Overheidsbeleid – sociologie voegt niets toe
Veel overheidsbeleid wordt doorgevoerd onder verwijzing naar (sociale) wetenschap die het ondersteunen zou. Dat valt vaak tegen.
In Delft is een paar jaar geleden een sociologe gepromoveerd op een interessant onderwerp. Ze toonde aan in haar proefschrift dat het beleid van gemeenten om meer en minder welgestelde groepen uit de bevolking samen in één wijk te laten wonen niet werkt. Dat samen laten wonen gebeurde de laatste decennia met het doel minder en beter bedeelden op deze manier met elkaar in contact te brengen en op die manier de minder bedeelden een beter netwerk te bezorgen. Een goed voorbeeld is IJburg in Amsterdam waar 30% van de huizen sociale huurwoningen zijn, die in hoofdzaak bewoond worden door allochtonen. De rest zijn koopwoningen. Van verkeer tussen de twee bevolkingsgroepen is praktisch geen sprake.
Is dat een verrassing, de uitslag van dit onderzoek? Niet echt. Het komt ook niet vaak voor dat een sociologisch onderzoek iets oplevert dat bij de onderzochte bevolking niet al veel langer bekend was. Ook voor outsiders is het meestal geen verrassing. Dat is ook niet de functie van dit soort onderzoeken. De functie is om overheden te legitimeren bij het wijzigen van overheidsbeleid dat op eerdere sociologische onderzoeken was gebaseerd.
Gemeenten en andere overheidsinstellingen hebben beleidsafdelingen en die worden in hoofdzaak bezet door sociologen. Beleid dat niet sociologisch is gefundeerd, mankeert legitimiteit. Geen behoorlijke politicus of bestuurder durft er tegenwoordig nog mee aan te komen.
Dat overheden overheidsbeleid voeren is onvermijdelijk. Zij beschikken over meer dan een derde van ons nationaal inkomen en ze kunnen het geld niet zo maar uit het raam gooien.
Dat er onderzoek gedaan wordt voordat uitgaven in een budget terecht komen en rechtsgeldig door de bestuurder kunnen worden verricht, dat is oké. Maar waarom door sociologen? De onverantwoordelijk grote uitgaven die gemoeid zijn geweest met het bouwen van de huurwoningen op IJburg zijn een gevolg van mislukt sociologisch beleid.
Die woningen hadden veel goedkoper ergens anders kunnen worden gebouwd, bijvoorbeeld in Amsterdam West. Niet alleen in Nederland, maar nergens in de westerse wereld is er een voorbeeld aan te wijzen van overheidsbeleid dat als gevolg van sociologisch onderzoek een resultaat heeft opgeleverd dat beter is dan overheidsbeleid dat uitsluitend met gezond verstand zou zijn gemaakt.
In Amerika heeft men vijfenzeventig jaar sociologisch beleid in de getto’s achter de rug zonder een enkel positief resultaat. De kinderen van gettobewoners die het nu beter hebben dan hun ouders zijn allemaal ex-gettobewoners, dat wil zeggen: mensen die de omgeving zijn ontvlucht en zich aan de sociologische bemoeiingen hebben onttrokken.
Verbetering van het leefklimaat in de getto’s zelf blijkt met behulp van dit soort beleid niet mogelijk te zijn. We kennen hier in Amsterdam het voorbeeld van de Bijlmer. Op sociologische uitgangspunten gebouwd, maar de autochtone doelgroep wilde er niet aan.
Vanwege de grote leegstand leek het de Amsterdamse overheid een goede opvangplek voor de massale stroom Surinamers die na de onafhankelijkheid in 1975 naar Nederland trok. Zonder dat iemand dit ooit als beleid had geformuleerd werd de Bijlmer de eerste grote Afro-Europese wijk van Nederland.
De koopwoningen waren daar aan de straatstenen niet meer kwijt te raken en de verliezen voor overheid en particulieren op het dure project zijn enorm geweest. Het resultaat was een segregatie tussen zwarte en blanke Nederlanders in orde van grootte als in Zuid-Afrika werd veroorzaakt door de apartheidspolitiek.
