DE WERELD NU

Het recht op beledigen

beledigen

Nico Jörg, indertijd Advocaat-Generaal op Aruba, schreef in Trouw van 2 Maart 2006 over het recht op beledigen, dat volgens hem niet bestaat.

Wat hij in zijn Podiumartikel beweerde leek mij allemaal wel juist te zijn, maar toch geloof ik niet dat iemand er veel mee opschiet. De conclusie die overblijft, nadat je alles gelezen hebt, is dat het helemaal afhankelijk is van de omstandigheden of je iemand beledigt en dat het de rechter is die wel uit zal maken of er sprake is van een verboden belediging of een uitlating die misschien grievend is, maar toegestaan.

Het begrip beledigen, dat voor de meesten van ons een inhoud heeft waar we in de meeste gevallen wel wat mee kunnen, wordt in het gebruik van Jörg van deze vaste inhoud ontdaan en dat is jammer.

Misschien dat hij de definitie van Van Dalen te kort vindt schieten en die kan inderdaad wel juridisch niet passen in zijn betoog, maar dan zou hij toch een nieuwe, meer passende definitie kunnen proberen? Zoiets als ‘belediging is een uitlating of gedraging die geen of nagenoeg geen andere strekking heeft dan het kwetsen van een of meer anderen’ Het zich gekwetst voelen als bijeffect in een politiek betoog van een ander of in een commentaar op maatschappelijke verschijnselen valt er dan vanzelf uit.

Zich gekwetst voelen is passief en het begrip beledigen is actief. Als grieven niet het doel van de uitlating is, maar een bijkomend gevolg is het geen beledigen.

Beledigen is uitsluitend het bewuste kwetsen dat geen enkel ander doel dient, dan het ontladen van de eigen negatieve emotie. Het rekening houden met de gevoelens van anderen in uitingen die op zich geen belediging zijn, wordt in mijn definitie een kwestie van goede smaak en niet meer van de rechter. Het heeft, om het zo uit te drukken, een heel andere toonzetting.

De verwarrende discussie twaalf jaar geleden, over het al dan niet absoluut zijn van het recht van vrije meningsuiting, was niet relevant. Het gaat hier om een juridische probleem dat al sinds de dagen van olim is beslist: nee geen enkel recht is absoluut. Ieder recht wordt begrensd door de wet en de rechten van anderen.

Het beste kan dat worden toegelicht met een voorbeeld: Het recht van eigendom is het recht om van een goed naar eigen inzicht een vrij gebruik te maken. Wie op zijn eigen land een bouwsel neer zet met het uitsluitende doel het uitzicht van zijn buurman te verstoren maakt een vrij gebruik van zijn eigendom maar pleegt niettemin een onrechtmatige daad, Een nog pregnanter voorbeeld: wie van zijn recht van eigendom op een wapen gebruik maakt om een ander te vermoorden gaat de gevangenis in.


Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

1 reactie

  1. Dick H. Ahles schreef:

    Misschien is het recht op vrije meningsuiting mogelijk het enige recht dat absoluut moet zijn. Immers het recht is ingegeven vanuit de gedachte dat de gevestigde orde zich nooit van kritiek mag kunnen uitsluiten.
    En als er beperkingen zijn op dat recht op vrije meningsuiting dan moet er iemand zijn die dat beoordeeld. Die beoordeellaar zal onvermijdelijk deel uitmaken van de elite die juist NIET beschermt moet worden en daarmee is de grond onder het recht dan weer weggeslagen.

    Blijft over smaad. (Als vorm van belediging?!) Maar bij smaad is spraken van individuen die aantoonbare schade ondervinden van onjuiste bewerkingen. Onjuistheid en schade moeten kunnen worden vastgesteld. Dit soort rechtzaken hoort thuis in het privaat recht en komt de politie en OM niet aan te pas.

    Overigens probeer ik mijn kinderen te overtuigen van: “je kunt niet beledigen; je kunt je alleen beledigd voelen!”. Dus een variant op “schelden doet geen pijn” en als je je niet meer beledigd voelt wordt je innerlijke rust meestal een stuk sterker.