DE WERELD NU

Onze overheid stamt van Thorbecke

overheid

De prioriteiten van de overheid zijn niet altijd dezelfde als die van de gewone mensen. Op grond van hun eigen prioriteiten kiezen de mensen voor politieke partijen, maar meestal blijkt het weinig uit te maken wat zij kiezen.

Mensen kunnen alleen politici kiezen en de politiek is maar een klein stukje van de overheid en niet het belangrijkste. In de publiciteit heeft men het over de minister, de burgemeester, de gemeenteraad of Tweede Kamer als men de overheid bedoelt. Dat lijkt de reden te zijn waarom de politiek zo weinig populair is tegenwoordig. De politiek krijgt het teleurstellende functioneren van de overheid op haar boterham, terwijl zij zelf eigenlijk niet meer is dan de vlag die de lading dekt. De kiezers zeggen nee tegen de regeringspartijen of tegen Europa, terwijl ze eigenlijk nee willen zeggen tegen de manier waarop hun problemen door de overheid worden aangepakt.

Doet de overheid het dan zo slecht? Nu, zeker niet overal. De steden zien er tegenwoordig veel beter uit dan vijftig jaar geleden en dat is toch in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de overheid. Neem de groenvoorzieningen en het herstel van een aantal arme wijken, zoals de Bijlmer in Amsterdam of Katendrecht in Rotterdam. Goed gedaan van die overheid, weinig op aan te merken.

Bij het dijkonderhoud bleek ooit in Wilnis niet alles 100 % oké te zijn, maar in het algemeen gaat het met de waterstaat toch prima in Nederland en met het onderhoud van wegen en bruggen ook. Dat zijn zichtbare dingen en functies waarin de overheid veel ervaring heeft. De overheid laat dat aan organisaties over die goed blijken te functioneren.

Nu een paar andere overheidsfuncties: Het onderwijs , de immigratie, de bejaardenzorg, het uitkeringssysteem, maar ook de justitie, de orde op straat, vooral in de volksbuurten, de verstikkende regelgeving waar niemand meer de weg in weet.

Dat zijn overheidstaken die in het algemeen pas na de Tweede Wereldoorlog zijn opgepakt of waar de laatste vijftig jaar veel in is veranderd. Ook op deze nieuwe problemen wordt een adequate reactie van de overheid verwacht maar die blijft uit. Dijken zijn in grote lijnen nog wat zij tweehonderd jaar geleden ook waren en bomen en planten ook.

Het is niet nieuw dat de wegen en de groenvoorzieningen goed onderhouden worden, meestal niet door de overheid zelf, maar door daarvoor ingehuurde bedrijven. Maar het fileprobleem bestaat pas sinds 1988 en als er al een nieuw idee komt om files te bestrijden, dat zijn waarde in het buitenland al heeft bewezen, dan lukt het niet om het hier op redelijke termijn in te voeren.

Toen een aantal bedrijven en overheden in het gebied Arnhem/Nijmegen een tijd geleden bezig waren om treinverkeer, wegen en waterwegen op elkaar aan te sluiten en een groot goederen overslagcomplex te bouwen dat voor de regio en ook voor de rest van Nederland belangrijk had kunnen zijn, toen bleek het mogelijk dat aan het einde van die lange periode de Raad van State daar een streep door haalde.

De Raad zal ongetwijfeld de belangen die daar speelden hebben afgewogen. De gemeenten en de provincie of andere belanghebbenden hadden zeker de milieubeweging die tegen het plan in opstand kwam eerder bij het overleg moeten betrekken. Maar hoe dan ook, die milieuprocedure had aan het begin van de gebiedsontwikkeling plaats moeten vinden en niet aan het einde. Waar die fout ook zit, het is duidelijk dat de overheid hier te kort geschoten is en dat een forse kapitaalvernietiging het gevolg is geweest.

De meeste bejaardenhuizen zullen misschien wel goed zijn, want lang niet alle mensen klagen over de behandeling van hun ouders. Maar misschien gaat het dan goed dank zij een beter dan gemiddeld functionerende leiding of door goed gemotiveerd personeel. Maar daar, waar het aan een van die factoren ontbreekt, faalt de zorg. Dan blijkt dat de overheid geen algemeen werkzaam systeem heeft waarin eigen falen wordt opgemerkt en waardoor er tijdig kan worden gereageerd.

Die systeemloosheid geldt ook voor de ziekenhuizen, waarin veel organisatorische ellende wordt gecamoufleerd door de indrukwekkende hoeveelheden geld die de medische wereld er ieder jaar bij krijgt. Over de prioriteit van die uitgaven zijn overheid en bevolking het eens, maar over de effectiviteit van de geldbesteding niet. Hoe dan ook, deugdelijk onderzoek op dat terrein is er bij mijn weten nooit geweest.