Een ander voorbeeld van sociologische missers op grote schaal is de reclassering. Die dient er officieel toe om het recidivecijfer in Nederland omlaag te brengen. Er wordt heel weinig over gepubliceerd, maar wat we ervan weten wijst erop dat voor de effectiviteit van de reclassering geen spoor van bewijs aantoonbaar is.
Karel van het Reve schreef ooit dat als er in de vijftig jaar dat hij erop gelet had iets was geweest dat hij de moeite waard vond en dat had plaats gevonden als resultaat van de sociologie, hij het vermeld zou hebben. Hem was niets opgevallen. Hij gaf een paar voorbeelden van maatschappelijke misstanden die niemand konden zijn ontgaan, maar waar toen hij het schreef nog nooit een beleidsambtenaar iets aan had gedaan. Ik heb de moeite genomen die voorbeelden na te trekken.
Een was het landbouwvergif dat tientallen jaren de vogelstand in Nederland heeft bedreigd voor iemand er wat aan deed. De betonnen tegels onder de klimrekken op kinderspeelplaatsen waren het andere voorbeeld. Er bleken goede bureaucratische redenen te zijn voor het voortduren van de mistoestanden die Van het Reve vermeldde. De tegels hebben tien jaar geduurd en het vogelvergif twintig.
In beide gevallen bleek de oorzaak te zijn dat er geen ambtenaar was in wiens portefeuille het probleem zat. Pas toen zo ‘n ambtenaar er kwam werd het probleem opgelost. Maar ook dit soort bureaucratische belemmeringen voor beleid vormen een probleem dat sociologen niet weten op te lossen. Sociologie voegt niets toe en afschaffen van die studierichting zou een besparing opleveren zonder dat iemand er schade van zou ondervinden.
Het verschil zou kunnen zijn dat voortaan de beleidsafdelingen zouden worden bemand door lieden met een middelbare opleiding. Net zo goed en een stuk goedkoper. Maar ik veronderstel dat het beleidsadvies aan het zittende kabinet wel anders zal hebben geluid.
Dit artikel over overheidsbeleid en sociologie verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.
Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.
Allerlei onzin wordt geproduceerd door gesubsidieerde baantjes bezetters die niks oplevert afgezien van het legitimeren van overheidsbeleid. In de private sector zouden ze niet aan de bak komen. Ze zijn ook vaak op tv (de “experts”!)om het beleid van de hand die ze voedt (de overheid) goed te praten. Het is daarom niet verrassend dat het maar een kleine stap is van op “objectief onderzoek” gebaseerd beleid, naar op maat gesneden uitkomsten van onderzoek om aan de wensen van beleidsmakers te gemoed te komen.
Ik kwam in de bijstand terecht op 51 (vanaf mijn 16de gewerkt). Daar kan je het aan den lijve meemaken. Men kan dus niet een “normaal” persoon zijn, dat is onmogelijke volgens het systeem. Volgens de sociale dienst ben je a. een junkie b. een alcoholverslaaafden c. een ex-gedetineerde. d. een probleemjongere. Maar wat ze allemaal gemeen hebben is geen werkervaring. Dan de re-integratie van start. De leerdoelen zijn de basale werknemers dat houd in leren op tijd komen en gehoorzamen. Dan komen de vaardigheden wat niet moeilijk moet zijn voor deze groep, eenvoudige werkzaamheden zoals papierprikken en schoffelen om het lichaam te aan te sterken. Ook treft met mensen met een werkstraf aan. Deze dames en heren zijn met een paar dagen of een aantal uur weer vertrokken. Die hebben dan het lesje geleerd. Maar de bijstandsgerechtigde moet blijven tot er werk is gevonden. Dat kan oplopen tot wel 3 jaar. De maximale werkstraf in NL is 240 uur. De bijstandsgerechtigde dus wel 3 jaar a 36 uur per week. Reken maar uit hoeveel uur dat is.