Roosevelt de cultuurabsolutist
Ik moest eraan denken toen ik weer eens zo’n uitspraak over Syrië en Assad langs zag komen. Zo eentje over “een militaire oplossing is er niet, we moeten zoeken naar een politieke uitweg”.
Even wrang als grappig: onder de felste tegenstanders van Samuel Huntingtons concept van botsende beschavingen, treft men nogal eens sympathie voor Franklin Delano Roosevelt. Die dankt hij natuurlijk vooral aan dit soort in steen gehouwen uitspraken van hem. Letterlijk uitgehouwen, als onderdeel van het aan hem gewijde park.
Maar de beroemdste rolstoeler aller tijden had dus ook een andere kant.
Nee, hij is niet de bedenker van de leidende rol voor de VS in de hele wereld, maar voor het in de praktijk brengen van dat principe, betekende zijn Four Freedoms speech (officieel ‘The State of the Union‘ van januari 1941) een belangrijker kantelpunt dan de 14 punten van Woodrow Wilson daarvóór of enige speech van Eisenhower, Kennedy of Reagan daarna. Zo kunt ge althans achteraf wel vaststellen.
Vooral de eerste twee van die ‘freedoms’ kunnen wel, vergeef me aub het gebruik van die term: ‘revolutionair’ heten:
The first is freedom of speech and expression — everywhere in the world.
The second is freedom of every person to worship God in his own way — everywhere in the world.
De speech was een grote stap in de richting van het beëindigen van het toen nog heersende isolationisme in de VS. Snel na die toespraak tekende FDR de lend-lease act: de wet die voorkwam dat Groot-Brittannië ten onder ging. In Defender of the Realm, deel 3 van de Churchill-biografie The Last Lion, legt Paul Reid uit wat zo bijzonder was aan die speech. Dat doet hij onder verwijzing naar de slotregels ervan:
Freedom means the supremacy of human rights everywhere. Our support goes to those who struggle to gain those rights or keep them.
Reid noemt het: “An absolute statement that admits to no moral relativism and cannot be applied on a sliding scale.”
Maar wacht, dit is niet netjes. Het is wel een beetje veel gevraagd om te verwachten dat u begrijpt waarom ik aan Roosevelt moest denken in verband met dat tegenover elkaar stellen van een militaire en een politieke uitweg. Het zit hem in de betekenis van “politieke uitweg”: daar zit nogal wat rek in. Die rek wordt benut om het niet te hoeven hebben over ideologische strijd. De relativering zit in het wegvluchten voor de gedáchte zelfs maar aan de mógelijkheid dat beschavingen kunnen botsen. Dat ze echt onverenigbaar kunnen zijn.
Jaap beschreef het hier op VOL scherper dan Samuel in zijn stuk over Selectieve Collectivering.
Collectiviteit is de norm bij mohammedanen en collectiviteit is de norm bij socialisten. In het Westen kunnen de verdedigers van deze beide ideologieën er niet omheen op een of andere manier toch individuele ervaringen van mensen in te zetten in de propaganda. Dat is hun achilleshiel. Dan zien we ineens heel duidelijk dat de rationaliteit overboord gaat. In de woorden van Jaap:
Op de vraag “Huizen er nog andere jihadgezinnen in ‘t Gooi?” luidt de reactie van ‘Moslims In Dialoog’: “… via buitenreclame angst & haat te zaaien jegens de moslims!”
Hiermee wordt het individu, namelijk het jihadgezin, opgetild tot het collectief van ‘de moslims’. Vervolgens wordt vanuit dit collectief een vooraf geselecteerd individu naar voren geschoven als zijnde het slachtoffer: “Stel je voor dat je een moslimmoeder bent, die met twee kindjes bij een bushokje met zo’n tekst staat”
Jammer wel, dat zovelen doen alsof politieke organisatie ongeveer identiek is aan collectivisme.
Zinnen als deze hierboven, zijn erg belangrijk:
“Collectiviteit is de norm bij mohammedanen, en collectiviteit is de norm bij socialisten.”
Het geeft ons te denken.
Prima.