DE WERELD NU

Het Jodendom, ghetto’s en integratie

ghetto's

Segregatie binnen een bevolkingspopulatie ontstaat mede door het vasthouden aan een eigen identiteit van bepaalde groepen. Het ontstaan van ghetto’s ondersteunt dat proces, betoogt Toon Kasdorp.

Joden zoals we die nu in Amerika en Europa kennen voelen zich Amerikanen of Nederlanders zoals alle landgenoten, maar dan van de joodse religie. Ook wie niet joods religieus is maar wel van joodse afkomst, kan, als hij dat wil,  lid zijn van de joodse club. Die leden hebben een soort saamhorigheidsgevoel, gefocust op de staat Israël, zoals sommige oudere Nederlanders zich verbonden voelen met de Amerikanen, onze bevrijders uit de Tweede Wereldoorlog. Maar daardoor zijn we niet minder Nederlanders.

Dat was vroeger anders. Joods was toen een etniciteit, een eigen manier van leven en een eigen taal. Je was in het Turkse, Habsburgse of in het Russische rijk Joods zoals je Hongaar of Tsjech kon zijn, alleen zonder dat er een aparte regio bij hoorde. Joden waren van overal en nergens. In Nederland was dat in de zeventiende eeuw ook zo. Joden hadden hier toen een behoorlijke autonomie. Ze hielden hun eigen burgerlijke stand bij, hadden een eigen personen en familie- en erfrecht en ook eigen rechtspraak op de punten waar ze autonoom waren. Bekend is het verhaal van Spinoza die onder Joods recht voor de schulden van zijn vader op had moeten komen, maar die  zich beriep op het commune Nederlandse recht en de erfenis verwierp. Het is zeker een van de redenen geweest waarom hij uit de joodse gemeenschap werd gestoten[1], naast zijn weinig orthodoxe opvattingen over de interpretatie van de bijbel en de aard van de Godheid. Men moet daarbij overigens beseffen dat in de zeventiende eeuw de etnische gevoelens, maar ook de burgerrechten  overal in de beschaafde wereld veel meer op de steden waren geconcentreerd waar men woonde, dan op de natie. Natie wat toen nog een tamelijk vaag begrip.

Dat joden als een aparte etniciteit werden gezien, hing samen met hun sterke behoefte zich van anderen te onderscheiden in kleding en gewoonten. Joden werden door iedereen meteen als anders onderkend en hun loyaliteit lag daadwerkelijk meer bij de eigen gemeenschap dan bij de territoriale gemeenschap van de mensen waartussen zij verbleven. Die “apartheid”werkte twee kanten uit. De Joden scheidden zich af en de lokale bevolking sloot hen buiten[2].

In de Oost Europese landen waren de joden als bevolkingsgroep beter ontwikkeld dan hun landgenoten en hadden ze bovendien vaak een functie als handelaren en als rentmeesters van absente landeigenaren. Ze verkeerden daarmee in een positie die hen meer dan hun meesters of principalen tegenover de gewone bevolking plaatsten, waardoor zij  klappen opvingen die eigenlijk voor anderen waren bedoeld. Toen in de Habsburgse en Russische gebieden in de achttiende en negentiende eeuw er modernisering en industrialisatie plaats vond, waren het, naast de Duitsers en de Russen, de Joden die zich meer dan de andere etniciteiten onderscheidden bij de industriële opbouw en die dus concurrentie vormden voor de elites. Met name in Wenen en in het Hongaarse deel van het Habsburgse rijk speelde dat een rol en het is zeker een van de oorzaken van het opkomende antisemitisme, waarin Hitler is opgegroeid.

Etniciteit en discriminatie gaan hand in hand. Met name als gevolg van het lot van de Joden in de tweede wereldoorlog is etniciteit in Europa en de westerse landen van overzee een taboebegrip geworden. Mensen horen als individuen behandeld te worden en niet op hun etniciteit. Maar de praktijk is harder dan de leer. Turken en Arabieren, die als immigranten naar West Europa komen brengen hun etniciteit mee. Ze vestigen zich in aparte wijken en weigeren om te assimileren, op de manier waarop de Joden dat, vooral na de tweede wereldoorlog, wel hebben gedaan. Ze worden nu op dezelfde manier gediscrimineerd als de joden vroeger en daar moet om dezelfde reden dringend iets aan worden gedaan.

Het bevorderen van de etnische groepsvorming, zoals de gemeente Amsterdam dat ten tijde van Job Cohen voorstond, leidt tot versterking van het “apartheidseffect” en de daarmee samenhangende discriminatie. Als men discriminatie wil tegengaan, dan is er geen alternatief voor integratie. Wanneer men discriminatie en etnische strijd als het grote kwaad ziet van deze tijd dan zou iedere maatregel die bij kan dragen aan integratie aangegrepen moeten worden.

