Het einde van de vertegenwoordigende democratie naakt
Het voorspellen van het einde van de vertegenwoordigende democratie is een hachelijke zaak. Zal zij ten onder gaan omdat er een revolutie komt die haar beëindigt? Nee, dat is te simpel, en het zou ook het fenomeen an sich niet bedreigen; hoogstens de vertegenwoordigende democratie binnen een enkele staat. Maar toch zieltoogt zij ook nu al.
Maar elk fenomeen dat aan zijn einde komt heeft daarvoor over het algemeen als reden dat het overbodig werd, of door andere werd overvleugeld. Een natuurlijke reden zegt u maar. De voortekenen zijn onmiskenbaar dat dat ook de vertegenwoordigende democratie overkomen zal.
Het probleem ligt subtieler, en verklaart wellicht ook deels de problemen die er ook thans al zijn met het vertegenwoordigende stelsel. Daarvoor moeten we ons eerst realiseren wat eigenlijk de kracht is van een vertegenwoordigende democratie. Die kracht is specialisatie.
Historici gaan er van uit dat de beschaving begon toen diverse groepen mensachtigen zich economisch konden veroorloven enkelen van de groepsleden vrij te stellen van de algemene verplichting. Ze hadden hun voedselvoorziening zo goed onder controle dat er structureel tijd over bleef om andere nuttige zaken aan te vatten. De oergroepen met jagers gebruikten daar vermoedelijk tijdelijk geblesseerde groepsgenoten voor, maar toen eenmaal de stap naar een sedentair bestaan, i.e landbouw, was gemaakt, ontstonden na verloop van tijd specialisaties als pottenbakken, smederijen, leerlooiers en ga zo maar verder: het gehele scala aan agrarische ambachten dat eind negentiende eeuw bekend was, was er een rechtstreeks gevolg van. Ook het feodale stelsel was er een gevolg van – professionele strijders hielden zich niet bezig met landbouw, daarvoor hadden zij hun horigen.
De professionalisering van diverse bestuursambten bekijken gewone stervelingen vaak vooral als een statuskwestie, maar historici kijken daar zoals gezegd anders naar. En de kracht van een goed bestuur was die vrijstelling van de strijd om het bestaan die uitliep in professionalisering van diverse bezigheden die de jager-verzamelaar amateuristischer noodgedwongen vooral zelf uitvoerde.
Onze maatschappij is veel complexer dan zij eind negentiende eeuw was. Zo veel complexer dat een eenhoofdig bestuur steeds moeilijker te verantwoorden was. Sommigen denken dat dit kwam doordat meer mensen nodig waren omdat het leven zoals gezegd complexer werd, maar realistischer is dat te bezien als gevolg van grotere vrijstelling van maatschappelijke groepen van de strijd om het bestaan. En vroeg of laat heeft dat tot gevolg dat die mensen zich met politiek gaan bemoeien. Vrije tijd maakt mensen mondiger en voor bestuurders lastiger, kort gezegd.
Maar bestuur is een bijzonder complexe zaak, en daarvoor heb je niet gewoon extra vrije tijd nodig. Goed bestuur vereist eigenlijk alle tijd die een individu er aan besteden kan. De informatievoorsprong die daardoor ontstond gaf de nieuwe politieke klasse vleugels; in het midden van de vorige eeuw werd die klasse ook nog eens aangevuld met mensen die van lager op de maatschappelijke ladder omhoog stroomden. Maar de groep die de informatievoorsprong nodig had om haar positie te behouden bleef relatief klein.
Tot op heden. Met het internet tijdperk is de vroegere informatievoorsprong van politici feitelijk verkeerd in een informatieachterstand. Voor specialisatie op één onderwerp is een informatievoorsprong onvermijdelijk vaak nog effectief en mogelijk, maar om een onderwerp in een politiek kader te kunnen plaatsen hebben politici tegenwoordig eerder een informatieachterstand dan een informatievoorsprong. En dat valt regelmatig te merken op bijvoorbeeld social media, waar grote groepen mensen vaak veel beter geïnformeerd zijn dan de politici die moeten proberen hun handwerk uit te oefenen – en er vaak tot hun afgrijzen achter komen dat de mensen die hen aanspreken beter en breder geïnformeerd zijn dan zijzelf.
Dat dat wringt is een probleem waarvoor ik weinig oplossingen zie die de vertegenwoordigende democratie verder zullen helpen. De nukkigheid die politici ten toon spreiden tegenover mensen die hen voortdurend met terechte argumenten om de oren slaan hebben vooral veel leden van regeringspartijen van social media verjaagd. Slechts een enkeling houdt zich er staande, sommigen door extreem hard te werken, sommigen door alleen te ‘zenden’, en nauwelijks aanspreekbaar te zijn.
