Politieke cliënten
Er wordt al langer beweerd dat de PvdA de immigranten van de afgelopen vijftig jaar tot haar cliënten heeft gemaakt. Meestal blijft dat beperkt tot geroep van mensen die instinctief aanvoelen hoe het werkt, maar bewijzen en formele erkenning zijn minder makkelijk te vinden.
In een klassiek politiek clientela-systeem zijn de onderlinge verhoudingen veel complexer dan alleen stemmen op politici die iets voor je doen. De politicus kan in een situatie waarin dat voordelen biedt van zijn cliënten – gevraagd èn ongevraagd – activiteiten te zijner gunste verwachten. Omgekeerd maakt dat hem ook benaderbaar voor specifieke, persoonlijke gunsten en ondersteuning. In feite is politieke partijvorming daar een gelegaliseerde neerslag van – zodanig zelfs dat we dat niet meer herkennen als een cliëntensysteem. Wat het natuurlijk wèl is.
Het tweede proces tegen Geert Wilders, speciaal de aangiftecarrousel in 2014 lijkt echter een prima gelegenheid te bieden om de mechanismen van het systeem zoals dat in Nederland is ontstaan in kaart te brengen. Dat de politie de neiging heeft politici ter wille te zijn is niets nieuws. Politici maken deel uit van de macht die de politie in ultimo aanstuurt. Dat op een nette manier gescheiden houden is nogal moeilijk. Wie het zich te weinig bewust is, valt er dan makkelijk voor. En zo liggen er dan ineens voorgedrukte aangifteformulieren op de balies. Bespottelijk voor een toeschouwer die het proces niet van dichtbij meemaakt, maar logisch voor wie er midden in zit.
Een paar stapjes verder – en een klassieke vorm van cliëntengedrag – is dat Delftse gemeenteraadslid van de PvdA, die in zijn eigen achterban de boer op ging om aangiften te regelen onder zijn eigen cliënten. Het is een mooi voorbeeld van een getrapt systeem, waarbinnen iedereen zijn plek lijkt te kennen, en getrouw zijn functie binnen het raderwerk zijn taak vervult. Het was in het belang van de cliënten van Abdel Maanaoui om hem van zoveel mogelijk aangiften te voorzien, aangezien het er op leek dat dat zijn aanzien – en invloed dus – binnen de Partij van de Arbeid zou versterken. Abdel Maanaoui zou daardoor op langere termijn beter in staat zijn tegemoet te komen aan wat die achterban belangrijk vindt.
Het is niet moeilijk te zien hoezeer dat in contrast staat tot het idee dat een volksvertegenwoordiger er is om de beste overwegingen te debiteren voor het algemeen welzijn. Als de belangen van cliënten prevaleren – wat vrijwel altijd zo zal werken, aangezien dat de basis van een dergelijk systeem is – dan is het algemeen belang per definitie het kind van de rekening.
Maar de aangiftecarrousel toonde dat niet alleen binnen partijen dit systeem zo werkt, maar ook dat leden van lokale elites er hun voordeel mee deden. Er zijn meerdere burgemeesters geweest die tezamen met hun volledige college van B&W aangifte gingen doen, maar de meest prominente en opvallende figuur was toch wellicht de Nijmeegse CDA-burgemeester Hubert Bruls. Bruls was vrij kort daarvoor tot burgemeester van Nijmegen benoemd, waarbij hij verrassend PvdA-zwaargewicht Sharon Dijksma het nakijken gaf. Dat de gemeenteraad van Nijmegen de voorkeur aan Bruls gaf boven Dijksma was opvallend – niet voor niets wordt Nijmegen Havanna aan de Waal genoemd. Of Bruls moreel werd gedwongen, of dat hij een kennelijke kans herkende om zijn college te overtuigen van de juistheid van hun keuze kort daarvoor valt niet makkelijk te achterhalen.
Maar dat het een cliënt-gestuurde beslissing was staat buiten kijf. In één klap wist Bruls hiermee alle twijfels over zijn politieke wenselijkheid als burgemeester weg te vegen. Of dat in het algemeen belang was deed even niet ter zake.
De hele aangiftecarrousel is een klassieke cliëntenaanpak geweest, maar je hoort er niemand over uit de partijen die er goede sier mee maakten. Dat is een slecht signaal, want wat gebeurde was onmiskenbaar wat ik hierboven beschrijf. Dat het een politiek model betreft uit een cultuur die de onze nooit was, doet er klaarblijkelijk evenmin nog toe. Het is het zoveelste voorbeeld van het functioneren van wat ik eerder De Regentenpartij noemde.
Excellente beschrijving van de voor zichzelf elitaire zetels stelende regentenkliek onder de beschermende noemer van gemeenschapsbelang. Een dramatisch welhaast onuitroeibaar fenomeen.