Oud Burgemeester Thomassen van Rotterdam was de eerste Nederlandse bestuurder die het probleem onderkende en er daadwerkelijke wat aan probeerde te doen. Zijn verstandige maatregel om in de woningdistributie per blok niet meer dan een beperkt aantal woningen toe te wijzen aan allochtonen stuitte op tegenstand bij zijn partijgenoten en op wettelijke bezwaren. Als toen de wet was aangepast en het beleid van Thomassen resoluut was overgenomen in alle grote steden, hadden we ons zelf en de allochtonen immigranten misschien veel ellende kunnen besparen. Bovendien  hadden we het aantal beter binnen de perken kunnen houden en zo de Nederlandse absorptiecapaciteit intact kunnen houden. Het is immers evident dat er twee belangrijke oorzaken zijn voor de immigratie uit de armere gebieden van Turkije en Marokko: de mogelijkheid om hier in een eigen, bijkans autonome omgeving te kunnen wonen en de sociale voorzieningen die het de immigranten mogelijk maken dat te doen zonder zich veel aan te hoeven trekken van de eisen die door de autochtone samenleving worden gesteld.

De allochtone wijken brengen als het ware van zelf allochtone maatschappelijke voorzieningen mee: zwarte scholen, godsdienstige instellingen, allochtone winkels, wijkcentra, deelraden e.t.q. die alle min of meer het effect hebben om integratie overbodig te maken en de apartheid te faciliteren. De door de sociale voorzieningen gesponsorde werkeloosheid neemt de belangrijkste motor voor integratie weg: een arbeidsplaats te midden van autochtonen.

Het is evident dat de politiek van de Amsterdamse gemeente tegenover het integratievraagstuk de apartheid juist in de hand heeft gewerkt.  Deze politiek is onder meer geformuleerd  in de gemeentelijke notitie Kerk en Staat. Dat is een notitie die sterk leunt op een  publicatie van de WRR “Geloven in het Politieke Domein”, een bundel essays van onder meer de Tilburgse staatsrechtgeleerde Van Bijsterveld. Belangrijk voor de formulering van de gemeentelijke politiek is ook de  rede geweest van Job Cohen op het congres van het Nederlands Genootschap van burgemeesters op donderdag 6 oktober 2005.

Een citaat hieruit: 

De verloedering van 19e-eeuwse volkswijken, van de binnenstad en van de wijken die in de jaren ’20-‘40 van de vorige eeuw zijn gebouwd is – althans in Amsterdam-  voorkomen. Maar er is iets anders voor in de plaats gekomen: mensen die sociaal niets met elkaar te maken hebben, zijn in dezelfde fysieke ruimte geplaatst, misschien in de stille hoop dat hun gezamenlijke aanwezigheid daar tot nieuwe verbanden leiden zou. Dat dit onvoldoende is gebeurd lijkt mij evident. En dan wordt er gezegd: de integratie van bevolkingsgroepen is mislukt – maar dat was nimmer een doelstelling van het woon- en bouwbeleid. Waarbij ik ook moet aantekenen dat de Nederlandse burger uiteraard vrij is om de verbanden aan te gaan die hij of zij zelf nuttig en nodig vindt.

Wie dit citaat nauwkeurig leest ziet een aantal uiteenlopende statements: de verloedering van de binnenstad en de binnenstedelijke rand is teruggedraaid. Dat klopt. Het gaat dan om wijken als de westelijke en oostelijke eilanden en de Jordaan en de Pijp en de Staatsliedenbuurt in de binnenstad. Dit terugdraaien suggereert toch bewust stedelijk beleid, niet waar? Is dat zo? Heeft de Centrale Stad de Yuppen en tweeverdieners  naar de Pijp gelokt en naar de Staatsliedenbuurt? En de nog rijkeren naar de Jordaan? Daar klopt dan weer niets van. Dat was allemaal eigen initiatief van deze mensen. En hoe zit het met die andere 19e-eeuwse wijken: de Dapperbuurt en de Indische buurt?  Heeft men daar de stille hoop gehad dat de massale influx van niet westerse allochtonen tot betere verhoudingen zou leiden tussen hen en de allochtone Amsterdammers,  die daar vanouds woonden? Dan komen er twee ontkenningen. Nee de integratie is nooit een doelstelling geweest van het woonbeleid en nee, de mensen zijn vrij om niet te integreren als ze dat niet willen.

