Integratie – achtergrond van het probleem -1-
Wat is nu eigenlijk de context en wereld waarin de islam is ontstaan, en waarom die wegering tot integratie? Toon Kasdorp maakte daarover ooit een lang verhaal, dat we in drie delen publiceren.
Mohammed, die zowel Joodse als christelijke invloeden ondergaan had voor hij de Koran dicteerde aan zijn volgelingen, hield het christendom, dat hij om zich heen zag, met goede redenen voor een vervalsing van de leer van Jezus. Zelf beschouwde hij Jezus als de grootste van alle profeten die hem waren voorgegaan, maar hij had bedenkingen tegen de kerk van Paulus en van Constantijn.
Het christendom met zijn Griekse mystiek en filosofie had in de opvatting van Mohammed te veel heidense aspecten gekregen. Hij verwierp alles wat de volgelingen van Paulus aan het oorspronkelijke evangelie hadden toegevoegd. Dat was met name de Goddelijkheid van Christus. De gedachte dat een mens tevens god kon zijn verwierp hij voor ieder ander mens, hemzelf inbegrepen. Maar daarnaast hield hij ook de goddelijke drie-eenheid voor een van de platonische insluipsels. Het kind dat door Mohammed[1] werd weggegooid, tezamen met het christelijke badwater, was de vredesboodschap. Die boodschap is wel degelijk evangelisch en de christelijke kerk heeft haar door de eeuwen heen bewaard. Zij heeft haar via de Verlichting aan de moderne wereld doorgegeven en het is de ethische kern gebleven van het humanisme. Dat wij nu de mensenrechten voor onaantastbaar houden en oorlog verafschuwen komt door de verandering in de wereld die Jezus van Nazareth heeft te weeg gebracht.
Het respect voor het individu ongeacht diens achtergrond en het afzien van geweld, dat zijn twee ethische regels die kenmerkend zijn voor onze samenleving. Ze komen voort uit het christendom. Als Uw vijand U slaat, keer hem dan de andere wang toe. Wat gij aan de minste van de mijnen doet, dat hebt ge aan mij gedaan. Mij zult ge niet altijd bij U hebben, maar de armen, die zult ge bij U hebben. Eerbied voor het menselijk leven, niet op massale schaal, maar individueel, dat is Christelijk.
Het christendom is ooit begonnen als een Joodse sekte, als een aantrekkelijke variant van het Jodendom, wars van de georganiseerde religie, die in die tijd vertegenwoordigd werd door Farizeeën en Sadduceeën, de schriftgeleerden van het Nieuwe Testament. Paulus en zijn volgelingen hebben van deze Joodse sekte een Griekse mysteriedienst gemaakt, met een machtige kerkelijke organisatie die alles overvleugelde wat er voordien in de oudheid op dat terrein had bestaan. Als zodanig is het een van de vormende krachten geworden van de westerse beschaving.
In de Middeleeuwen was de christelijke Kerk aan deze zijde van de Middellandse Zee de kern van de samenleving, zoals de islam dat werd aan de andere zijde. Dat christendom was in navolging van het Romeinse rijk al vroeg gescheiden in een Oosters Grieks sprekend stuk en een westers en Latijns deel. Beide varianten hadden sinds Constantijn geen apart leven naast de staat. Er was één samenleving, waarin kerk en staat in elkaar over liepen en een eenheid vormden. Die eenheid, zowel bij de islam als in de Christenheid, was kenmerkend voor de Middeleeuwen.
Aan het einde ervan, al voor het begin van de nieuwe tijd, verdween die eenheid in het christelijke West Europa. De pausen waren in het Franse Avignon terecht gekomen en zij kregen tegenpausen in Rome. Vorstenhuizen, verbonden aan regio’s die uitgroeiden tot primitieve “nationale” staatsverbanden kregen in de samenleving de overhand. De rol van de keizer verbleekte. Het keizerschap werd een eretitel zonder macht. Door de machtsverbrokkeling binnen de Christenheid, kregen eerst de Reformatie en daarna de Verlichting hun kans. Wat vroeger door de kerkelijke machthebbers met behulp van de seculiere overheid de kop zou zijn ingedrukt, kon nu tot bloei komen en navolging krijgen: een postchristelijke wereld van de ratio, de godsdienstige verdraagzaamheid en de wetenschap. In die verlichte wereld is de industrialisatie tot stand gekomen en met haar de welvaart en de overheersing van de wereld door Europa. En na de Middeleeuwen kwam ook de andere wortel van de moderne samenleving tot haar recht: de klassieke beschaving.
