Karl Popper en de logica van zijn ware waarheid
De kritiek op Karl Popper richt zich tegen zijn falsificatiecriterium en tegen zijn weerlegging van de inductieve methode als een vorm van logisch sluitend bewijs.
Een paar jaar geleden kwam die kritiek uit een heel ander hoek: geen van beide Popperiaanse bijdragen aan de filosofie zou origineel zijn geweest: de inductieve methode was al weerlegd door Hume en de falsificatietheorie had hij overgenomen van zijn Oostenrijkse docent psychologie Otto Selz.
Nu is Hume wat bekender dan Selz en kan niemand serieus volhouden dat Popper hem niet de credits geeft die hem toekomen. Ook Selz wordt door Popper herhaaldelijk geciteerd en vermeld, maar waar het in beide gevallen om gaat is dat Karl Popper de ideeën van anderen op een originele manier in zijn systeem verwerkt en dat hij een door Hume geformuleerd probleem beweert te hebben opgelost, waar hele generaties wetenschapsfilosofen mee hebben geworsteld.
Waar veel van de kritiek op het falsificatiecriterium aan voorbij gaat is aan het formele karakter ervan. Hij definieert er wetenschappelijk theorieën mee, ongeveer als volgt:
- Wat niet zo geformuleerd kan worden dat het open staat voor een logisch sluitend bewijs van het tegendeel kan waar[1] zijn of onwaar, maar het is niet wetenschappelijk.
- Geen enkele wetenschappelijke theorie is bewijsbaar, zij kan alleen onderbouwd worden door succesvolle voorspellingen; een theorie op grond waarvan veel voorspellingen zijn gedaan die voorshands allemaal zijn uitgekomen is solide en succesvol, maar niet noodzakelijk waar.
Het is duidelijk dat de kritiek van – onder meer – Alan Sokal[2] niet valide is. Die meent dat Popper het kind met het badwater zou hebben weggegooid, omdat door het verwerpen van verificatie of waarheidsbewijs er geen betrouwbare manier van werken meer zou zijn voor wetenschappers. Popper stelt helemaal geen andere wetenschappelijke methode voor en beweert ook niet dat de huidige werkmethoden niet valide zouden zijn.
Hij herbenoemt de resultaten van wetenschappelijk werk. Een geslaagd experiment geeft een goede reden om de theorie te hanteren tot een – eventueel – toekomstig bewijs van ondeugdelijkheid. In zijn terminologie gaat het niet langer om de waarheid van een theorie, maar om de versterking ervan, om additionele redenen om de theorie voor valide te houden. Hij laat steeds de mogelijkheid van toekomstig tegenbewijs open, maar geeft toch een criterium voor wat voor het moment meer en minder valide is. Dat is in overeenstemming met de wetenschappelijke ervaring dat uiterst succesvolle theorieën als die van Newton en Einstein op den duur toch gaten blijken te vertonen.
Niet Popper, maar Hume heeft aangetoond dat wij op grond van onze ervaring geen absolute zekerheid kunnen hebben dat de zon morgen op zal gaan. Popper heeft het praktische probleem opgelost dat iedereen met de leer van Hume had, door te laten zien dat het redelijk is om te verwachten dat de zon morgen op zal gaan omdat dit een theorie is die ontelbare succesvolle voorspellingen heeft overleefd.
Het is jammer, maar het misverstand lijkt onuitroeibaar dat Popper een nieuwe wetenschappelijk methode zou hebben gepropageerd in plaats van de bestaande te hebben geanalyseerd en van een betere naam heeft voorzien.
- Vermoedelijk waar, in de zin van de waarschijnlijkheidsleer, is ook een vorm van waarheid.
- Alan Sokal en Jean Bricmont hebben in een alleraardigst boek, genaamd “Impostures Intellectuelles”, kritiek geleverd op de Franse postmodernistische stroming en het Amerikaanse epistemologische relativisme van Thomas Kuhn.
Dit artikel over het werk van Karl Popper verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.
Meer van Toon Kasdorp vind u hier.
Als een wetenschappelijke theorie maar werkbaar is in het tijdperk waarin hij is ontstaan , zou
het in orde moeten zijn .
De Romeinen waren niet toe aan E=MC kwadraat , of aan nucleare kennis , zelfs elektriciteit
U=IxR was ze vreemd .
Al zouden ze het weten ,ze konden er geen ruk mee.
Als het WERKT , is het m.i. okee .
Galileo Galilei en Simon Stevin (iets eerder) waren er ruim voor Newton al van overtuigd dat alle voorwerpen een vaste valversnelling ondervonden. Newton paste dit toe op de cirkelbeweging van de maan en de planeten. Einstein ontwikkelde dit tot een theorie over gravitatievelden (anders zou de maan theoretisch gesproken op de aarde kunnen vallen). De theorieen waren allemaal waar, alleen waren de latere theorieen completer, meer algemeen, en breder toepasbaar. Wetenschap gaat over wat waar is. Daar hebben we vaak weinig aan als het over de psychische of sociale werkelijkheid gaat. Zelfs de logica bijt haar tanden erop stuk. Dat is jammer, maar ook fijn.
Prachtig artikel. En ongelofelijk belangrijk.
De fundamenten van verantwoorde wetenschappelijke kennis.
Het gaat om de grond-principes van wetenschap-beoefening.
– Waarneming.
– Hypothese.
– Het niet-kritische hulp-middel : verificate.
– Het doorslaggevende criterium : falsificatie.
– Zolang niet ge-falsificeerd, blijft de hypothese werkbaar.
Zo schrijdt wetenschap voort.
Voor de volledigheid : de vervolg-stappen :
– Na falsificatie, moet de hypothese verworpen of aangepast worden
– Daarna kan, na waarneming, weer een betere hypothese opgeteld worden
– Deze blijft geldig, tot de volgende falsificatie
Wetenschap draait op hypothesen.
Gödel: Geen enkele wetenschappelijke theorie is bewijsbaar.
@hendrikush :
de natuur-wetenschappelijke hypothesen, hebben gigantische technologische vooruitgang bewerkstelligd, en daarmee de basis gelegd voor de beschaving.
[ Jammer genoeg, moet ik er aan toevoegen :
zonder die beschaving, had Godel niet vrijblijvend kunnen speculeren. ]