Over de wil van het volk
Victor Onrust stelt dat een elite een onmisbaar element van èlke regeringsvorm is, ook binnen een democratie. Maar ook, dat als die democratie wil werken als uiting van de wil van het volk, een zekere mate van consensus essentieel is. En moeten we ons per sé blind staren op het woord cultuurmarxisme?
Directe democratie?
Critici van onze democratie menen dat op dit moment de wil van het volk onvoldoende of niet in het gevoerde beleid terug te vinden zou zijn en zij zoeken de oorzaak daarvan in een democratisch tekort: er zou meer directe democratie moeten komen. Door veel besluitvormende referenda te houden en vertegenwoordigers voortdurend hun achterban te laten raadplegen voordat ze een stem uitbrengen. Als positief voorbeeld wordt soms de volksvergadering van het oude Athene naar voren geschoven.
Voor het gemak wordt hier vergeten dat die volksvergadering bestond uit een deel (6 000) van de volwassen manlijke burgers (30 – 60 000) en dat die vergadering niet zelf heerste maar wetten goedkeurde en heersers en andere organen verkoos of benoemde. Dan nog is het niet waarschijnlijk dat die 6000 allemaal een minuutje spreektijd zouden hebben (totaal 100 uur) om samen tot een besluit te komen.
Het voorleggen van keuzes aan 13 miljoen kiesgerechtigden en het daarover stemmen, of dat nu een referendum of vertegenwoordiging betreft, is een gigantische opgave. Die is alleen zinvol als de kiezer een gefundeerde en effectieve keuze kan maken. Bij referenda is er behalve de moeilijkheid om een serieuze keuze voor te stellen en duidelijk te presenteren het nog grotere probleem van de uitvoering. Het bestuur moet die volkswil kunnen en willen uitvoeren, ongeacht de uitslag. Als de uitslag van een referendum in overeenstemming is met een eigen programma of regeerakkoord kan het worden uitgevoerd. Is dat niet zo dan moet er een ander bestuur komen. Als daar geen meerderheid voor gevonden kan worden dan blijft het onuitgevoerd. Dit geldt in de eerste plaats voor referenda die niet door het bestuur maar vanuit de kiezers tot stand komen. Maar ook van referenda die wel door het bestuur of een parlementaire meerderheid worden gehouden zal een “tegenvallende uitslag” vaak niet worden uitgevoerd en als een motie van wantrouwen worden opgevat. De ervaring met nagenoeg alle andere vormen van volksraadpleging, zoals inspraak, leveren het zelfde beeld op.
In zijn algemeenheid zijn referenda geen antwoord op het democratisch tekort, evenmin als het idee dat politici voortdurend hun achterban moeten raadplegen. Dergelijke voorstellen zijn een teken dat de vertegenwoordigende mechanismen niet goed werken; dat daarmee geen ter zake kundige vertegenwoordigers verkozen worden die uit zichzelf al voldoende vertrouwen van de achterban hebben om die niet op willekeurige momenten te hoeven raadplegen. Het betekent niet dat democratie op basis van vertegenwoordiging op zichzelf een probleem is.
De noodzaak van een elite
Dit soort kritiek komt voort uit een vals beeld van democratie. Grote aantallen mensen kunnen alleen een maatschappij vormen, samenwerken, als er sprake is van leiding, van een bestuur. Zij kunnen niet met zijn allen zichzelf besturen. Het “afsterven van de staat” (Marx) is een illusie. Hoogstens kan de staat ontmenst worden en vervangen door een artificiële intelligentie. Misschien is dat wel een goede oplossing, maar wel een on[m/w]enselijke. Overigens wordt de mens via veel meer mechanismen gestuurd en bestuurd dan alleen de regering. Die andere mechanismen, bijvoorbeeld de markt, grote ondernemingen of andere organisaties zijn vaak niet erg democratisch.
Leiding komt voort uit en behoort tot een elite. Onder democratische omstandigheden wordt zij uit die elite verkozen; in de overige gevallen maakt de elite onderling uit wie de leiding krijgt, al of niet gepaard gaande met het om zeep helpen van ongewenste facties. Tot de elite behoren de belangrijkste parlementariërs, regering, hoge ambtenaren, het bestuur van grote bedrijven, en instellingen als vakbeweging, media, onderwijs en rechtspraak. Daarnaast de meest invloedrijke journalisten, kunstenaars en wetenschappers. In Nederland gaat het om hoogstens een paar duizend personen.
De elite komt niet willekeurig voort uit de bevolking maar selecteert zich voor het grootste deel zelf, buiten democratische processen om. De selectie is overwegend uit de hogere middenklasse die gevormd wordt in het hoger onderwijs en daarna door de media. De kans tot de elite toe te treden als men daarbinnen geboren en gevormd is, is ook nog een stuk groter dan als men daarbuiten begint.