De ander wortel, de Grieks- Romeinse wereld
Polis of politeia staat voor het klassieke Griekse begrip stadstaat, maar bij Plato en Aristoteles is de politeia al het ruimere[2] begrip constitutionele staatkundige gemeenschap. Politeia contrasteerde met het begrip koninkrijk, wat in die tijd de staatkundige organisatie was van de rest van de wereld. De Romeinse urbs is een polis, een stadstaat met een constitutie. Tot ver in de keizertijd was de stad Rome het staatkundige[3] raamwerk waarbinnen het Romeinse publieke leven zich afspeelde. De Grieken en Romeinen beschouwden hun manier van leven als moderner en beschaafder dan die van de barbaren, als de enige fatsoenlijke manier eigenlijk voor vrije mensen om te leven. Dat gold zowel voor de Atheense democratie[4] als voor de Romeinse republiek[5].
Wanneer Aristoteles de mens definieert als een maatschappelijke wezen (zoön politikon) dan bedoelt hij letterlijk dat kenmerkend is voor deze wezens dat zij deel uitmaken van hun polis[6]. Dat de andere vormen van staatkundige organisatie uit hun tijd voor barbaars werden aangezien, was niet alleen een kwestie van taalverschil, maar had wel degelijk ook betrekking op hun andere manier van leven. Die manier werd door de Grieken als achterhaald beschouwd. In hun ogen waren de Oosterse rijken tirannieën en ongeschikt voor vrije mensen.
Het Perzische rijk, waarmee Griekse steden ten tijde van Aristoteles al generaties lang in oorlog waren geweest, is representatief voor deze verouderde vorm van politieke en maatschappelijke organisatie. De Perzen en de andere rijken uit de oudheid waren regionale staten onder gezag van een vorst. De onderdanen waren lid van het rijk omdat zij zo waren geboren of omdat ze waren veroverd. Rechten waren gunsten van de vorst en plichten waren wat de koning af kon dwingen.
Het wetboek van Hamurabi, de Thora van de Joden en later de Koran van de Moslims waren geen constitutionele documenten, die de staat beoogden in te richten en die willekeur van machthebbers uitsloten. Eerder waren het voorlopers van een burgerlijk wetboek. Een constitutie, d.w.z. regels die ook de machthebbers bonden, hadden Joden en Egyptenaren niet. Hun oude rijken waren uitgebreide families en de koning was het opperstamhoofd. Niet wezenlijk anders dan een groep hominiden met aan het hoofd een alpha male.
De Grieken waren vrije mensen, burgers van hun stad met rechten en plichten die voortvloeiden uit hun constitutie. Afhankelijk van de vorm lag de macht in de handen van veel of weinig personen. Zoals Polybius in het zesde hoofdstuk van zijn Geschiedenis uiteenzet[7], is een constitutie niet voor de eeuwigheid. Een constitutie is niet alleen een rationeel maar ook een historisch fenomeen. Zij haakt in op de noden van de samenleving en verandert met de groei en de verandering van de gemeenschap die zij beoogt te organiseren. Wat geschikt lijkt voor een polis zoals de Grieken die in de vijfde eeuw kenden, werkte niet meer in de Romeinse republiek die ten tijde van de Gracchen[8] bestond. In wezen was het Romeinse wereldrijk toen al lang geen stad of polis meer, al dachten de Romeinen nog steeds van wel. Het Romeinse rijk, de orbis terrarum, was te groot en stond te ver af van het ideaalbeeld van de politeia zoals dat door Plato en Aristoteles was geschilderd.
De elementen waarin de Grieks/Romeinse staatsinrichting zich van de “Aziatische” onderscheidde zijn nog steeds kenmerkend voor wat wij tegenwoordig de Westerse beschaving noemen. De Aziatische en Afrikaanse koninkrijken uit de Griekse klassieke tijd waren modificaties van stamverbanden en dat zijn niet-westerse rijken, zoals bijvoorbeeld het Rusland van Poetin nog steeds. De Grieks-Romeinse polis is een breuk met dit concept. De begrippen rechtsstaat en democratie zijn zonder haar ondenkbaar. Het zijn de rationele elementen in een samenleving die verder grotendeels wordt bepaald door wat genen en gewoonten voorschrijven.
