialisme zijn, maar ook nihilisme of probleem-ontkenning. Men stapt naar de conclusie via niet-denken.
In Shelley´s Frankenstein, kan de titulaire wetenschapper (natuurlijke filosoof) de aanblik van dode materie gemaakt tot levensvorm niet verdragen. Dit levende besef dat leven niets meer is dan stof berooft de wetenschapper van al zijn hoop en al wat hij lief heeft. Frankenstein kan geen enkele uitvlucht vinden, en iedere poging tot een Kierkegaardse ontkennings-sprong, weg van de absolute waarheid, blijkt vruchteloos. Maar die absolute waarheid hoeft niet nihilistisch te zijn.
“We zijn niets meer dan een stel atomen”, zoals geleerde tiener-nihilisten ons graag vertellen, is een valse reductie. Het gaat voorbij gaat aan de complexiteit in de interactie van onze atomen die ons vormt. Mogelijk is het een nalatenschap van religie, het verzinnen van betekenis en in een behapklare maaltijd voorschotelen, waardoor de realiteit zo verstoken van zin lijkt. De realiteit; de objectieve wereld, maakt ons. Kan onze geest hier geen aanvulling aan geven? Is het misschien de moederrol in onze tot stand koming waardoor men verwacht dat het koude universum hem ook zin geeft? “Zo niet, dan zal er nooit zin zijn ook!” is nogal kinderachtig, nietwaar?
“Vrije wil” fouten worden op zelfde wijze gemaakt. Of het nu Schopenhauer’s Wille is, of Harris’ neurowetenschappelijke beschrijving dat dezelfde oorzaak-en-gevolg redenatie volgt, beiden zien de uitwerking van de “Wille”, de uitwerking van materie, als wat ons gedrag, onze gedachten en onze drijfveren vormt. Conclusie: dit sluit “vrije wil” buiten. Maar wat volgens deze denkwijze de vrije wil buiten sluit is wat wij zíjn. Nietzsche’s Wille zur Macht gaat voorbij kippen en eieren, door het ontstaan van de geest als werkende kracht te beschouwen. Er wordt verwacht van de lezer dit zelf te beseffen wanneer Nietzsche oppert dat de uitwerking van kracht bepaalt welke gedachten “winnen” en zich daardoor kenbaar maken (dat er een chemische oorsprong moet zijn leek hij al vanzelfsprekend te vinden). Deze Newtoniaanse uitwerking van krachtenbeschouwing, van materie-naar-bewustzijn, lijkt gereflecteerd en verbeterd (op het punt van de uitwerking van het brein) in Dennett’s Brainwars, dat het conflict principe zelfs als computationele uitwerking omschrijft. In andere woorden, het voor Schopenhauer en Harris ogenschijnlijke afnemen van onze “vrije” wil, gebeurt volgens de wil van ons ware bestaan: onze materie. Noem het daarom geen vrije wil, noem het eígen wil. En is er geen verschil tussen een geest die reageert en een bewustzijn dat reflecteert? De vorm van de wil van de reageerder is als een reflex. De reflecteerder neemt ook de reflex in beschouwing. Reflectie creëert een spectrum van wil-functies, bewustheid, die de reflex voorbij is. In reflectie ligt de waarde van een geest.
Waarom deze omweg? Omdat het aantoont dat materialisme niet eindigt met “ik ben biochemie”. Omdat het aantoont hoe zelfs intelligente mensen, via ogenschijnlijk foutloze redenaties, een subjectieve beschouwing voor objectief feit kunnen misverstaan. Het toont aan hoe denken binnen een bestaande gedachte of systeem een vals gevoel van objectiviteit kan scheppen. Ik beschouw de redenatie van Harris op vrije wil als foutloos, maar zie de conclusie als een gebrek een Copernicaanse revolutie. Daarentegen is de “conclusie” van automatisch orgaandonorschap gelijk aan mijn eigen voorkeur, maar zie ik het gebrek aan reflectie als symptoom van een luie maatschappij die lukraak op vooruitgang hoopt. Een maatschappij zonder reflectie weet niet eens wat zij wil.
Frankenstein plaatst het wezen van materialisme-en-niets-meer als paria in de vroeg 19e-eeuwse maatschappij. De onontkoombare Brave New World-vergelijking zal worden gemaakt over de keerzijde hiervan in onze pseudo-objectieve cultuur. Maar het is niet de irrationele gevoeligheid van de wilde die op het spel staat. Als wij bij iets met zoveel betekenis, zo weinig denken, reflecteren, en ons zelfs niet eens bewust zijn van het belang, dan is het juist een verlies voor onze rationaliteit. Rationeel via vergelijking met de wilde? Ik zou mijn eigen bestaan onwaardig zijn.
- D66 is geen partij van filosoof-koningen. Gezien de rol die de partij speelde in de media-hemlock tegen Fortuyn, is de galei-analogie invers op wat de partij bewerkstelligt.
Het duivelse voorstel van D66, keurig verpakt in moeilijk te ontkennen – want wil jij dan geen levens redden? – levensreddende verhalen met bijbehorende tranen, is gebaseerd op de voorziene slordigheid van de mens:
– je wil wel registreren dat je niet wilt doneren, maar dat ben je even vergeten, uitgesteld, het is zo’n ingewikkelde procedure als je nog geen code hebt
– je bent je überhaupt net bewust dat je het moet doen, je hebt wel wat anders te doen dan de politiek te volgen, televisie te kijken
– je intelligentie niveau staat niet oe dat je überhaupt begrijpt waar dit of gaat en hoe dit moet
Op deze menselijke tekortkomingen steunt de wet en een overheid die dat bewust – en zonder maatschappelijk debat doet – is ziek en verwerpelijk. Politici die dit soort praktijken steunen dienen vervolgt te worden wegens machtsmisbruik.
Het gaat natuurlijk ook tot onnoemelijk veel ellende en harteloosheid leiden.
Wat als de overheid een fout maakt, wel organen oogsten maar overledene had bezwaar . De geldgemotiveerdheid van doktoren die organen oogsten mag niet worden onderschat. Het gaat dus ook bewust wel fout, daar kan je je vingers op natellen.
Nabestaanden worden opeens geconfronteerd met een procedure van orgaandonaties op het lichaam van hun dierbare, en ze wisten dat overleden tegen orgaandonatie was. Dat is heel schrijnend in dat geval. Of men is gewoon overvallen dat het lichaam wordt verminkt van een dierbare, zonde dat de overledenen positief heeft aangegeven dat te willen.
Een fatsoenlijke overheid staat daarom niet toe dat dergelijke ingrepen buiten de uitdrukkelijke wil van haar burgers kan geschieden. Daar is niets mis mee.
Het argument dat men dan te weinig organen heeft geeft dan ook alleen maar aan dat orgaandonatie misschien ook niet zo wordt gesteund door de bevolking als de tranenlatende politici zichzelf wijsmaken.
Weer een geval waarin onze politici laten zien hoe ziek ze zijn.