Herinneringen – Opa ’s en andere familieleden
Hoe het verleden van dagelijkse werkelijkheid verwordt tot een setje herinneringen bij de laatste die ze nog bezit.
Mijn twee opa’s dateerden uit de jaren zeventig van de negentiende eeuw. Die van moederskant was architect van opleiding en van beroep opzichter van de Friese tram. De ander had een elektrotechnisch aannemingsbedrijf en was als zodanig een van de eersten van zijn soort in Nederland. Die tweede werkte en woonde in Amsterdam en kwam daar in aanraking met de architect Pierre Cuypers, de ontwerper van het Rijksmuseum en het Centraal Station.
Cuypers haalde hem over naar Limburg te komen en daar de leiding op zich te nemen van de elektrificatie van het wegennet en de bouw van de eerste elektrische centrale. Dat gebeurde allemaal heel succesvol, maar jammer genoeg overleed hij vroeg in de twintiger jaren, toen zijn kinderen nog niet in staat waren om hem op te volgen.
Mijn vader zat op de vierde klas van de HBS. Hij is wel van school gegaan en heeft het op verzoek van zijn moeder geprobeerd, maar een ploeg van twee honderd wegwerkers laat zich niet leiden door een jongen van zeventien, zonder enige ervaring. Dat duurde dus maar kort en mijn vader vertrok uit Limburg, ging in Nijmegen wonen en bouwde daar een nieuw elektrotechnisch bedrijf op, dat hem veel in Duitsland en in het westen van ons land bracht.
Op een van zijn reizen naar Amsterdam kwam hij mijn moeder tegen, die zich voor haar beroep bezig hield met het organiseren van tentoonstellingen voor een Zwitserse firma. Twee weken later kwamen ze elkaar bij toeval opnieuw tegen en nog een paar weken later waren ze getrouwd.
Ze waren op twee weken na even oud, vroeg in de dertig en, zoals ik later van verschillende kanten gehoord heb, dolverliefd op elkaar. Dat huwelijk in 1936 leidde tot een eerste kind in januari 1938 en tot vier volgende in 1940 t/m 1945. De laatste twee werden geboren op de dag dat hij overleed aan difterie in een Duits concentratiekamp.
Dat was een hard gelag voor mijn moeder. Ze miste mijn vader erg en de sociale voorzieningen waren bovendien toen nog niet wat ze nu zijn. Ze woonde als protestantse vrouw in het katholieke zuiden, wat in die tijd helemaal niet mee viel. Mijn familie van vaders kant was tegenstander geweest van het huwelijk, net als mijn grootvader van moederskant trouwens. Katholiek en protestant waren in die tijd niet alleen twee verschillende godsdiensten maar ook twee heel verschillende leefwerelden. Ze had er waarschijnlijk veel beter aan gedaan om terug te gaan naar het noorden met haar vijf kinderen, maar ze dacht dat ze vanuit haar woonplaats in Roermond beter toezicht kon houden op het bedrijf van mijn vader. Dat bedrijf werd nu door zijn personeel voortgezet, onder toezicht van een broer van mijn vader, met wie ze slecht overweg kon.
Dat toezicht bleek in de praktijk niet mee te vallen en al helemaal niet meer toen het bedrijf een BV werd waarin zij een minderheidsaandeelhouder was.
Mijn oudere zus was van jongs af aan mijn moeders rechterhand, wat ondermeer in hield dat ze in de tijd dat ze studeerde ieder weekend naar Roermond ging en het studentenleven aan zich voorbij liet gaan. Nog steeds is ze in hoofdzaak georiënteerd op de familie, waar ze altijd meer aandacht en energie aan heeft besteed dan aan haar eigen carrière.
Zelf moet ik bekennen dat ik van het begin af aan heb geprobeerd me te onttrekken aan de wat sombere sfeer in ons naoorlogs bestaan. Ik speelde veel meer op straat dan mijn broers en zusters, sprak ook als enige het plaatselijke dialect een beetje en kon in elk geval verstaan wat er op straat tegen me gezegd werd.
Ik denk niet dat er nu nog veel mensen zijn die weten hoe verschillend Limburg was van de rest van Nederland – en met name de oostkant van de Maas. Het Roermondse dialect was niet van het Keulse te onderscheiden. Veel mensen in Roermond en omgeving werkten in Duitsland. Daar in Duitsland, heb ik ooit nagegaan, waren er zeventien steden met een Roermonder Strasse, tegenover in Nederland twee.
Roermond is in 1830 feitelijk bij Nederland gevoegd, omdat het tussen Venlo en Maastricht lag en omdat de enige wegverbinding tussen die twee plaatsen door Roermond liep. Ook was de Roer in die tijd een belangrijke verbindingsweg tussen het gebied van Aken- Jülich en de omgeving van Maastricht. Nog meer dan tegenwoordig leverden waterwegen in die tijd immers de belangrijkste vorm van transport.
Mijn vader vestigde zijn bedrijf in Nijmegen en bediende daarmee het gebied aan de rechterkant van de Maas, tussen Roermond en Nijmegen, het Nederlandse deel zowel als het Duitse.
Hij moest voor zaken nogal eens in Amsterdam zijn. Mijn moeder organiseerde tentoonstellingen voor Maggi en Nestle en moest om die reden regelmatig naar het Oosten van het land. In de trein van Amsterdam naar Nijmegen zijn ze elkaar een paar keer achter elkaar tegen gekomen en een jaar later waren ze getrouwd.
Ze waren oud genoeg om daar geen toestemming van de wederzijdse ouders voor nodig te hebben. Gelukkig maar, want ik betwijfel of ze die zouden hebben gekregen. Mijn opa uit Leeuwarden had niets met papen, al bleek hij achteraf uitstekend met mijn vader overweg te kunnen. Mijn Limburgse familie was van oorsprong protestants geweest, maar ze waren juist katholiek geworden om zich ter plekke aan te kunnen passen. Een afvallige in de familie kwam daarom wel erg slecht uit. Maar twee baby’s die snel achter elkaar geboren werden en de opwinding over de oorlog die uitbrak, zorgden ervoor dat de weerstand ook weer snel verdwenen was, al is de relatie tussen mijn moeder en haar Limburgse schoonfamilie nooit heel erg goed geworden.
Van haar vijf kinderen is er geen een in Limburg blijven wonen. We zijn allemaal in Eindhoven of Amsterdam gaan studeren en hebben daar ook alle vijf onze levenspartners en onze betrekkingen gevonden.
Ik kom ieder jaar nog een keer in Limburg voor de dodenherdenking en dat is de gelegenheid waarbij ik mijn Limburgse familie ontmoet. Die relatie is uitstekend, maar de verschillen zijn wel erg groot geworden. Limburg is wel vernederlandst, maar de verschillen zijn nog steeds zo groot dat je het als een soort buitenland zou kunnen beschouwen.
Ik zou er in elk geval niet meer willen wonen en mijn kinderen al helemaal niet. Limburg is familiegeschiedenis geworden.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Wat schrijf je mooie artikelen, Toon. Eerst al die over de SSH, nu deze terugblik weer.