Byzantium, de Dar al Islam en Frankistan
Hellas of Graecia, zoals het door de Romeinen werd genoemd, lag aan de Egeïsche Zee. Het westelijke deel lag in Europa en het Oostelijke in Azië. Met Europa en Azië werden in de Oudheid de twee kusten van die zee aangeduid. Bedoeld werden de kusten zelf en het land er onmiddellijk achter. In Azië reikte dat op den duur tot de grenzen van Anatolië en in Europa verliep het min of meer in de Balkan. De Balkan en de achterliggende Donaulanden werden bewoond door wilden en werden niet tot Europa gerekend. Europa was een weinig gebruikte term, want het had geen functie behalve om in Griekenland een onderscheid te maken tussen het Westen en Oosten van de zee. Dat Spanje en Griekenland beide in Europa zouden liggen was in de oudheid niet een gedachte die bij iemand zou zijn opgekomen. Europa in de tegenwoordige betekenis bestond dus niet.
Het Romeinse Imperium, waar alle landen van de Klassieke Oudheid uiteindelijk toe hoorden, was niet Europees. Het was gecentreerd rond de Middellandse zee en verdeeld in een Latijn en een Grieks sprekend gedeelte. Dat viel samen met een westers en een oosters gedeelte. Afrika, waaronder door de Romeinen uitsluitend Algerije en Tunesië werden begrepen, hoorde tot het Latijnse gedeelte en Egypte, de rest van het Midden-Oosten (maar niet Iran) tot het Griekse.
In de vierde eeuw na Christus verdeelde Constantijn de Grote het rijk in tweeën, in die zin dat hij het Grieks sprekende gedeelte een eigen hoofdstad en bestuurlijk centrum gaf. Dat was Constantinopel, dat eerder en later ook Byzantium werd genoemd .Tegenwoordig is het Turks en heet Istanboel. Tegelijkertijd gaf Constantijn het rijk een nieuwe staatsgodsdienst, het christendom. Om redenen die nog steeds niet helemaal duidelijk zijn[9] verpauperde een eeuw later het Westelijk deel van het rijk en in de vijfde en zesde eeuw viel het allengs in handen van onbeschaafde Germaanse barbaren.
Het Oostelijk deel dat Rum (Rome) bleef heten, nam niet deel aan het verval maar ging steeds meer kenmerken vertonen die in het oude Hellas als barbaars en verouderd, maar niet als onbeschaafd werden gezien. De keizer van Byzantium had meer weg van de vorsten uit de oude Babylonische en Perzische tirannieën dan van de machthebbers uit het klassieke Griekenland of het Rome van de Republiek. Van de vrije gemeenschap die zich ophield in een gemeenschappelijk publiek domein, waar de oude Grieken zo trots op waren,bleef weinig meer over. Zij werd vervangen door een hofhouding en een bureaucratie van slaven en vrijgelatenen, in alles afhankelijk van de keizer.Het civiele recht en de rechtspraak, een schepping van de Romeinen, bleef wel bestaan en ook de literatuur en filosofie uit de klassieke tijd werden in ere gehouden, maar er werd nauwelijks nog iets aan toegevoegd.
Beeldende kunsten en architectuur bloeiden wel opnieuw op onder aegis van de Kerk. Vooral de bouw en sierkunst (mozaïek) waren uniek Byzantijns. Ook de schilderkunst (Iconen) ontwikkelde zich in nieuwe vormen. Al het leven stond in Byzantium in dienst van de godsdienst, het orthodoxe christendom. Theologische geschilpunten leidden er tot heftige meningsverschillen waar het publiek partij in trok en volop aan deel nam. Byzantium, een mengeling van Oosterse en Hellenistische elementen, bleef duizend jaar langer bestaan dan het Westelijk deel van het Romeinse rijk en vormde daarna het fundament waarop het Islamitische rijk van de Osmaanse sultans werd gebouwd.
Arabië
In de zevende eeuw viel een oud volk van woestijnnomaden, de Arabieren, het Byzantijnse rijk binnen en veroverde in korte tijd het Zuidoostelijke deel daarvan. Dat omvatte het huidige Midden-Oosten met uitzondering van Anatolië en na verloop van tijd ook de Maghreb en een tijd lang Sicilië en Spanje.
- … of misschien wel niet door hem zelf maar door zijn eerste volgelingen, dat is niet zeker.
- Niet zoveel ruimer overigens, want Aristoteles ziet als de ideale omvang van een polis nog steeds datgene wat een mens nog lijfelijk kan overzien, bewoond door mensen die hij allemaal nog persoonlijk kan kennen.