Het zijn naar mijn oordeel ook niet de beledigingen of de anonimiteit die hen dwars zitten, maar het gevoel veel te vaak onder de voet te worden gelopen. De censuurmaatregelen die het huidige kabinet voorstelt zijn om die reden dan ook compleet zinloos, omdat ze het probleem niet op zullen lossen. Ui de aard an hun beroep hebben ministers en beleidsambtenaren dit probleem van een informatievoorsprong die is verkeerd in een informatieachterstand nog veel sterker dan het gemiddelde Kamerlid. Voorbeelden hiervan zijn er genoeg, en drijven ministers geregeld tot wanhoop.
Mijn stelling is dat een regerende groep zich niet kan handhaven als haar informatieachterstand structureel groeit ten opzichte van de bevolking die zij regeren moet. Een antwoord zie ik niet direct, maar de nu voorgestelde censuur zal niet werken. Daarvoor is de lawine aan beschikbare feiten tegenwoordig domweg te groot.
Goed artikel. Ik sta helemaal achter je betoog.
Het probleem ontstaat ook omdat er in verhouding zeer weinig mensen lid zijn van een politieke partij daardoor is de poel waaruit gerekruteerd kan worden veel te klein en blijven veel capabele mensen aan de zijlijn staan maar mengen zich wel in het debat via de media.
Dit kwam heel duidelijk aan het licht ten tijde van het referendum over het Associatieverdrag met Oekraïne. Steeds zag je in debatten dat de tegenstanders van dat verdrag veel en veel beter wisten wat het verdrag behelsde dan zelfs de politici die het verdedigden. Hoewel die politici hun kennisachterstand camoufleerden met de gebruikelijke neerbuigendheid, moet ditvoor hen een schokkende ervaring geweest zijn die regelrecht leidde tot het afschaffen van het (raadgevend) referendum.
Goed artikel, hoewel ik van mening ben dat de informatieachterstand t.o.v. de veronderstelde voorsprong van het plebs zich nog helemaal niet uit in de verkiezingsuitslagen.Men loopt gedwee en ongeinformeerd achter gedateerde oneliners van blaaskaken aan , ja zelfs achter gedateerde leugenzakken.
Foute conclusie: het einde van de vertegenwoordigende democratie naakt door het machtskartel en de partijdiscipline.
Qua kennis; kennis over de zes macrofactoren binnen de samenleving hoeft niet individueel gedragen te worden maar kan qua onderwerp worden verdeeld over de fractieleden.
En tja, indien je incompetent bent dan houdt alles op. Indien je competent bent dan is kennis een kwestie van bijhouden.
bij de laatste verkiezingen kwam circa 80% stemmen. Van de uitgebrachte stemmen werd met een krappe meerderheid (51%) een coalitie gevormd. Feitelijk vertegenwoordigt deze regering dus maar 40% van de bevolking. 60% stemde niet voor de zittende partijen. Hoe kan je dan nog zeggen dat de regering(spartijen) het volk vertegenwoordigen? Hoe kunnen ze nog claimen een volksmandaat te hebben.
Verder bestaat er in de 2e Kamer geen volksvertegenwoordiging, maar een partijvertegenwoordiging. Stemmen gebeurt volgens fractiebevel. Dat moet ook wel, want 1 stem verlies kan de val van een minister of de regering zelf betekenen.
Er worden in de 2e kamer dan ook geen debatten gevoerd. De fractievoorzitters praten voor een vrijwel lege kamer en spuien hun voorgekookte verhaal en antwoorden op voorgekookte interrupties over bijzaken. Zodra er gestemd moet worden komen de marionetten aangesneld om hun stem uit te brengen of de voorzitter te tonen dat ze wel degelijk nog iets van hun werk doen.
Deze “vertegenwoordigende” democratie is al volkomen uitgehold en net zo tiranniek aan het worden als de vroegere adel en patriciërs.
Snelk vervangen dit verrotte systeem. Bindende referenda en een kamer die trouw zweert aan het Nederlandse volk en niet aan de Kroon, wat in de praktijk neerkomt op hun partij.
Tenminste zou de kamer een aantal lege zetels moeten hebben, namelijk voor de mensen die niet kwamen stemmen. Dat betekent dus 30 zetels bij een opkomst van 80%. Scheelt meteen een hoop rekenwerk. + 30 onthoudingen bij stemmingen.
@D.G. Neree. Duidelijk.
Vervolgens een gekozen minister-president met vakministers (zonder politieke achtergrond) teneinde de uitvoerende macht te scheiden van de wetgevende macht!
Wat betreft competentie; die clowns in de wetgevende macht zijn dan nog de enige dissonant binnen de trias politica.