Beurspaniek & Italië – uitgestelde rampzaligheid
De beurspaniek in Europa na het Britse referendum van 23 juni was precies dat: verkoopacties gebaseerd op een collectief-hysterische paniekgolf.
Hoewel plotseling alles in de verkoop ging, kregen bankaandelen de hardste klappen. Maar gezien de algehele situatie van de banken was dat niet vreemd – hoogstens bevreemdt het dat het niet eerder gebeurde. De situatie van de Europese banken is al enige tijd zorgwekkend, en slechts de kretologie van Mario Draghi voorkwam tot nog toe al te grote verliezen op de beurzen.
Illustratief was de eerste reactie van de beurzen op vrijdag. De Spaanse en Italiaanse beurs vielen met donderend geraas 12,3% en 12,5%. Op één dag! Dan deed de beurs in Londen het vrijdag nog relatief goed met een verlies vrijdag van slechts 3%. Ook de Franse en Duitse beurzen vielen met respectievelijk 8% en 7%.
Die harde klappen op de Italiaanse en Spaanse beurzen worden mede veroorzaakt door de positie van de banken in beide landen. In Spanje ging het mis met Santander en Sabadell, twee van de vier banken die volgens JP Morgan tot de vier kwetsbaarste banken in geval van Brexit zouden zijn. Spanje is nog steeds niet hersteld van alle ellende die leidde tot de constructie van Bankia, in Italië heet het probleem Monte dei Paschi. Maar dat is slechts de exponent van een algeheel Italiaans probleem, namelijk dat de Italiaanse bankensector al in 2009 hard aan een algehele sanering toe was, maar dat dat om (Europese) politieke redenen onacceptabel bleek. Ook vorige maand werd de creatie van een ‘bad bank’ afgewezen door de EU. Het enige dat tot nog toe gedaan werd was de creatie van een fonds van 5 miljard euro. Maar als er echt iets komt dat direct noodhulp voor een bank noodzakelijk maakt is 5 miljard een strootje waar een betonnen balk nodig is.
Gisteren maakte Italië – gedwongen door de vallende beurskoersen – bekend een noodfonds van 40 miljard in te zullen zetten om de banken te steunen. Het lijkt me nog steeds aan de magere kant, maar het is een begin. Meer is politiek onverkoopbaar – politici begrijpen de noodzaak van een grotere operatie gemeenlijk pas als het water hen tot de lippen staat. Dat is meestal dus rijkelijk laat. De Italiaanse banken hebben sinds januari al 59% van hun waarde verloren.
De centrale bankiers hadden vanaf gisteren een jaarlijks congres dat dit jaar in Cintra, Portugal zou worden gehouden, maar deze crisis heeft deze bijeenkomst ernstig verstoord. De presidente van de Fed verdween gisteren spoorslags naar naar New York, de Britse bankpresident Carney kwam helemaal niet.
Het herstel van de beurzen vandaag suggereert dat deze hele ineenstorting mede veroorzaakt is door de spookverhalen die in de aanloop naar 23 juni werden rondgestrooid door belanghebbenden. want ook al geloofden de Britse kiezers er niets van, de beurzen zijn bang dat er toch iets van waarheid in steekt. Dat heeft weinig te maken met het vertrek van het UK uit de EU, dat is niet meer dan de aanleiding. De zeer slechte staat waarin de Europese banken verkeren is de ware aanleiding. Dat maakt dat het herstel vandaag geenszins betekent dat de ellende al weer voorbij is.
Vandaag is een rustdag waarop winsten en verliezen worden genomen en bepaald, en een strategie voor komende weken wordt bedacht. Hoe diep zit de rotting, en is dit het moment waarop je nog net ontsnappen kunt? Dàt zijn de vragen waarvoor beurshandelaren zich gesteld zien. Brexit is mogelijk niet meer dan het startschot geweest, maar met evenveel recht zou je kunnen voorspellen dat de beurzen weer vertrouwen krijgen in de mooie woorden van politici. Het is eerder gebeurd, en het zal nog vaker plaatsvinden.
Niemand herinnert zich ooit tijdig de wijze woorden van Baron de Rothschild in de 19e eeuw op de vraag hoe hij toch zo ontzettend rijk geworden was: “Door altijd net iets minder winst te maken dan anderen.” Want hoe groter de risico’s, hoe groter de kansen op winst. En verlies.