- Staatkundig is niet afgeleid van het juridische begrip staat, zoals dat in de negentiende eeuw in Duitsland zo uitputtend is gedefinieerd door Kelsen, Jellinek e.a. en h.t.l. door Dooyeweerd in diens De Crisis in de Humanistische Staatsleer. Staatkundig wordt hier gebruikt in de sociologisch- politieke betekenis.
- Democratie is volgens Jean Pierre Vernant, L’univers spirituel de la Polis, Les origines de la pensée grecque ( Presses universitaires de Fance 1962), het debat tussen ideeën, zoals dat gevoerd werd in de Volksvergadering, waarin het publiek als scheidsrechter fungeerde
- De Romeinse republiek had een constitutie met een evenwicht tussen uitvoerende macht (consuls en praetoren) en de dubbele wetgevende macht van senaat en volksvergadering. De volkstribunen vormden met hun vetorecht en hun onschendbaarheid een apart element, dat wij niet kennen, of heel vaag in de vorm van een praktisch onschendbare pers. In het keizerrijk was van een evenwicht geen sprake meer omdat de keizer alle essentiële bevoegdheden in zijn persoon verenigde.
- Zie bijvoorbeeld Robin Lane Cox, The Classical World en de daar aangegeven litteratuur.
- En Aristoteles in Hfdst 8 van boek V van zijn Politeia.
- Tiberius Sempronius Gracchus (gest. Rome 133 v. Chr.) en Gaius Sempronius Gracchus (154 v. Chr. – Rome 121 v. Chr.), de volkstribunen die het einde van de Romeinse Republiek hebben ingeluid.
- De theorie die mij het meeste aanspreekt is dat Rome en het westelijk deel van het imperium nooit een eigen productieve economie hebben gehad. Kleinere steden leefden van het omringende platteland, Rome zelf van grootscheepse importen uit Egypte en andere landen uit het Midden-Oosten. De welgestelde Romeinen leefden van en op hun landgoederen. Toen Rome de controle over het oostelijk deel van het rijk verloor had het westelijk deel onvoldoende economische infrastructuur om in stand te blijven.
Dit essay over integratie verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp, in een naloop van deze tekst.
Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.
Leerzaam overzicht. Heeft niets aan betekenis en belang ingeboet.
Dank.
Het bestuderen van de geschiedenis, is onze beste leermeester.;
en een voortdurend onderzoek.
@Cool Pete – Het is wel zaak om er boeken bij te lezen die van recenter datum zijn en van voortschrijdend inzicht getuigen. De Koran is een uitermate haatvol en warrig boek dat enkel dysfunctionele gangsterstaat constitueert. De Koran wordt geacht kopie te zijn van het origineel bij Allah in de hemel, maar ondertussen is bekend dat er 26 verschillende versies van zijn. Het multicultureel paradijselijk samenleven van joden, christenen en moslims in Zuid-Spanje is grondig weerlegd met onderzoek dat aantoont dat het vooral gruwelijke repressie betrof van joden en christenen. Voor het bestaan van Mohammed is nauwelijks enige aanwijzing te vinden, eerder integendeel, dat er aanwijzingen zijn dat hij juist niet en nooit bestaan heeft. En mocht hij toch bestaan hebben, dan betreft het een zwaar psychopate massamoordenaar die met zijn roversbenden met veel grof geweld Arabie aan zich onderworpen heeft. Al dit soort informatie is inmiddels te vinden in tientallen boeken, waarin door de auteurs in vele noten verwezen wordt naar heel veel wetenschappelijk onderzoek. Zeer aan te raden is werk van o.a. Robert Spencer, Bill Warner, Hamed Abdel Samad, Ibn Warraq, Robert R. Reilly, Hans-Peter Raddatz, Hans Jansen en Wim van Rooy. Interessant is daarbij ook werk van Tom Holland (Heerschappij) over wat geleid heeft tot de opkomst van het christendom en hoezeer juist het christendom drager was van de mentale software waaruit de moderne op wetenschap en mensenrechten georienteerde wereld kon ontstaan.
@Neef Jansen : dank voor de reactie.
Wat u schrijft, schreef ik ook al jaren; hier en elders.
Op dit moment, had ik geen energie, alles voor de x-ste maal uiteen te zetten.
De lijst van auteurs is heel belangrijk !<<<<<<<<<<<<<<<<<<
Kick out muSSlims who don’t want to cooperate and integrate !