Niet de parlementaire mechanismen falen, maar de elite en de hogere middenklasse zelf, die vervreemd zijn van belangrijke delen van het volk en geen rekening meer houden met hun belangen. De “zittende” elite houdt de macht doordat zij kan bepalen wie er op cruciale posities wordt aangesteld. Er kan alleen iets veranderen als bij de elite andere ideeën kunnen worden geïntroduceerd, al of niet door toetreding van nieuw personeel dat die ideeën geformuleerd heeft. “Het volk” kan zelf niet spreken, het heeft leiding nodig die andere inzichten tot een samenhangend geheel kan brengen en kan verwoorden en daarmee de bestaande elite kan overtuigen of vervangen.
Democratie kan alleen werken binnen een consensus
Zolang meningsverschillen over de wil van het volk of een belangrijk deel daarvan zich binnen de heersende consensus afspelen is er geen probleem. De partij die voor een grotere nivellering van inkomen is krijgt over het algemeen even veel kansen om kiezers te werven als de partij die de inkomensverschillen wil vergroten. Partijen of groepen die standpunten hebben die buiten de consensus vallen worden geïsoleerd. Niet alleen in het parlement maar ook in de media, het onderwijs, de rechtspraak. Kunstenaars die iets willen maken dat tegen de hoofdstroom ingaat krijgen slechts zelden geld bij elkaar. Rechters menen dat PVV-ers geen rechter kunnen worden. Dan blijkt dat bijvoorbeeld een meningsverschil over inkomensverdeling niet van werkelijk belang is, maar dat er een consensus heerst die de zittende elite als geheel met alle mogelijke middelen in stand wil houden. Dit proces beperkt de democratische keuzemogelijkheden.
De afgelopen decennia is de democratie ondermijnd door het verlenen van burgerrechten aan groepen die buiten de consensus vallen; die de dogma’s van de elite betreffende de wereldwijde mensenbroederschap en de voorrang van het individu boven de groep, het sociale, niet erkennen. En waarvan velen onze cultuur zelfs als een te bestrijden vijand zien. Die dogma’s zijn daardoor niet meer te handhaven. Ze zullen vervangen moeten worden door een nieuwe consensus die reciproke uitsluiting mogelijk maakt; die de fout van die toelating kan herstellen. Maar juist dan komt de machinerie van de politieke uitsluiting op gang.
We zien de paradoxale toestand ontstaan dat degenen die de bestaande consensus afwijzen — weinig moeten hebben van de gangbare waarden, onze democratie en ons rechtsstelsel — schijnbaar binnen de democratische consensus worden getrokken: ze hebben stemrecht, kunnen verkozen worden, partijen oprichten, mogen hun ideologie verkondigen, beleven en versterken en krijgen voldoende (positieve) aandacht in de media. Ondanks de wezenlijke vijandigheid verandert de consensus van de broederschap daardoor niet. Juist degenen die zich tegen die wezensvreemde cultuur willen verzetten en de oorspronkelijke waarden van onze cultuur — waaronder de democratie zelf — willen handhaven en verdedigen worden uitgesloten en de mond gesnoerd. Dit is de kern van het democratisch tekort, de reden om te verklaren dat onze democratie op sterven na dood is.
Hegemonie
De dominante consensus komt naar buiten als een overheersende levensovertuiging en cultuur, die het fundament van de macht van de heersende elite vormt: hegemonie. De vraag is of en hoe die hegemonie doorbroken kan worden, vervangen of gewijzigd in een andere die daar serieus van afwijkt. Uit voorgaande blijkt dat dit niet gaat lukken door het simpele deelnemen met een nieuwe politieke partij aan de verkiezingen of het houden van referenda. Op zijn minst in het onderwijs en in de media zullen er serieuze bastions noodzakelijk zijn die een politiek alternatief onverkort steunen. In vroeger tijden werd dit ingezien. Politieke organisaties die echt iets anders wilden, bijvoorbeeld de CPN, staken veel energie in het in stand houden en verspreiden van eigen media. De krant de Waarheid en een eigen uitgeverij Pegasus. Maar ook de andere “zuilen” in de jaren 50 en 60 bestonden niet voor niets en waren duidelijk gelieerd aan een bepaalde partij. De Christelijken hadden daarnaast hun eigen (hoger) onderwijsinstellingen. Toegang tot media is van het grootste belang. Als ze zo georganiseerd zijn dat ze hoofdzakelijk de heersende elite dienen moet de toegang worden afgedwongen of moeten eigen kanalen worden gecreëerd.
Het medialandschap
Ondanks het internet is het medialandschap er nog niet veel beter op geworden. Tegenover de mainstream media staat een veelheid van min of meer oppositionele blogs en andere kanalen die wel kritiek leveren maar geen politieke koers uitdragen. Dat geldt ook voor de wat meer invloedrijke en beter gelezen of bekeken alternatieve media. Er is weinig aandacht voor het uitdragen of bediscussiëren van een serieus alternatief politiek programma. Er is vooral ruimte voor kritiek, met een grote aandacht voor incidenten en personen. PVV en FvD worden vaak op een manier behandeld die vergelijkbaar is met de kritiek op VVD of PvdA. Vooral aandacht voor de uitglijers en fouten. Een enkele keer wordt er serieuzere systeemkritiek gegeven, maar tot het formuleren van alternatieve werkwijzen komt het eigenlijk nooit. Zo is het uiteindelijk vooral een boodschap aan de zittende partijen om de rotte appels uit de mand te verwijderen en fouten te herstellen. Er wordt geen serieus alternatief naar voren gebracht dat de heersende consensus over mensenrechten, het individu en het geglobaliseerde kapitalisme kan doorbreken.
