Staatkundige vorming en nationalisme
Staatkundige vorming en nationalisme bleken uiteindelijk een soort twee-eenheid te zijn, zo heeft de ervaring ons geleerd. Hoe dat te bezien?
De Griekse filosofen uit de oudheid vonden samenleven in zelfstandige stadstaten een stap vooruit. Dat waren overzichtelijke eenheden waarin iedereen mee kon praten over het bestuur en verantwoordelijk was voor het voortbestaan[1] van zijn gemeenschap. Ze vergeleken hun eigen polis met de megarijken van de Lydiërs, de Perzen en andere oosterlingen. Daar leefden de mensen op het platteland in familieverband en in de steden waren ze onderworpen aan tirannen. Ze droegen geen verantwoordelijkheid voor de eigen samenleving en waren in de ogen van de Grieken eerder een soort slaven, mindere mensen dan zij zelf.
Ergens tussen de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) en de Reformatie (na 1519) is het in West-Europa gelukt om dit idee van vrije mensen in stadstaten te transponeren op grotere geografische eenheden. Engeland en Frankrijk zijn als idee ontstaan tijdens de Honderdjarige Oorlog. Veel van de andere moderne landen hebben zich pas in de negentiende eeuw geconstitueerd, maar vanaf de vijftiende eeuw is dit proces van staatkundige vorming aan de gang geweest. Men heeft een aantal verschillende vormen uitgeprobeerd, waar de Republiek van de Zeven Provinciën er één van is geweest. De uiteindelijke algemeen aanvaarde vorm[2] werd de parlementaire democratie.
Later zijn we dit verschijnsel nationalisme gaan noemen. In Duitsland heeft het door Bismarck, de keizer en vooral door Adolf Hitler een slechte naam gekregen. Maar het was in eerste instantie zeker een stap vooruit, want het maakte grotere samenhangende eenheden mogelijk. Dat op zijn beurt was de basis voor de grote welvaartssprong die Europa in de afgelopen eeuwen heeft gemaakt.
Die welvaart zag men niet of lang niet in dezelfde mate in de grote keizerrijken die we tot de Eerste Wereldoorlog in dit deel van de wereld hebben gekend. De rijken van de Habsburgers, van de Romanovs en van de Turkse sultans waren in veel opzichten vergelijkbaar met de oude oosterse keizerrijken waar de Grieken zo op neer keken.
Nationale staten bleken een betere en efficiënter regeringsvorm dan de Griekse polis en zeker beter dan de oude keizerrijken, al waren ze wel een sta in de weg voor de wereldgemeenschap die Kant en andere humanisten als het uiteindelijk ideaal beschouwden. En als er een oorlog uitbrak tussen nationale staten was het meteen goed raak ook.
Of een wereldregering, zoals Kant voor ogen stond, mogelijk is weten we niet. Zelfs niet of een Europese regering een vooruitgang zou betekenen boven de nationale Europese staten van het moment. De Europese lidstaten hebben op nationaal niveau een eigen taal en cultuur, een nationaal rechtsstelsel, een eigen publieke opinie en dus een grotere mate van cohesie dan de etnisch verdeelde grote rijken uit het verleden, waar een federaal Europa op zou gaan lijken.
Overal waar er meer dan één etniciteit is in een land zijn er spanningen. De betrekkelijke kleine verschillen tussen Schotland en Engeland zijn nu toch aanleiding geworden om een referendum te houden waarin Schotland mocht beslissen of het zich ging afscheiden. In Catalonië heeft men soortgelijke ideeën. Alleen Zwitserland, dat eigenlijk een restant is van oudere varianten van staatsvorming, gaat het ondanks taal en cultuurverschillen in het algemeen goed. Dat komt door de grote zelfstandigheid van de kantons, de geografische barrières en de grote onderlinge verdraagzaamheid. Toch is het ook in kanton Bern tot een splitsing gekomen tussen het westelijke Franssprekende deel dat nu Jura heet en het meer oostelijk gelegen Duitstalige deel van het kanton.
Het nationalisme heeft een slechte naam en daarom is de Europese eenheidsgedachte populair geworden bij de humanisten. Men gaat er van uit dat de vrede beter gewaarborgd is binnen een eenheidsstaat en dat de Verenigde Staten van Europa onverbiddelijk een eenheidsstaat gaan worden.
Ook buiten de EU, vooral in de USA, vinden de progressieve krachten dit een aantrekkelijk vooruitzicht. Maar de geschiedenis met de euro heeft wel bewezen dat verder springen dan je polsstok lang is fikse gevaren met zich meebrengt. Aan mensen als Verhofstadt en Cohn-Bendit c.s. zouden we eigenlijk de toekomst van dit werelddeel niet moeten toevertrouwen.
- Dat dit overleven letterlijk moest worden genomen, zie daarvoor het toneelstuk De Trojaanse vrouwen van Euripides, dat hij schreef naar aanleiding van de verwoesting van Melos in de Peloponnesische oorlog. Dat was een strafexpeditie van de Atheners waarbij alle mannen werden gedood en de vrouwen en kinderen als slaaf werden weggevoerd.
- Het is gebruikelijk dat bij het ontstaan van iets nieuws er eerst een vrij groot aantal varianten komen. Die concurreren dan onderling en vrij snel steekt er een boven de rest uit en die wordt het dan. Maar soms blijven er meer naast elkaar bestaan, zoals wij in Europa naast republieken nog steeds constitutionele monarchieën hebben. En Zwitserland natuurlijk dat sui generis is.
Dit artikel over Staatkundige vorming verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.