De nationale beweging en Oranje
Jan Gajentaan bespreekt een aantal overwegingen naar aanleiding van de kersttoespraak van koning Willem-Alexander.
De kersttoespraak van koning Willem Alexander bevatte zoals Joost Niemöller al constateerde een weliswaar voorzichtig maar toch aangenaam patriottisch element, dat door de media prompt verdonkeremaand werd, zoals Joost stelde. De koning noemde in zijn toespraak vrijheid als wezenlijk element van de Nederlandse geschiedenis, vanaf het prille begin in 1572 (eerste Vrije Statenvergadering).
Het patriottisme (niet te verwarren met de pro-Franse Patriotten van eind 18e eeuw) staat niet voor niets in de belangstelling: de euro blijkt al bijna 10 jaar een groeibelemmerend en schuldenbevorderend wangedrocht, de Europese integratie blijkt eerder tot oorlog te leiden dan de beloofde vrede (zie Oekraïne) en de open grenzen van de EU leiden tot een permanente invasie van miljoenen ontheemde moslims en dus tot islamisering.
Het is daarom niet zo verwonderlijk dat nationale politieke bewegingen, die door de gesubsidieerde staatsmedia consequent als extreem-rechts worden geframed, nu de wind in de rug hebben. Maar hoe zit dat dan met de nationale beweging in Nederland: wat is de recente geschiedenis daarvan en welke rol heeft het Huis van Oranje daarin gespeeld? Ik merk dat daarover veel onwetendheid bestaat.
In een open brief in De Volkskrant in 1995 riep ANV (Algemeen Nederlands Verbond)-lid Prof. Dr. S.W. Couwenberg al op tot een nationaal réveil. De inmiddels 89-jarige Couwenberg werd onlangs nog onderscheiden met ‘De Desiderius’ prijs voor zijn uitzonderlijke bijdrage aan het publieke debat en de opinievorming in Nederland in de afgelopen halve eeuw.
Couwenberg wees er in 1995 in zijn opiniestuk op dat eind 19e eeuw in Nederland “vanuit de liberale burgerij een nationalistische stroming op de voorgrond trad, die dwars door (religieuze en politieke) tegenstellingen opkwam voor versterking van nationaal zelfrespect, nationale vitaliteit en weerbaarheid.”. Het ANV speelde een niet onbelangrijke rol in die beweging. Het Huis van Oranje was belangrijk voor deze beweging juist omdat de monarchie gezien werd als een onmisbaar symbool van nationale eenheid, in ons religieus en politiek uiterst verdeelde land.
Belangrijk daarbij is de specifieke historische achtergrond van ons Oranje koningshuis dat in tegenstelling tot Europese dynastiëen als de Bourbons, Habsburgers en Hohenzollerns altijd een rol speelde bij de verdediging van de Nederlandse nationale soeveiniteit en daarom in het verleden vaak als een volks-koningschap is omschreven. Natuurlijk neemt dit niet weg dat onze monarchie op erfopvolging is gebaseerd. In de jaren negentig was ik zelf republikein en zelfs een tijdje lid van een republikeinse politieke partij, maar de laatste jaren ben ik daar genuanceerder over gaan denken, juist vanwege de rol van Oranje als symbool van onze nationale eenheid. Een rol, die in de toekomst nog wel eens belangrijk zou kunnen blijken.
Het leven van mijn eigen grootvader Dr. Jan Gajentaan (1902 -1987) over wie ik meerdere columns heb geschreven past overigens naadloos bij die door Couwenberg omschreven “nationaal bewuste liberale burgerij” die van ca. 1890 tot aan WO2 een belangrijke rol speelde bij onze natievorming. Mijn grootvader was in het interbellum naast bestuurslid van het ICA (Initiatief Comité Amsterdam) ook zeer actief als bestuurslid van het ANV (afdeling Amsterdam) en van het Amsterdamse Oranje-Comité. In zijn belevingswereld en die van zijn tijdgenoten was de sterke link tussen Oranje en patriottisme of nationalisme volstrekt logisch.
In zijn interessante artikel vertelt Couwenberg dat die nationale, burgerlijke beweging in het Interbellum ernstig gefrustreerd werd door de verzuiling die vanaf 1917 als gevolg van de pacificatie in Nederland sterk doorgevoerd werd. Ook hier fungeerden de Oranjebeweging en het ANV als “tegengif”. Wederom herkenbaar vanuit mijn familiegeschiedenis; zo was mijn grootvader samen met een aantal medestanders druk doende in het interbellum om protestantse, katholieke en joodse verenigingen te bundelen in de Oranjebeweging. Al in 1930 bezocht hij o.a. joodse verenigingen in Amsterdam met dat doel.
Volgens Couwenberg ontstond er na WO2 weer een andere situatie. Hij schrijft:
“wannneer na de oorlog de traditionele neutraliteitspolitiek niet langer te handhaven valt en ons koloniale rijk in de Oost ten onder gaat, zoekt Nederland zijn politieke heil in de richting van een verenigd supranationaal Europa. In samenhang met de Koude Oorlog raakt de nationale gemeenschapsgedachte opnieuw op de achtergrond en de culturele revolutie van de jaren zestig versterkt die tendens nog meer. Zozeer zelfs dat cultivering van nationaal besef en identiteit in veler ogen geldt als volstrekt verouderd. Dat besef staat immers haaks op de toenemende individualisering en internationalisering van onze samenleving.”
Naar mijn mening is dat een juiste analyse van Couwenberg. Wederom herkenbaar vanuit de familieachtergond: terwijl mijn generatie en die van mijn vader meer internationaal dachten, verloor mijn grootvader zeker vanaf de jaren zestig de aansluiting met de politieke en maatschappelijke tijdgeest. Overigens heeft hij wel eens gezegd in een interview (1965) dat hij zijn ideële verenigingsactiviteiten en zijn inzet “voor de nationale zaak” van vóór WO2, veel belangrijker vond dan zijn succes als Sinterklaas bij de intocht na de oorlog.
Als we nu terecht komen in een tijdperk waarin die Europese integratie door een aantal oorzaken is vastgelopen, niet in de laatste plaats door het veel te groot zijn van de EU met 28 landen om een geïntegreerde en effectieve (super)staat te kunnen zijn dan doet de vraag zich voor: is het niet tijd voor een nationaal réveil, waartoe Couwenberg in 1995 al opriep?
En als interessante nevenvraag: zou het Huis van Oranje weer die bindende factor kunnen zijn in een tijd waarin we in Nederland behalve religieus en politiek, ook nog eens etnisch verdeeld zijn? Zal Willem Alexander vooral koning van en voor Nederland zijn, terwijl zijn moeder en grootmoeder de idealen van de internationalisering vertegenwoordigden? De geschiedenis is vaak cyclischer dan we geneigd zijn te denken.