DE WERELD NU

Wat is culturele superioriteit?

culturele superioriteit

Na in het eerste deel van dit tweeluik – De onschuld van ’68 – de oorsprong te hebben geanalyseerd, duikt Victor Onrust dieper in de weigering enige vorm van culturele superioriteit te erkennen. Om uit te komen bij hoe zich dat verbindt met veel maatschappelijke processen nu.

Aan het eind van “De onschuld van 68” wordt duidelijk dat het cultuurrelativisme, het verbod om de ene cultuur boven de ander te stellen de kern is van gelijkheidseisen door en voor verschillende vormen van menselijke identiteit: de identiteitspolitiek. Omdat die gelijkheid met terugwerkende kracht lijkt te moeten gelden en dan ook nog eens de huidige waarden van de westerse cultuur onverkort op haar verleden worden “toegepast” ontstaat er ook allerlei schuldigheid in het heden. Om daar een eind aan te maken zullen we de ongelijkheid van culturen en haar historie moeten onderzoeken.

De Verlichting heette niet voor niets zo. Het is een misverstand dat het om het ontwaken van de rede of de logica zou gaan, menselijk denken is altijd logisch. De gebrekkige kennis van de mens leidde echter tot foute conclusies, bijvoorbeeld dat er een almachtige god zou moeten bestaan. De Verlichting kan men zien als de aha-belevenis van nieuw inzicht. De geboorte van de wetenschap, in de eerste plaats de natuurwetenschap. Het inzicht dat de natuur “bestaat”, geen doel of macht (in de menselijke zin) heeft en dat dat het is. Dit heeft de behoefte aan een doel voor het menselijk bestaan en de aard van het mens-zijn niet meteen vernietigd, maar wel concreter gemaakt. In plaats van het laatste oordeel en de hemel werd het perspectief verschoven naar de menselijke vrijheid, broederschap en gelijkheid, kortom de leuzen van de Franse revolutie, die in eerste instantie behoorlijk socialistisch, zelfs communistisch was. Marx en zijn opvolgers waren daarvan de erfgenamen. Zij meenden Jacobijnen te zijn.

De geschiedenis heeft daarmee een doel; zij beweegt zich naar een betere, hogere toestand; er is sprake van teleologie, doelgerichtheid. En bij een doel hoort een middel dat dat doel tot stand brengt, het (revolutionaire) subject. Pas door de ontdekking van de evolutie kon aan de teleologie van de schepping echt een eind komen. Weliswaar is er sprake van ontwikkeling, zijn de opeenvolgende zienswijzen beter aangepast, maar het is een autonoom proces zonder doel dat ook kan stagneren of eindigen als een nieuwe inwerking of nog niet waargenomen begrenzing niet kan worden opgevangen.

Darwins ontdekking had betrekking op de levende natuur, de biologie. Darwin heeft wel iets gezegd over de mensenmaatschappij maar er geen serieuze theorie over nagelaten. Al snel werden daartoe pogingen gedaan — het “sociaal darwinisme” — maar omdat het individuele menselijk bestaan en bewustzijn daarbij buiten beschouwing bleef en omdat al of niet bewust gekozen werd om “fittest” om te zetten in “sterkste” in plaats van “best passende” waren deze pogingen tot mislukken gedoemd en dienden zij veelal als rechtvaardiging van rassenleer; een teleologie, namelijk van een uitverkoren volk. Hoewel in Marx werk zeker elementen van een evolutionaire opvatting zitten, waarin de ontwikkeling van de mensenmaatschappij in de eerste plaats als een autonoom proces wordt opgevat, is er ook teleologie, bijvoorbeeld in het communistisch manifest en bij de “jonge” Marx van voor het kapitaal en de politieke economie.

Pas aan het eind van de 20e eeuw kwam in de werken van Niklas Luhmann en Daniel Dennett een evolutionaire systeemvisie op mens en maatschappij tot stand die niet ideologisch, teleologisch was ingekleurd. Een wetenschappelijke visie zou je kunnen zeggen. Overigens wil dit niet zeggen dat er geen mogelijkheden zijn voor mensen om (georganiseerd) de ontwikkeling van de maatschappij te beïnvloeden, alleen zal dat in de meer bescheiden vorm van verbetering van het bestaande moeten zijn, niet het bereiken van een abstract doel.

Goed, de mensenmaatschappijen volgen niet een eenduidige baan van goed naar beter. Maar zijn culturen dan ook zo gelijk en onvergelijkbare als de cultuurrelativisten aan ons voorschrijven? Voordat op die vraag kan worden ingegaan moet eerst worden vastgesteld waar we het over hebben als we het over “beter” of “superieur” (en dus over “minder” of “inferieur” hebben). De geschiedenis leert duidelijk dat we het dan niet over morele waarden hebben. Het gaat er niet om welke culturen mensen “beter” zijn in morele zin. De organisatie van mensen in cultuur, maatschappij dient het praktische doel van effectieve omgang met de buitenwereld; optimale beheersing van de niet-menselijke natuur en van vreemde, vijandige of concurrerende culturen. Morele waarden zijn de interne regels van een cultuur waardoor die samenwerking kan functioneren en het beter of slechter zijn van die morele waarden dient allereerst vanuit het functioneren van de cultuur bekeken te worden. Het is niet te zeggen of een mens uit superieure cultuur een beter mens is dan een mens uit een inferieure cultuur. Kortom het bepalen van de ongelijkheid houdt niet automatisch een moreel oordeel in. Dat wil niet zeggen dat zij dus moreel gelijk zijn, maar op individueel niveau is geen oordeel mogelijk; het zijn onvergelijkbare grootheden.

Het behoeft weinig inzicht om vast te stellen dat de westerse cultuur — het christelijk-liberaal-individualistische humanisme als cultureel voertuig van het kapitalisme — superieur is aan alle andere culturen. Zij toont een ongekende beheersing van de niet-menselijke en menselijke natuur en een overheersing van alle andere culturen.

Een belangrijk kenmerk van de humanistische westerse cultuur is de zelfdisciplinering: het zodanig opvoeden van mensen dat zij geen of minder (gewelddadig) toezicht nodig hebben om hun rol in het geheel te vervullen. Dit levert een veel effectievere samenwerking op. Merk op dat de afschaffing van de slavernij niet of zeker niet alleen door morele overwegingen werd gevoed, maar dat het inhuren van gedisciplineerde arbeid betere resultaten opleverde dan het slavensysteem; waarbij overigens de behandeling van arbeiders niet beter hoefde te zijn en vaak ook niet was dan die van slaven. Die overheersing van het andere betekende overigens niet dat dat andere daardoor ook hetzelfde werd, geassimileerd werd.

Het is duidelijk dat de dominantie van de westerse cultuur onder druk staat. Zowel de overheersing van de rest van de wereld als van de niet menselijke natuur begint tegen grenzen aan te lopen. Een belangrijke oorzaak voor de druk op de westerse overheersing is dat de westerse ideologie, door het in haar eigen boezem ontwikkelde cultuurrela­tivisme zich zelf niet meer toestaat te heersen, zelfs niet met goede intenties.


Het eerste deel van dit tweeluik verscheen gisteren reeds. Dit deel verscheen eerder op Harde Woorden