Toch heeft de stedelijke overheid wel degelijk woonbeleid gevoerd, via de Dienst Wonen en haar voorgangers  en via de woningbouwverenigingen die nauw met haar verbonden zijn. De stad geeft de woonvergunningen af in de 19e-eeuwse wijken. Die vallen massaal in haar distributiesysteem. Als er sprake is van illegaal wonen dan is ook dat het gevolg van een beleid: gedoogbeleid. De stad beschikt over de beleidsinstrumenten om woonbeleid te voeren en dus is de huidige woonsituatie in de stad haar verantwoordelijkheid.

Wil de stad dat niet of kan ze dat niet, dan hoort ze die instrumenten  niet te hebben. Die leiden dan alleen tot rechtsongelijkheid, tot bevoordeling van wetsovertreders en benadeling van de andere burgers.

Je hoeft geen rekenwonder te zijn om te kunnen vaststellen dat de influx van niet-westerse allochtonen in Amsterdam  en andere grote steden onmogelijk het gevolg kan zijn van reguliere immigratie. Het overgrote deel van die immigratie was op een of andere manier illegaal, dat kan niet anders. Gastarbeiders en hun nakomelingen, politieke vluchtelingen en herenigde gezinnen kunnen bij een behoorlijke handhaving van de bestaande wetten in een generatie tijd onmogelijk anderhalf miljoen nieuwe Nederlanders opleveren. Wie het verhaal van Hirsi Ali goed heeft gevolgd weet ook precies hoe het wel is gegaan: met list en bedrog en een overheid die erbij stond en ernaar keek.

In Amsterdam kan iedere bewoner van een volkswijk je bovendien vertellen dat het niet alleen passief gedogen was. Veel allochtone medewerkers van de overheid hielpen actief. Andere ambtenaren  waren meer benauwd om van discriminatie beschuldigd te worden dan om de wet te overtreden en hielpen met voorbijgaan van de wachtlijsten de  pas verenigde gezinnen meteen weer aan separate woonruimte. Liefst  in de wijken van hun keuze. Eenmaal gescheiden werd opnieuw verenigd met nieuwe familie uit de thuislanden. Zo zijn de Westelijke tuinsteden, delen van Noord en de Indische en Dapperbuurt de nieuwe getto’s geworden en zo zijn de oorspronkelijke bewoners uit de stad verdreven.

De stelling in de rede van Cohen van 2005 dat er in die wijken nu mensen wonen die niets met elkaar te maken hebben is al weer achterhaald. In snel tempo worden die wijken weer etnisch homogeen en tegelijk vijandig tegenover de rest van de samenleving. Heeft de overheid dat gewild? Dat is een irrelevante vraag. De overheid is misschien wel onvoldoende georganiseerd om haar op dit punt een duidelijke eigen wil toe te kennen. Bovendien, ook als het niet zou zijn gewild, het is wel degelijk beleid geweest en de overheid is verantwoordelijk voor de gevolgen.

Het College van B en W en de Raad van Amsterdam hebben het beleid gevoerd waarvan dit gettogedrag het gevolg is. Aan de verantwoordelijkheid daarvoor kunnen zij zich niet meer onttrekken. Het is een beleid dat dwars staat op het beleid van wijlen de burgemeester Thomassen van Rotterdam.

De PvdA verdiende het om op dat  beleid te worden afgerekend en dat schijnt nu ook te gebeuren.


  1. Na zijn uitstoting uit de joodse gemeenschap in Amsterdam “assimileerde” hij tot op zeker hoogte  in zijn christelijke omgeving.
  2. In streken waar de joodse organisatie verdween, zoals in het Rijnland, waar Noord en Midden Limburg in de Middeleeuwen deel van uit maakten, assimileerden de joden, die niet mee waren geëmigreerd naar Oost Europa. Hun nakomelingen werden Limburgs en christelijk en werden later niet meer als joods onderkend. De joodse religie  en taal en de bijbehorende sociale organisatie rond de sjoel en de Thorarollen was kennelijk essentieel voor het voortbestaan van de gemeenschap.

  1. Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

2 reacties

  1. Cool Pete schreef:

    Het zijn OVERHEDEN met hun wetten,
    die de veroorzakende- en bepalende factor zijn in integratie en het ontstaan van ghetto’s.

  2. G. Gonggrijp schreef:

    Wat het eerste deel van dit verhaal betreft heb ik een leestip: “The Jewish Century” van Yuri Slezkine. Maar dan het beleid van Thomassen van een numerus clausus voor exoten per wijk in de grote steden. Ik herinner me dat ook de Rotterdamse CPN met zulke voorstellen is gekomen, en vervolgens door de eigen partij is teruggefloten.
    Ook nu nog is zoiets onbespreekbaar, en inmiddels ook door de feiten achterhaald. En anders dan de door Slezkine beschreven razendsnelle sociale opgang en assimilatie van de Joden in de 19e en 20e eeuw is daar in de nieuwe gettho’s bedroevend weinig sprake van.