DE WERELD NU

Alexandra’s Reis – 5

Alexandra's Reis

In het vierde hoofdstuk van Terveels roman Alexandra’s Reis wordt Alexandra, uit de titel, opgevoerd. Een winterse dag, al wat langer geleden: februari 2012. Op station Utrecht maakt ze een enigszins traumatiserende gebeurtenis mee.

Nebukadnezar en een Nederlandse comapatiënt

Toen Alexandra Meniem in de zomer van 2014 deelnam aan Hannah’s schrijfcursus in Flevoland was ze al zes jaar in Nederland. Al die tijd woonde ze met haar vader in een bijzondere woning aan de Hooigracht in Den Haag. Naar Nederlandse maatstaven was het huis niet uitzonderlijk groot, maar de woonkamer op de eerste etage had iets heel eigens met dat Franse balkon boven de voordeur, de grote dakkapel aan een andere zijde en het dakterras daar weer tegenover. Op de begane grond had ze naast haar slaapkamer haar eigen sanitaire ruimte met bad. Lange Nederlanders zouden het misschien een zitbad noemen, maar voor de kleine Egyptische was het een ligbad. Het huis lag op loopafstand van het Centraal Station. Ze noemde dat weleens een pluspunt, maar zelf had ze die 1200 meter in de voorgaande vier jaren nog maar zelden gelopen.
Op deze koude, zonnige en noodlottige dag in februari reisde ze met het openbaar vervoer. Het was de eerste keer dat ze bij haar studievriendin Sophie thuis had afgesproken, maar deze zondag zouden ze niet meer toekomen aan hun gezamenlijke werkstuk.
Vanwege de plotselinge sneeuw was de grote drukte in de trein niet verrassend, maar dat ze zich er niet over verbaasde had andere redenen. Omdat ze nog maar net op tijd was, kwam ze op het kopstation sowieso in de laatste en drukste wagon terecht. Ze was zich, bovenal, nauwelijks bewust van wat er om haar heen gebeurde.
Op de Laan van Roos en Doorn ging ze al twee keer bijna onderuit en bij het oversteken van de Nieuwe Uitleg werd ze op een haar na geraakt door een Volkswagen Transporter. De chauffeur van het busje had zijn snelheid aangepast aan de weersomstandigheden, maar zijn voertuig kwam toch pas tot stilstand op een afstand van hooguit vier decimeter van Alexandra. Ze had de warmte van de motorkap gevoeld toen ze in een zinloze reflex een afwerende beweging maakte met haar arm. Het was haar schuld. Ze was plotseling de rijweg opgestapt nadat ze geruime tijd in de buurt van de stoeprand had gestaan en de indruk had gewekt dat ze niet door zou lopen. Als hij haar niet gelijk de huid vol gescholden had, zou ze de chauffeur van het busje misschien wel bedankt hebben voor zijn alerte reactie.
Hoewel het regelmatig gebeurde dat ze al in bed lag wanneer haar vader thuiskwam, had ze deze nacht wakker gelegen tot ze hem eindelijk, om een uur of drie, de voordeur hoorde openen. Vlak naast haar slaapkamer.
Toen de moslimbroederschap en de salafisten gezegevierd hadden bij de verkiezingen in hun geboorteland, had Omar Meniem zijn angst duidelijk laten blijken. Hij maakte zich geen illusies over de soort politiek die die partijen nastreefden. De ontwikkelingen zouden hem ook persoonlijk raken.
Destijds was hij tegenover Alexandra, zijn enige kind, tamelijk open geweest over die angst. Deze ochtend had hij haar verteld dat hij er nu zeker van was dat hij zijn positie bij de ambassade zou verliezen. Daarbij had hij echter vrijwel geen emotie getoond en Alexandra begreep onbewust wat dat betekende. Vanaf haar vroegste jeugd had ze een goede band gehad met haar vader. Na het langdurige ziekbed en de dood van haar moeder, toen ze nog in Cairo woonden, was die band nog hechter geworden. En nu, daarvan was ze zo goed als zeker, verzweeg hij dus belangrijke zaken voor haar. Vreesde hij voor zijn leven?