Zeker, het kritisch volgen van het bestaande is een belangrijke voorwaarde voor het ontwikkelen van een alternatief. Maar als er geen of onvoldoende aandacht besteed wordt aan alternatieven die verder gaan dan het vervangen van een fout poppetje door een goed beweegt men zich uiteindelijk binnen de heersende consensus. Dat geldt voor GeenStijl, Café Weltschmerz, TPO en Follow the Money. Kritiek op de media is vooral kritiek op de staatsomroep en de “serieuze” pers. Op de eigen positie en die van de commerciële media wordt zelden gereflecteerd. Twee belangrijke alternatieve media, GeenStijl en TPO zijn afhankelijk van reclame. Dat dat risico’s voor de onafhankelijkheid inhoudt wordt af en toe wel duidelijk. Ook belangrijke kanalen als Facebook, Twitter en Youtube zijn in particuliere handen en op winst gericht en ook dat blijkt ongewenste censuur op te leveren. PVV en FvD besteden hier geen aandacht aan en zijn ook onvoldoende bezig een eigen basis in de media op te bouwen. Een Facebookpagina en een website zijn niet voldoende.
De wil van het volk
De reële oppositie, in of buiten het parlement, beroept zich nog al eens op de “wil van het (Nederlandse) volk”. Als ideologie beroept men zich dan op vaderlandsliefde of de joodschristelijke cultuur. Uit bovenstaand kan de conclusie getrokken worden dat als er al een wil van het volk bestaat dat de hegemone ideologie is; de consensus waarbinnen de democratie functioneert. Die wil komt niet van onderop maar van bovenaf: de elite die door haar machtspositie in de instituties het volk met haar wil disciplineert en consensus tot stand brengt. Ieder beroep op de wil van het volk is in wezen een zwaktebod en verhult dat men zelf onvoldoende ideeën heeft over een alternatief voor de bestaande wil. Vaderlandsliefde of de joodschristelijke cultuur bieden maar weinig concrete aanknopingspunten voor de problemen van deze tijd. Er zijn bijvoorbeeld geen voorstellen uit af te leiden hoe het probleem van de burgers die geen burgers behoren te zijn kan worden opgelost.
Hegemonie (2)
Hoe kan een alternatief een substantiële meerderheid krijgen? Hoe kunnen de burgers deel worden van een nieuwe, alternatieve wil? Hoe kan een andere ideologie dominantie realiseren?
Hegemonie staat in het centrum van het denken van Antonio Gramsci. De man van de beroemde “mars door de instituties”. Vanwege dat idee wordt hij zwart gemaakt, maar het gaat helemaal niet om die mars op zichzelf maar om de ideeën die men daarmee hoopt te realiseren. Een dergelijke mars is misschien wel de enige manier om nieuwe ideeën op een vreedzame wijze aan de macht te brengen. Inderdaad is er vanuit ’68 tot op zekere hoogte sprake van een dergelijke mars. Daarbij ging het echter behoorlijk mis want in plaats van een nieuwe consensus tot stand te brengen “verrijkte” men slechts het heersende liberalisme met cultuurrelativisme. Een totale mislukking. Het zou verstandig zijn als de huidige groepen die zich tegen de heersende EU-fiele, cultuurrelativistische, neoliberale Gutmenscherei verzetten zich zelf eens gingen interesseren voor een stevige mars door de instituties.
Maar eerst een paar goede ideeën.
Dit essay verscheen eerder op Harde Woorden
Elite ? elite ? Zelf-benoemde zelf-bevlekkers ?
Als iemand KWALITEITEN heeft, wordt dat door de meesten, met gezond verstand, herkend.
Opleiding, afkomst, positie, e.a., geven niet de doorslag.
KWALITEIT – DAAR gaat het om. Iemand met kwaliteit, die kan gekozen worden.
Democratie ?
One [wo]man, one vote.
Vrijheid van MeningsUiting.
Rechtstaat?
Rechtvaardige wetten en Grondwet.
Een land ?
Eigen grenzen, verdediging, taal, samenleving en beschaving.
La condition humaine.
Wie wil, dat de meerderheid van de mensen,
in [ gaat ] stemmen met [ een ] bepaalde opvatting[en],
zal die meerderheid daarvan moeten zien te overtuigen.
Democracy at work.
Beter is er niet.
De huidige elites in west Europa kunnen beter vrijwillig opstappen, dat bespaart ze een hoop narigheid.