Aanmoedigingsprijs
De Nobelprijs voor de vrede is dit jaar toegekend aan een samenwerkingsverband van vier Tunesische organisaties die hebben bijgedragen aan de democratie in Tunesië.
Na de Jasmijnrevolutie in 2011 zette het kwartet volgens het Nobelprijscomité in 2013 een alternatief vredesproces in gang, in een tijd waarin de democratie van Tunesië op instorten stond, zo meld de NOS. Het gaat om de Tunisian General Labour Union, Tunisian Confederation of Industry, Trade and Handicrafts, Tunisian Human Rights League en de Tunisian Order of Lawyers.
Het is leuk natuurlijk, een grote prijs voor mensen waarvan niemand ooit eerder heeft gehoord. Het straalt uit dat de wereld groter (en beter!) is dan wij gemeenlijk denken. Ik vrees dat wij hierna nooit meer iets van deze clubs zullen horen. Maar mogelijk is dat zo veel te beter. Van teveel groepen of personen die gaande een proces met de prijs werden bedeeld, bleek later dat er wel wat af te dingen viel op hun zucht naar Vrede. Wellicht zou het nog het beste zijn die organisaties per direct op te heffen, zodat zij als stralend voorbeeld nog lange jaren het licht van rede en vredigheid doen uitgaan over Tunesië. Geen waarschijnlijk scenario helaas.
Vorig jaar kregen de mensenrechtenactivisten Malala Yousafzai en Kailash Satyarthi de prijs voor hun strijd voor het recht op onderwijs. De jaren daarvoor werd hij uitgereikt aan onder meer de organisatie voor het verbod op chemische wapens OPCW, de Europese Unie en de Amerikaanse president Obama.
De waarde van de prijs keldert ieder jaar, en dat is geen diskwalificatie van de Tunesische organisaties, maar een droeve constatering. De toekenning aan zowel Obama, Malala Yousafzai en Kailash Satyarthi als de OPCW waren in de eerste plaats aanmoedigingen, waarmee men hoopte toekomstige resultaten te bewerkstelligen, maar daarmee wordt ook een bepaalde hoop geagendeerd. Dat werd nog het meest pregnant beloond met de toekenning aan Obama – die de prijs kreeg omdat hij bestond, zwart was, en Amerikaans president geworden was. Als onverschillig welk van die drie factoren ontbroken had, was nooit overwegen hem met de prijs te lauweren.
Een verstandig mens had geweigerd. Zoals Le Duc Tho in 1973.
Zou men Obama na zes jaar presidentschap ooit nog overwogen hebben? Het is al een wonder dat er niet iemand vanuit Noorwegen (de Vredesprijs wordt als enige Nobelprijs toegekend door het Noorse parlement) langs is geweest in Washington om diploma en erepenning terug te vragen.
De toekenning aan de EU was zodanig bespottelijk dat je niet weet waar te beginnen. Mogelijk was het een uithaal van het Noorse parlement naar de eigen bevolking, die er nog steeds niets in ziet zich te scharen onder de paraplu van de club autocraten die in Brussel regeren.
Het steekt allemaal een beetje schril af tegen eerdere winnaars als bijvoorbeeld Mandela/De Klerk en Henri Dunant.
Formeel gaat de prijs naar: “the person who shall have done the most or the best work for fraternity between nations, for the abolition or reduction of standing armies and for the holding and promotion of peace congresses.”
Maar als men een jaartje niet weet wie te eren, is daar altijd nog het Internationale Rode Kruis, dat de prijs reeds drie maal eerder in ontvangst mocht nemen.
Of we schaffen het hele ding af. Met een steeds politieker lading van de prijs is dat wellicht nog het beste idee.