Het uitkeringensysteem in zijn tegenwoordige vorm bestaat in grote lijnen sinds minister Veldkamp minister van Sociale Zaken werd in de zestiger jaren. Het is vanaf het begin een systeem geweest zonder checks en balances dat om misbruik vroeg en dat dit misbruik ook in ruime mate heeft gekregen.

Het verhaal van het onderwijs is bekend. Men is er in 1960 aan het systeem gaan morrelen dat door Thorbecke was opgezet. Men heeft vervolgens verkeerd gereageerd op de demografische bult die ‘de geboortegolf’ wordt genoemd. Eerst door te veel permanente capaciteit te bouwen en vervolgens door op een capaciteitsoverschot te reageren door verlaging van de eisen.

Ook op de bijzondere problemen van de immigratie werd averechts gereageerd, onder meer door na te laten om bij allochtone leerlingen mondelinge en schriftelijke kennis van de Nederlandse taal als sluis in te bouwen, op een zo jong mogelijk leeftijd. De lerarenopleiding voor middelbare scholen werd weggehaald bij de universiteiten en in geïdeologiseerde, in van de samenleving losgeraakte scholen ondergebracht. De salariëring van leraren en onderwijzers bleef achter bij andere overheidssalarissen en bij het bedrijfsleven, waarmee werd aangegeven hoe laag de prioriteit is die de facto aan het onderwijs gegeven wordt.

Ik zou nog een reeks andere voorbeelden kunnen noemen en bij elk ervan doet zich hetzelfde fenomeen voor: behalve verkiezingen bestaat geen werkzaam systeem om te meten hoe de doelgroep van de overheid haar diensten waardeert. Op geen enkele andere manier dan door verkiezingen en door lid te worden van politieke partijen kan een burger aangeven hoe het anders zou kunnen en moeten. Het systeem is niet flexibel genoeg om de informatie over het eigen functioneren te verwerken en er bestaan onvoldoende aansporingen om de dingen goed en snel te doen in plaats van slecht en langzaam.

Discussies vinden plaats binnen de overheid zelf en zelden of nooit op basis van recente en volledige informatie uit de doelgroep. Ook de vertegenwoordigers uit de burgerij die serieus geraadpleegd worden maken deel uit van de overheid. Allerlei interne belangen die wel het overheidsapparaat maar niet de bevolking aangaan spelen in de besluitvorming een rol. De overheid is, met andere woorden, niet goed georganiseerd: haar organisatie volgt niet uit een analyse van de taken die zij op zich heeft genomen en niet uit problemen die dienen te worden opgelost.

De organisatie van de departementen en de indeling van de Staat der Nederlanden in rijksoverheid, gemeenten en provincies dateert uit de Franse tijd. Sinds Thorbecke is er niets fundamenteels meer aan veranderd. In 1850 kostte het even veel tijd om van Groningen naar Amsterdam te reizen als nu van Amsterdam naar de andere kant van de wereld.

Er waren in Thorbecke ’s tijd geen betere communicatiemiddelen dan het sturen van een brief of ergens zelf heen te gaan, per postkoets of trekschuit. Nederland had drie miljoen inwoners. Het was een agrarische samenleving die verder leefde van de handel en de koloniën. Het is een compliment aan Thorbecke en de zijnen dat hun staatkundig systeem überhaupt nog enigszins werkt, je had kunnen verwachten dat het nog erger zijn zou. Toch, hoe soepel het systeem oorspronkelijk ook geweest moet zijn, de rek is er nu wel uit. De staatkundige en departementale organisatie voldoet niet meer. De problemen van 2018 kunnen niet meer worden opgelost met een overheid uit 1800.

Thorbecke was een Duitser, van afkomst en van opleiding en de organisatie die hij hier opzette was Duits. Hoe een Duits overheidsapparaat eruit zag in de negentiende eeuw en hoe het werkte kunt U lezen bij Max Weber, die er een grondige studie van heeft gemaakt. Kern van die organisatie is de hiërarchische opbouw en de transparantie waarmee opdrachten worden verstrekt en geregistreerd.

Na afloop wordt alles nauwkeurig aan de opdrachtgever verantwoord. In de tijd van Thorbecke was de verantwoordelijkheid van een minister voor zijn ambtenaren geen wassen neus. Wat de minister wilde gebeurde ook. Dat hij vervolgens over de afloop verkeerd zou worden voorgelicht was toen praktisch ondenkbaar.

Dat men een verouderd systeem heeft is een ding, maar dat men niet opereert volgens zijn eigen systeem is een tweede en veel van gebreken in de huidige overheid komen daar uit voort.


Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.

Meer over de overheid wordt hier besproken.