Interne partijdemocratie – 1 – PvdA
Met het vertrek van Felix Rottenberg als voorzitter van de partijcommissie die een lijst moest op stellen voor de volgende verkiezingen, lijkt de PvdA de rel rond het interview vorige week te heben afgesloten. Althans volgens de media die er alweer hun aandacht voor verliezen. Maar hoewel dat oppervlakkig gezien waar is, beseffen alle betrokkenen dat Rottenberg een Doos van Pandora heeft opengetrokken. Nu het deksel toch van de doos is, ga ik er deze week eens uitgebreid in spitten.
Het eerste dat opviel aan de uitspraken van Rottenberg, was de keus van het moment ervan. Het is best mogelijk dat het werk in de kandidatencommissie van de PvdA al zo ver op streek is, dat Rottenberg zich geroepen voelde om de zelfgenoegzaamheid van de partij op te schudden, maar als argument bevredigt het niet. En de reden van die onbevredigendheid is dat landelijke verkiezingen formeel nog twee jaar weg zijn. De stand van de peilingen, alsmede de vooruitzichten op een termijn korter dan een jaar, zijn voor de PvdA ronduit dramatisch.
Verkiezingen?
De vraag die als eerste moet worden gesteld is dus of Rottenberg binnenkort verkiezingen verwacht. Laten we het – de peilingen indachtig – er op houden dat het niet onmogelijk is, maar hoogst onwaarschijnlijk. Dat zou af kunnen hangen van een fundamenteel conflict binnen de coalitie, en het vluchtelingendossier lijkt de meest aangewezen splijtzwam.
Een gevolg van verkiezingen lijkt te zullen worden dat de PvdA ongeveer halveert tot een ongekend laag niveau. Dat verklaart niet alleen de opstandigheid van de fractie tegen de uitspraken van Rottenberg (er zouden 20-25 mensen moeten verdwijnen), maar eveneens waarom een val van het kabinet niet voor de hand ligt. Scherpslijperij zou veel Kamerleden definitief verbannen naar de vergetelheid van een wachtgeldbestaan. Voor velen binnen de PvdA was de stap van Rottenberg dus prematuur, maar daar komt nog meer bij.
Mandaat
Iets wat Rottenberg en de meeste commentatoren afgelopen week uit het oog verloren, is dat Samsom de eerste direct gekozen PvdA-partijleider is sinds mensenheugenis. Daarmee heeft hij een mandaat van de partijleden, dat dat van Hans Spekman naar de kroon steekt. Dat Didi het niet al te best doet in de publieke opinie, is mijns inziens iets wat je hem nauwelijks verwijten kunt. Het voordeel van zijn achterblijven in de Kamer, in plaats van het accepteren van een kabinetspost, heeft hem niet kunnen behoeden voor een dramatische val in populariteit. Die overigens onvermijdelijk was, aangezien de PvdA-campagne in 2012 voor een niet onaanzienlijk deel was gebaseerd op een set beloften waarvan men wist dat ze onhoudbaar waren, aangezien een coalitie met de VVD onafwendbaar leek. Dat kiezers zich bedrogen zouden voelen was een logisch gevolg – waarmee de PvdA prompt terugkeerde naar haar populariteitsniveau van begin 2012.
De relatieve populariteit van Asscher kon alleen ontstaan doordat Samsom de klappen opving. Het toekomstige mandaat van Asscher lijkt vooral gebaseerd te zijn op de populariteit die de PvdA voor decimatie zou kunnen behoeden. Is dat een basis? Job Cohen had niet meer te bieden, en hoe dat afliep is bekend. Met direct verkiezingen in het vooruitzicht zou dat een groot voordeel kunnen zijn – het is een patroon dat bij de PvdA sinds het vertrek van Wouter Bos steeds terugkeert. Maar als Asscher dit najaar als nieuwe leider op het schild was gehesen, en hij had nog twee jaar in deze coalitie door moeten gaan, is hij versleten voor het tot verkiezingen komen kan. De houdbaarheid van PvdA-leiders is op dit moment minder dan een jaar, en dat heeft alles te maken met wat men het electoraat telkens aan verwachtingen voorspiegelt.
Afbreuk
Dat brengt me op een laatste punt, dat ik afgelopen week in de media miste: dat Samsom door deze affaire zou zijn beschadigd. Ik zie niet goed in hoe dat nog zou kunnen. De manier waarop Samsom naar buiten komt maakt dat klip en klaar. Sinds mei is Samsom vrijwel volledig buiten beeld geweest – wat overigens voor zijn populariteit niets bleek uit te maken. Ook op Twitter is hij al maanden niet meer gesignaleerd.
Als er iemand is die deze rel afbreuk heeft gedaan, is het Asscher. Niet alleen was het sterker geweest als hijzelf direct na het Rottenberg-interview afstand had genomen van de suggesties die daarin werden gedaan – nu schiet het beeld wortel van een intrigant die ontijdig probeerde de baas pootje te lichten. Maar tevens wordt zijn positie ambivalent. In voortgaande mate zullen de media proberen hem opinies te ontlokken die schuren met die van de Kamerfractie – die zoals gezegd er alle (persoonlijke) belang bij heeft dit kabinet zo lang mogelijk in het zadel te houden. Daarmee is het proces van slijtage, waar mensen als Cohen en Samsom na een paar maanden last van kregen, voor Asscher nu al begonnen. Bij de PvdA heeft niemand dus redenen om Rottenberg dankbaar te zijn voor het gewraakte interview. Ook daarom was zijn vertrek onvermijdelijk, niettegenstaande de correctheid van zijn analyse.