Pssssttt! Bankje kopen?
Eindelijk lijken ze dan het centrum van de belangstelling van Europese politici te gaan bereiken: de zombiebanken. Volgens de Nederlandse hoofdeconoom van de Amerikaanse Citibank, Willem Buiter, is het de hoogste tijd dat Europa schoon schip gaat maken, liefst te beginnen: vandaag. Collega Trias schreef er gisteren over, dat we de pijn moeten nemen zoals ze komt, een forse reset accepteren, en opnieuw beginnen. Maar kan dat nog wel?
Het probleem van de zombiebanken is niet met een pennenstreek op te lossen. En dat heeft alles te maken met de basis van de problemen: niet alleen de euro, maar tevens de zwakte van de markt waarin de banken al een paar jaar moeten opereren. En de voorwaarden daarvan zijn door diverse overheden geschapen.
Zoals bekend verdienen banken hun geld met uitlenen van geld en handel in obligaties. Als we berekende bemiddelingskosten en bijdragen van rekeninghouders even buiten beschouwing laten zijn er drie pijlers waarvan de inkomsten van een bank afhangen: leningen aan particulieren, leningen aan bedrijven en de handel in aandelen, obligaties en staatsleningen. Om daarvoor voldoende kapitaal te hebben, gebruikt een bank het geld van depositohouders, obligatiehouders en kan zij bij de centrale bank tegen inbreng van zekerheden (de verwachte tegoeden op basis van eerdere leningen) geld krijgen om opnieuw uit te lenen.
Bij zombiebanken zijn de problemen begonnen in de derivatenhandel (afgeleide producten van bundeltjes obligaties en hypotheken), die zo onoverzichtelijk werden dat ook bij veel banken men geen idee meer had waarin men belegde. Dat resulteerde al in de crisis van 2008, en het omvallen van de Amerikaanse Lehman Brothers Bank. Maar waar in de USA een aantal banken ten onder ging, werden in Europa diverse banken met staatssteun overeind gehouden. De Europese banken waren – anders dan de Amerikaanse – over het algemeen banken met een gemengd profiel, die zowel spaarders als zakelijke klanten bedienden. De ondergang van zo’n gemengde bank had òf veel spaarders hun volledige inleg gekost (IJslands model), òf noodzaakte tot nationalisatie (de meest gevolgde aanpak). Het fenomeen ‘systeembank’ deed zijn intrede, al is een sluitende definitie tot op de dag van vandaag niet voorhanden.
De echte problemen waren daarmee nog niet opgelost.
Teneinde hun winstgevendheid in stand te ouden gingen veel Europese banken zich vervolgens sterker richten op staatsleningen en dergelijke. Dat kwam goed uit, aangezien voor het redden van de sector de Europese overheden enorme geldhoeveelheden moesten aantrekken op de financiële markten. In zekere zin werd hier het ene gat met het andere gevuld, ware het niet dat de overheden hun betalingsverplichtingen dekten met toekomstige belastinginkomsten. In plaats van een deel van de bevolking (de spaarders) te laten bloeden werd de schuld aldus gedemocratiseerd, werden we collectief verantwoordelijk gemaakt.
Maar waar zit nu precies de pijn?
In de derivaten, de staatsleningen en de hypotheken. De slechte economie kost ook geld, maar niet meer dan mag worden verwacht. Maar veel banken bezitten nog steeds derivaten, waarover ooit moet worden afgerekend. Hier en daar heeft men al voorzieningen genomen, maar veel pijn is nog niet aan de oppervlakte gekomen. De staatsleningen zijn een gevolg van de bankencrisis zelf, maar daarom niet minder ernstig. Veel landen werden door het redden van hun bankensector zèlf insolvabel. De hogere rente die zij de banken betaalden had de redding van die banken kunnen zijn, mits deze landen niet zelf niet een default zullen beleven. Dat zou nog kunnen wijzen op een soort van evenwicht, ware het niet dat de derivaten vermoedelijk al genoeg zijn om die balans te verstoren. En daar komt in een aantal landen dan nog eens een vastgoedbubbel bovenop.
