Viktor Orbán
Wanneer een partij in de oppositie zit en zij krijgt bij vrije verkiezingen meer dan tweederde van de zetels, dan is het duidelijk dat de kiezers een grondige verandering willen in hun overheid. Zo’n tweederde meerderheid krijg je niet voor niets.
In Hongarije was die meerderheid minder een verrassing dan het ergens anders in Europa zou zijn geweest, want de overheid daar bestond nog voor een groot deel uit oude communisten, een partij die wel haar naam maar niet haar streken had verloren. De ouderen onder ons herinneren zich misschien nog hoe deze Hongaarse overheid daar onder Sovjetdruk werd geïnstalleerd na het neerslaan van de Hongaarse opstand in 1956.
Viktor Orbán, nomen est omen, die met deze kiezersopdracht aan het werk ging veranderde met zijn tweederde meerderheid om te beginnen de grondwet.
Ik denk dat hij daar gelijk in had. Ik heb ook wel eens bekeken wat je zou moeten doen om de overheid in ons eigen land grondig op de schop te nemen en met de bestaande grondwet gaat dat niet lukken. Ik ken de oude Hongaarse grondwet niet, maar veronderstel dat het daar niet veel anders was dan hier.
Bij zo’n grote schoonmaak is het zaak voor buitenstaanders om even af te wachten hoe het loopt. Ik vind het prima dat de Europese autoriteiten toezicht houden op wat er in de nieuwe lidstaten gebeurt, maar om een inbreukprocedure tegen Hongarije te beginnen terwijl het hervormende werk daar eigenlijk nog beginnen moest, was wel nogal overhaast. Ingrijpen kan altijd nog. In elk geval wilde tweederde van de Hongaren dat er wat gebeurde. Om dat te verbieden komt eigenlijk neer op het negeren van de verkiezingsuitslag, iets waar Brussel zijn reputatie weer eens geen goed mee gedaan heeft.
Zo haastig was men in Brussel helemaal niet toen Frankrijk en Duitsland contractbreuk pleegden door een aantal malen de voorwaarden van het stabiliteitspact aan hun laars te lappen. Tegen kleine landen ver weg in het Oosten durfde de held uit het land van Salazar kennelijk beter dan tegen de grote landen van om de hoek.
Orbán kwam naar Straatsburg, waar het Europese Parlement een debat had geprogrammeerd over wat er in Hongarije aan de hand was. De president Martin Schulz had vergeten Orbán te vragen zijn reorganisatieplannen toe te komen lichten, zodat die zichzelf maar uitnodigde. Eigenlijk was daar geen plaats voor op de agenda, maar hij kreeg uiteindelijk nog wat spreektijd, heb ik begrepen. Het was hem er misschien meer om te doen om de internationale journalisten ter plekke toe te kunnen spreken dan een parlement dat toch niet naar hem luisterde, maar hoe dan ook. Het schildert weer het democratische niveau van de Europese instellingen.
Men was in Brussel van plan Orbán een maand de tijd te geven om terug te keren van de dwalingen zijns weegs en hij had in hun optiek dan niet eens het recht gehad om zich tegen de ingebrachte beschuldigingen te verweren, althans niet op de plek waar het parlement over deze kwestie ging debatteren.
Het onderstreept de wenselijkheid om afscheid te nemen van de poppenkast in Brussel en Straatsburg. Niet omdat de samenwerking Europa ons niet aan het hart zou gaan maar juist omdat we die samenwerking zo belangrijk vinden
We hebben geen behoefte aan een commissie en een niet gelegitimeerd parlement dat zich ondemocratisch gedraagt. Ze verhogen het niveau van de Europese samenwerking niet, ze doen het tegendeel. Ze leveren geen bijdrage aan de oplossing van Europese problemen, ze vormen zelf een probleem. Iedereen zou er beter aan toe zijn als we onze Europese aandacht zouden kunnen richten op onze echte problemen in plaats van op een poppenkast die op en neer reist van Brussel naar Straatsburg en zich in wezen alleen maar bezig houdt met zich zelf.
—————————————————————————————————-
Eerder verschenen op het Blog van Toon Kasdorp