Alexandra had zich warm aangekleed, panty onder een spijkerbroek, synthetische bontjas met bijpassende muts, maar ze had de verkeerde schoenen gekozen. Langzaam drong tot haar door dat haar voeten niet alleen koud maar ook nat waren. Vanaf de Korte Voorhout had ze in het strookje park langs de Koningskade het gravelpad genomen naar het station. De sneeuw was hier niet weggeschoven. Zelfs niet platgetrapt. Het had geen zin om alsnog een andere route te nemen: het onaangenaam massieve front van het gebouw met NS-logo vulde al het grootste deel van haar blikveld. Dankzij de natte voeten was ze wel even wat meer down-to-earth. Ze nam zich voor, zoals ze dat al vaker had gedaan, om uit te gaan zoeken waarom men het gebouwencomplex naast het station, Babylon had genoemd. Het zou toch wel niet bedóéld zijn als eerbetoon aan Nebukadnezar, die grote bouwer en verwoester, aan wie de Irakese dictator Saddam Hoessein, vooral tegen het einde van zijn decennialange terreurbewind, zich zo graag spiegelde? Wanneer het bouwwerk ooit nog eens in een conversatie zou opduiken, was ze het toch wel aan haar stand als afgestudeerd kunsthistorica verplicht om daar iets zinnigs over te kunnen vertellen.
Vijf minuten later stond ze tegen een klapstoeltje aan. Het was zo druk op het balkon dat ze niet eens moeite had gedaan om er een zitplaats van te maken. Ze keek strak voor zich uit, terwijl haar gedachten alle kanten uitgingen. In Gouda stapten flink wat mensen uit. Een oudere dame die bij het instappen met haar grote, plastic koffer tegen haar been stootte, verontschuldigde zich uitgebreid, maar Alexandra reageerde nauwelijks. Toen de trein al weer reed, moest de vrouw haar nog vragen opzij te stappen, zodat zij gebruik kon maken van het stoeltje.
Een kwartier later reed de trein het Centraal Station van Utrecht binnen. Vreemd langzaam. De conducteur meldde dat de trein op perron 12b zou aankomen. Op het moment dat de trein al onder de stationshal reed waarschuwde hij voor gladheid op het perron. Ze merkte niets van de verbazing onder de medepassagiers die zagen dat links noch rechts een perron dichterbij kwam: het leek wel of de trein gewoon door ging rijden op het spoor midden tussen perron 12 en perron 14. Op het laatste moment zwenkte de trein alsnog naar links. In alle redelijkheid kon geen van de passagiers voorzien dat het feit dat ze in de laatste wagon van de trein zaten of stonden, een kwestie van leven of dood zou blijken. Alexandra nog het minst.
De vrouw van de harde koffer hees zich omhoog aan de stang van de deur. Daarmee ontnam ze de man die naast haar stond, met zijn hand al aan de knop voor de bediening van de deur, het zicht op perron 12b, dat nu een bijzondere eindbestemming zou worden. Op hetzelfde moment dat de trein helemaal tot stilstand kwam, reageerden de deuren op het zenuwachtige knopdrukken van de man en nog steeds met haar gedachten niet bij haar omgeving deed Alexandra een stap naar voren. De machinist had de lengte van de trein een paar meter te kort ingeschat. Te laat om nog terug te wijken, zag Alexandra dat de afstand tot het perron vijf, misschien wel tien keer zo groot was als normaal. Ze werd wakker uit haar semi-trance en ineens ging de tijd heel langzaam. Ze had nog tijd genoeg om de afstand juist in te schatten, haar rechterbeen verder naar voren te steken en zich met haar linkerbeen wat krachtiger af te zetten. Ze hoorde mensen schreeuwen: zowel achter haar, vanuit de trein, als voor haar op het perron. Vanachter greep iemand naar de linkerkant van de ceintuur van haar jas, waardoor haar lichaam die kant opdraaide en ze juist uit balans raakte. In de erop volgende kwart seconde die zich voordeed als een kwart minuut, werd ze nog boos op degene die haar uit haar evenwicht had gebracht en ze draaide haar hoofd zelfs nog wat in de richting van die onnozelaar. De kale man op het perron, die haar ook te hulp wilde schieten, werd het slachtoffer. Zijn voet schoof juist al een beetje naar voren op een wat gladder stukje van de perronrand en de zwaaiende rechterarm van Alexandra zorgde voor een gemeen duwtje tegen zijn schouder in de andere richting. Hij zwiepte onderuit en viel tussen het perron en de trein. Alexandra belandde bovenop hem.

Goed een uur later kon ze het ziekenhuis al weer verlaten. Op de EHBO-afdeling adviseerden ze haar dringend zich naar huis te laten brengen. Zodoende werd ze opgehaald door Sophie. De verpleegster die haar gebeld had, had haar gevraagd een paar droge sokken mee te nemen. Sophie had het daar niet bij gelaten. Ze had ook schoenen bij zich in de goede maat: geleend van de oudste dochter van haar buurvrouw. De laatste kilometers naar het ziekenhuis had ze de verwarming op volle kracht gezet, om er zeker van te zijn dat haar oude autootje nog steeds goed warm zou zijn wanneer Alexandra instapte. Onderweg naar Den Haag was ze geen moment stil. Ze wisselde moederlijke vragen en opmerkingen af met onschuldige roddeltjes en lof voor Alexandra’s nieuwe haarstijl, een soort pagekapsel. Onder andere omstandigheden was het Alexandra te veel van het goede geweest, maar nu deed de overdreven aandacht van Sophie haar goed.
Ze had zelf slechts een gekneusde pols, wat schaafwonden en krasjes op haar bril opgelopen, maar Johan Meeuwen, de man die haar val gebroken had, was met zijn achterhoofd op de rand van het perron gebonkt.
Omar Meniem kreeg de volgende dag van de NS te horen dat hij in coma lag. Meniem had even overwogen om ook dit te verzwijgen voor zijn dochter, maar haar kennende zou ze er al snel zelf actief achterheen gaan en dan zou ze hem verwijten dat hij haar niets verteld had.

Twee dagen later was ze alsnog naar Sophie gegaan voor de studieafspraak. Hoewel Sophie haar voor gek had verklaard, had Alexandra, aansluitend, een eerste bezoek gebracht aan Meeuwen die nog in coma lag in het Academisch Ziekenhuis van Utrecht.
Ze had beter naar het welgemeende advies van haar vriendin moeten luisteren. Sophie had er niet in die termen met haar over gesproken – misschien had ze het ook alleen intuïtief aangevoeld – maar Alexandra’s schuldgevoel over de dood van haar moeder, werd opgerakeld en versterkt door het gebeuren met Meeuwen.
In India zou het nog verder worden aangewakkerd door wat ze meemaakte samen met de innemende, piepjonge journaliste Maya.

 


Via deze link kunt u de andere delen van Alexandra’s reis (terug) vinden.

Onder de eerste aflevering (Proloog) is ook een overzicht opgenomen van de belangrijkste personages in het boek. Terveel is het pseudoniem van Frans Groenendijk.