Zoals in Nederland.
Nederland heeft via de hypotheekrenteaftrek tientallen jaren een kunstmatige vastgoedbubbel gecreëerd, waarvan het hele land profiteerde. Zo leek het althans. Maar nu de vastgoedprijzen sinds 2009 dalen, ontstaat meer en meer een probleem. Nederlandse banken die veel hypotheken verstrekten komen nu zelf in de gevarenzone. En de Nederlandse staat glijdt vrolijk mee, aangezien zij via de Nationale Hypotheek Garantie op dit moment voor circa 150 miljard mede garant staat voor de afbetaling van hypotheken, die groter zijn dan de onderliggende waarde. Als die onderliggende waarde al te gelde zou kunnen worden gemaakt, want wie koopt er in een markt waarin de prijzen nog steeds zakken een huis?
En zo zitten de Nederlandse banken in de pijnlijke situatie dat staatsobligaties nog steeds hun beste gok zijn om voldoende kapitaal te kunnen blijven betrekken bij de Nederlandsche Bank. Die immers nog steeds uitgaat van 100% betrouwbaarheid van staatsobligaties uit Frankrijk, Italië et cetera. En de betaalde rente op die obligaties houdt de banken nog steeds drijvend.
De ondergang van SNS was een voorbeeld van hoe het gaan kan, en de belangrijkste reden dat het afgelopen december al gebeurde was dat de zakelijke hypotheken die die bank beheerde extreem risicovol waren. Spaans en zo. Dat neemt niet weg dat het knappen van de Nederlandse bubbel ook een bank als RABO (marktleider in ons land) weg zou kunnen vagen, hoe goed die bank thans ook is gekapitaliseerd. Wie onderstaande grafiek bestudeert ziet dat ING ook een niet bepaald florissante plek inneemt tussen de banken met een hoge leen/deposito ratio. Ruwweg de linkerhelft van onderstaand rijtje zit in ongezond vaarwater. Daaronder ook een aantal banken in Scandinavië, die thans door de sterke munt van hun land worden gesteund. Maar de banken uit de Eurozone hebben die steun niet, en zullen worden meegetrokken met de ellende in de periferie.
Dat men in Nederland een paar weken terug met het plan kwam om de pensioenfondsen te gaan gebruiken om de hypotheekmarkt te stutten was dan ook niet verrassend. Want wie hebben er in Nederland veel aandelen ING? De pensioenfondsen. De Nederlandse pensioenfondsen beheren circa 1000 miljard euro, en staan vooraan in de rij van instanties die geplunderd zullen worden als de Nederlandse staat gaat kapseizen. En reken er maar op dat dat gebeurt als de Nederlandse grootbanken in serieuze problemen komen.
Of het thans nog haalbaar is ons verlies te nemen lijkt kwestieus, maar dat onze politici daartoe niet in staat zullen zijn staat buiten kijf. Hoe stoer ook de woorden die Jeroen Dijsselbloem en Willem Buiter afgelopen week ook spraken. Ze missen het politieke mandaat, en slechts een enorme schok als het uitstappen van een groot land uit de Eurozone zou mogelijk voldoende momentum kunnen geven om er een begin mee te maken.
Als overigens die schok in de nabije toekomst komt, zou die uit Italië kunnen komen. De derde bank van dat land, Banca Monte dei Paschi di Siena (BMPS) is nu al driemaal door de Italiaanse centrale bank te hulp geschoten, maar ervaart op dit moment een stevige bankrun. Het Cyprus-effect, want eerdere bailouts hadden geen enkel effect op de geldhoeveelheid die bij BMPS was ondergebracht. Vorige week publiceerde BMPS ook nog een verlies van 3,2 miljard, zodat het een kwestie van dagen lijkt eer er moet worden ingegrepen. Aangezien Italië nog steeds zonder regering zit, is het de vraag in hoeverre stevige maatregelen deze week daadwerkelijk mogelijk zijn.
Het tempo waarin de crises elkaar opvolgen neemt nog steeds toe. Een veeg teken voor de Eurozone.
Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.