DE WERELD NU

Aardig

Aardig. Dat woord spookt al een paar dagen door mijn hoofd. De schuldige is in zekere zin Bart-Jan Spruijt, die vorige week Enoch Powell tijdelijk aan de vergetelheid ontrukte. Powell was niet erg aardig volgens de regels die wij de afgelopen veertig jaar van onze politici zijn gaan eisen. Het was jammer dat Spruijt daaraan niet meer toe kwam.

Het jaartal van de “Rivers of blood”-speech – 1968 – markeerde met de val van Powell, wellicht meer dan door wat voor revolutionaire gebeurtenissen dan ook, het einde van een politiek tijdperk. Voorbij was de tijd dat politici met het grootste voordeel voor hun land voor ogen politiek bedreven. Vrijwel ongemerkt vond in 1968 de culminatie plaats van een ontwikkeling die in het Westen in de jaren zestig onder andere onder invloed van het marxisme tot ontwikkeling was gekomen: de groei naar samenhang, en de historische onvermijdelijkheid daarvan.

De groei en ontwikkeling van de EU waren daarvan een ander voorbeeld. De politiek zou daarna niet meer hetzelfde zijn.

Paradigmaverschuivingen zijn meestal opvallender, maar deze heeft zich prima verstopt onder een deken van dekolonisatie,  inspraak eisende jongeren en een algemene verslapping van ‘de moraal’. In veel opzichten gebeurde in de jaren zestig eenvoudig te veel om alles goed te beseffen. Maar waar op veel vlakken sinds jaar en dag al weer een roll-back plaatsvindt, zo niet op het gebied van politici die ‘aardig’ gevonden willen worden. Zijn dergelijke politici dan ook succesvoller? Nauwelijks, lijkt me zo op het eerste gezicht. Maar het is iets dat hen door hun mediatrainers wordt ingehamerd: ‘gij zult aardig gevonden worden’. En dan moet het dus maar.

Wat dat betreft was het verkiezingsdebat in 2010 – met een stamelende Balkenende tegenover juffer Tweebeke – een hoogtepunt. Balkenende was zo doordrongen van het belang aardig gevonden te worden, dat hij leek te denken dat dat andersom ook gold. “U kijkt zo lief” zal altijd wel een klassieker blijven. Balkenende ging daardoor af door de zijdeur: binnengekomen als neefje Stuntel, afgegaan als oom Stuntel. Consequent, dat wel.

Betekent het idee dat politici aardig gevonden proberen te worden iets voor de dagelijkse gang van zaken? Dat dan weer wel. Natuurlijk is daar om te beginnen dat het een grotere hypocrisie vereist. Anderzijds verplicht het politici eveneens, meer te liegen tijdens hun campagnes. Dat dit een doodlopende steeg is, wordt wel bewezen door het huidige kabinet, dat op geen enkele manier de tijdens de verkiezingen gedane beloften kan waarmaken, en dat dan ook niet probeert, onder verwijzing naar de moeilijke economische omstandigheden, en de coalitiepartner. Bijkomend element is, dat daardoor de homogeniteit van kabinetten toeneemt, maar dat dat zich niet in daadkracht vertaalt, aangezien de kiezer er niet op is voorbereid.

En dan hebben we het nog niet gehad over het gevolg voor de kwaliteit van het leiderschap, alsmede van de kandidaten voor het parlement van de grote partijen. Zo is het belangrijkste CDA-kamerlid op dit moment zonder enige twijfel Pieter Omtzigt – iemand die niet alleen geen blad vor de mond neemt, maar bovendien door zijn partij leek te worden weggewerkt bij gelegenheid van de laatste verkiezingen in 2012. De PvdA – ook in de regering altijd goed voor een aantal rellerige Kamerleden – blinkt vooral uit door incompetentie (stas-debatten) en gemiauw over volstrekt onbelangrijke zaken (Hylkens, Vos, etc). Het zijn – evenals overigens VVD en D66 – schoolvoorbeelden geworden van partijen die door de kiezer toch vooral niet irritant willen worden gevonden – en daarom onuitstaanbaar zijn.

Het leiderschap is van het zelfde laken een pak: Rutte en Samsom doen dagelijks wedstrijdjes onecht grijnslachen, iets wat pijnlijk duidelijk wordt als u ze op TV bekijkt zonder het geluid aan te zetten. Hun leiderschap is vooral imaginair. Samsom krijgt intern zijn zin alleen via slinkse zijpaden. Rutte demonstreerde het prachtig op het laatste partijcongres van de VVD, waar hij zichzelf uitriep tot de premier van het beste kabinet sinds WW2. Eenvoudigweg potsierlijk.

Het grote doel is nog steeds ons allen er van te overtuigen dat Wir allen Brüder werden sollen. Niet voor niets koos de EU dat deuntje als herkenningstune. Maar wie de actualiteiten volgt ziet dan niet zozeer Rivers of Blood, maar dan toch wel fonteinen die omhoog spatten uit onthalsde militairen. Broederschap is ver te zoeken. Dat is ook lastig als de minste of geringste afwijking van het voorgeschreven patroon al kan leiden tot beschuldigingen van racisme, etcetera. Het is een term die ietwat ondergronds is gegaan sinds zij faalde tijdens het Wilders-proces, maar het gemak waarmee op social media elk kritisch geluid ermee verdacht wordt gemaakt stemt niet vrolijk.

Een proces van degeneratie als dit valt niet makkelijk te stoppen. Want we zijn er aan gewend geraakt, naar de mond te worden gesproken door het rapaille in Den Haag. Zolang politici nog de neiging hebben de voeten te kussen van een kwajongen als Rutger Castricum als hij hen belagen komt, is er veel mis.

 

 

Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard