Allochtone achterstanden en het Nederlandse onderwijs
In een hoofdredactioneel artikel in de Volkskrant (november2011) werd opgemerkt dat het geen wonder is dat veel Turkse jongeren zonder diploma de school verlaten. Men had bij de redactie een sociologisch rapport gelezen waarin dit onderwerp was behandeld. Het lag aan het Nederlandse onderwijs was de conclusie.
En aan de manier waarop de leerplicht hier wordt gehandhaafd, zou men daarnaast ook kunnen denken. We steken op dat punt negatief af bij het buitenland, net zoals ons hele onderwijs achterblijft bij vergelijkbare landen in het Noorden van Europa en bij de nieuwe economieën in Azië. De belangrijkste oorzaak, kan men lezen in het rapport van Dijsselbloem, zijn alle ideologisch geïnspireerde hervormingen sinds het kabinet Den Uijl.
Aan de andere kant, wanneer ergens iets zo massaal mis gaat als in het onderwijs van een heel land, dan is daar altijd meer dan een reden voor. Vast staat dat ook de massale instroom van niet-westerse allochtonen ons onderwijs niet geholpen heeft.
Op het punt van de voortijdige schoolverlating lopen we naar internationale maatstaven gemeten achter. Er verlaten bij ons meer kinderen van Turkse afkomst de school zonder die te hebben afgemaakt dan in de Scandinavische of Franssprekende landen. Ook meer dan in Turkije zelf. Hetzelfde zal wel gelden voor de andere niet-westerse allochtonen waar het onderzoek niet op was gericht. Slecht onderwijs geeft slechte resultaten en veel mensen nemen niet meer de moeite hun opleiding af te maken, dat ligt eigenlijk wel voor de hand. Je krijgt er niet of nauwelijks een baan mee als allochtoon.
De krant suggereert dat binnen het slechte systeem een te korte duur van de gezamenlijke opleiding van alle leerlingen een belangrijke factor zou zijn voor de resultaten van de minst presterende groep en vooral op hun kansen om door te stromen. Dat laatste zegt het artikel niet met zoveel woorden maar het is in impliciet in het pleidooi om de Turkse leerlingen “langer tot wasdom te laten komen in brugklassen waar vmbo en havo zijn gemengd.”
Daarmee wordt, denk ik, een middenschool bedoeld zonder het beestje bij zijn naam te noemen. Ik had gehoopt dat die discussie voorgoed zou zijn afgesloten na het rapport van Dijsselbloem, maar kennelijk geven de onderwijssociologen de moed niet op. Dat een middenschool de slechtste leerlingen ten goede zou komen is steeds de hoop geweest van de onderwijsideologen, maar de ervaringen in het buitenland wijzen niet in die richting.
Alle rapporten bevestigen wat ouders en andere niet-onderwijskundige buitenstaanders al decennia menen te zien: het ideologisch geïnspireerde Nederlandse onderwijs deugt niet en de zwakste leerlingen zijn het slachtoffer. Zwak hoeft niet noodzakelijk een kwestie van een laag IQ van de leerling te zijn. Het kan aan taalachterstanden liggen of aan gebrek aan begeleiding thuis of aan een collectieve weerzin binnen de betrokken groep tegen de manier waarop zij in het onderwijs worden behandeld. Wat niet uit het rapport blijkt is dat een langer durend collectief verblijf op een middenschool de zwakkere leerlingen zou helpen. Wat wel voor de hand ligt is dat het de betere leerlingen ernstig te kort zou doen.
Als er redenen zijn waarom Turkse en/of andere kinderen van allochtone afkomst slechter presteren dan op grond van hun aanleg voor de hand zou liggen dan lijkt het op het eerste gezicht beter om een apart onderwijs systeem voor deze groep op te zetten. Dat kan dan over een periode van een paar jaar gericht zijn op het inhalen van taalachterstand en andere sociale achterstanden, om daarna weer zo snel mogelijk aan te sluiten op het reguliere systeem.
Daar zijn twee bezwaren tegen te bedenken. In de eerste plaats de kosten en in de tweede plaats de tijdelijke scheiding die het aanbrengt tussen autochtonen en allochtonen. Dat soort scheidingen bevorderen de integratie niet, zou je denken. Het kostenargument is dubbel. Men kan het zien als een probleem van kostenopbrengst verhouding en dus als een kwestie van doelmatig overheidsbeleid of men kan naar de jaarlijkse extra uitgaven kijken. In dat geval is het een vraag van overheidsbudget en van cash flow. Ik zou naar aanleiding daarvan het volgende willen zeggen:
De scheiding tussen autochtonen en allochtonen in het onderwijs is al een probleem van de grote en middelgrote steden en is daar intussen een feit geworden. Beter gesitueerde ouders verhuizen liever dan hun kinderen naar het soort scholen te sturen waar zo veel terechte onderwijskundige kritiek op is. Een systeem waardoor bijgeschoolde allochtonen in het reguliere systeem kunnen instromen op een zo vroeg mogelijk tijdstip als dat onderwijskundig verantwoord is, kan alleen maar een verbetering zijn, zowel voor de integratie als voor de kwaliteit van het onderwijs. Een speciaal op integratie gerichte opleiding heeft duidelijk voordelen boven het verblijf op gemengde mammoetscholen waar alleen van virtuele maar niet van een werkelijke integratie sprake is. Het onderzoek waar de oratie van Dronkers op was gebaseerd wijst in deze richting.
Een werkzame investering in de integratie die tegelijkertijd een investering is in de maatschappelijke competentie van allochtone jongeren, dat is de beste overheidsinvestering die men zich op dit moment voor kan stellen. Een redelijke inschatting van de kosten/opbrengst verhouding, vergeleken met alternatieve plannen zoals overheidsinvesteringen in wetenschap en technologie, zou zeker pleiten voor een dergelijk beleid.
Wanneer het bijzonder onderwijs voor allochtonen vanuit de bestaande onderwijsbegroting zou moeten worden gefinancierd gaat het ten koste van andere uitgaven met een hoge prioriteit. Bovendien, met alle respect, het zou onverstandig zijn een dergelijk megaproject te laten organiseren door een departement dat bewezen heeft niet zo goed te zijn in organiseren.
Het zou daarom aanbeveling verdienen daar een nieuwe organisatie voor op te zetten en die vanuit de politiek een zo helder mogelijk pakket van eisen mee te geven voor te behalen doelen op het terrein van onderwijs en integratie. Wie weet wat van een dergelijk project nog de spin off zal kunnen zijn voor het reguliere onderwijs?
In elk geval de moeite waard om het als een Deltaproject te behandelen, waar veel meer van te verwachten is dan van een Betuwelijn of HSL.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Verschillende allochtonen hebben verschillende problemen in het Nederlandse onderwijs. Antillianen en Afro-Surinamers hebben moeite met de discipline. Turkse leerlingen zijn op zich wel gezagsgetrouw en gedisciplineerd, maar meestal niet al te slim. Leren zien zij als uit het hoofd leren. De inhoud van het boek zit wel in hun hoofd, maar ze snappen er geen barst van. Marokkanen tenslotte hebben moeite met het accepteren van het gezag van de Nederlandse leerkracht. Ze zijn continu aan het uitdagen en leren komt er niet van vanwege het niet willen aannemen van een ongelovige kaaskop.
Leraar is een “uitdagend” beroep, een beetje te uitdagend voor een aangenaam leven. Zolang men in Nederland zo soft omgaat met onacceptabel gedrag en de verzorgingsstaat asociaal en onmaatschappelijk gedrag beloont blijft dat zo. Beter zoek je wat anders of verhuis je naar een wat minder diverse omgeving.
Zelf als sportinstructeur (naast mijn reguliere baan) eindeloos ellende gehad met voornamelijk de moslim-jongeren. Als er iets was, een speciaal event, toernooi, examen, workshop of wat dan ook dan kregen de leerlingen een brief mee. Enn het waren altijd de moslims, voornamelijk Turken en Marokkanen, waarvan de ouders terugkwamen met ouderre kinderen of familieleden om te helpen vertalen, ook na tig jaar verblijf in Nederland.
Datzelfde speelde nooit met Amerikanen, Britten, Chinezen, Japanners, Russen, Tsjechen, Polen, Armeniers, Letlanders of wat dan ook. (Ik gaf ook les bij een internationale school). Die ouders spraken (en lazen) behoorlijk goed Nederlands, net als de kinderen..
Ik blijf erbij dat het een kwestie van onwil is, niet van onkunde. Er is gewoon nooit een dwingende reden geweest om zich aan te passen en zich in te spannen.
Leuk aanvullend materiaal:
https://logicfreezone.wordpress.com/2018/01/16/factcheckje-gaan-kinderen-uit-huishoudens-met-een-hoger-inkomen-minder-vaak-naar-het-speciaal-onderwijs/
Nederlands is een (te) moeilijke taal voor allochtonen. Geen enkele referentie met eigen taal.
Is dat nou zo moeilijk om in een rapport op te nemen? De inspanning die geleverd moet worden is te groot voor sommigen. Dat hoeft niet “in eerste instantie” op onwil te duiden.
Belangrijk is bovendien dat er van de lesgevenden een intensieve (lees autoritaire) onderwijshouding gevergd wordt. Dat kunnen leraren in gewone klassen niet meer opbrengen. Door het te groot aantal leerlingen èn door de vereiste intensiviteit van de toon die in onze Nederlandse kontreien al gauw voor autoritair wordt versleten.
Dit probleem is onoplosbaar, omdat er voor het leren van een vreemde taal geen ander alternatief is dan: woordjes en grammatica.
Ook al zou het taalniveau van de ‘leerling’ anders zijn dan wat er op Nederlandse scholen als gewoon wordt ervaren, dan moeten er toch ‘woordjes en bijbehorende artikelen gestampt worden’.
Eigenlijk is het dit:
AAP NOOT MIES.