DE WERELD NU

Het wereldgeldstelsel en controleerbaarheid van banken

bankencrisis, bankenunie, banken

Het vertrouwen in banken is in Nederland wel eens groter geweest. Toon Kasdorp besprak in dit artikel de ontwikkelingen die daar mede aan de basis van lagen.

Geen bank overleeft zonder het vertrouwen dat het publiek en de andere banken in haar stellen. Als rekeninghouders om wat voor reden dan ook massaal hun saldi bij een bank opnemen gaat de bank failliet. Het is de klassieke self fulfilling prophecy.

De kernfunctie van banken bestaat uit het onderhouden van het geldverkeer. Daarbij wordt geld dat onmiddellijk kan worden opgenomen op lange termijn uitgezet en belegd. Banken lenen dus niet alleen voor dezelfde termijn het geld uit aan de een dat anderen bij hen hebben gedeponeerd, ze maken ook kort geld als het ware langer en dat is een belangrijke functie. Banken weten dat gemiddeld al dat korte geld lang genoeg bij ze blijft staan om dat mogelijk te maken. Zolang de in- en uitleners van de bank zich normaal gedragen, dat wil zeggen: handelen op grond van hun eigen dagelijkse belangen en behoeften werkt dat goed. Het loopt mis wanneer de klanten ‘als één man gaan handelen’. Wanneer voldoende klanten tegelijk hun saldi terugtrekken of wanneer voldoende kredieten tegelijk worden opgenomen, en andere banken niet bereid zijn in de liquiditeitsnood te voorzien, dan gaat een bank failliet. Niet omdat er te weinig eigen vermogen is, want daar veranderd niets in door het opnemen of wegzetten van geld. Het faillissement wordt veroorzaakt door het gebrek aan liquiditeit. Men heeft dan korte termijn verplichtingen die staan tegenover rechten en waarden die alleen op langere termijn liquide te maken zijn. Het resultaat is dat men ophoudt zijn opeisbare schulden te betalen en het gevolg is faillissement. Die wanverhouding tussen liquide verplichtingen en illiquide vorderingen en assets hebben alle banken en ze gaan daarom allemaal failliet als iemand een run op ze organiseert of het publiek spontaan in paniek raakt..

Wat de overheden deden tijdens de bankencrisis van 2007 was liquiditeiten creëren voor de banken en het vertrouwen bij het publiek herstellen. Dat deden ze niet om de banken en hun aandeelhouders ter wille te zijn, maar vooral om de geldcirculatie in stand te houden, die op het vertrouwen in banken is gebaseerd. Het publiek zag het als het steunen van de bankbedrijven zoals in Duitsland ook Opel en andere belangrijke industriële werkgevers werden gesteund. Maar dat was niet zo. Het steunen van de banken had een andere functie: als het geldverkeer stokt dan staat de hele economie stil en die ramp is daadwerkelijk niet te overzien. Daarom was wat minister Bos deed door achteraf de garanties voor deposito’s te gaan verhogen ook zo verkeerd. Dat had niets meer te maken met het in stand houden van het geldverkeer. Achteraf garanderen helpt niet meer voor het herstel van vertrouwen. Dat was een poging zich politieke steun kopen van de depositohouders met behulp van de belastingcenten van anderen. Voor zover de nieuwe garanties door de bankwereld zelf moesten worden gefinancierd was het slechte banken helpen op kosten van de goede. Maar de move van de regering om de banken te redden en de geldcirculatie overeind te houden was bittere noodzaak. Dat was in het belang van iedereen. De verliezen van de banken ontstonden uit de waardevermindering van hun onderpanden

Banken vragen zekerheid voor hun leningen. De bekendste zekerheid is de hypotheek. In de VS bestaat in een aantal staten het systeem dat hypothecaire leningen uitsluitend kunnen worden uitgewonnen op het onroerend goed waar de hypotheek op rust. Wij kennen dat hier niet maar ook in Europa komen banken in problemen als de waarde van hypothecaire onderpanden minder blijkt te zijn dan de lening die erop verstrekt is. Voor veel hypotheekgevers is hun huis verreweg hun grootste vermogensbestanddeel en bieden ze verder geen verhaal. Als dat huis wordt uitgewonnen en onvoldoende opbrengt hebben ze vaak alleen nog hun salaris. Op grond van de regels van de toezichthouders moeten banken dat gebrek aan verhaalmogelijkheid verplicht afboeken op de lening. De verliezen tijdens de crisis kwamen dus in eerste instantie voort uit de daling van de waarde van de onderpanden en uit het daaruit voortvloeiende afboeken op de bijbehorende leningen. Al een paar jaar voor de crisis werden leningen, vooral die van de slechtere soort, vaak verpakt in een speciaal soort effecten, die op de beurs verhandelbaar waren. Daardoor stonden ze bij banken niet meer als kredieten maar als waardepapieren te boek.

Hiermee werden knellende kredietregels van de centrale banken omzeild en men dacht er tegelijk de risico’s van slechte hypotheken mee te kunnen spreiden. Dat laatste bleek een vergissing. Wanneer men massaal en systematisch slechte hypotheken verstrekt, ze in mandjes verpakt en op de beurs slijt, dan heeft men de eigen risico’s wel gespreid maar die van anderen in huis gehaald. Op den duur heeft iedereen die er aan mee doet een erg groot risico op zijn balans. Op het moment dat de markt door kreeg wat er gebeurde kelderden de koersen van deze verpakte schuldvorderingen massaal en ontstonden er grote verliezen bij alle banken die ze in huis hadden. Dat waren ze bijna allemaal want een tijd lang was aan het fenomeen goed geld verdiend.

In Nederland bleek alleen de Rabobank zo slim te zijn geweest om de risico’s ervan te verzekeren, maar helaas bleek de betrokken verzekeringsmaatschappij onder meer daardoor in de problemen te zijn geraakt. Dat had de Rabobank dus niets geholpen, als die verzekeringsmaatschappij niet door de Amerikaanse overheid uit de problemen was gehaald. Puur geluk dus. Uit een en ander blijkt dat risico’s niet meer gespreid kunnen worden als ze maar massaal genoeg zijn om de normale werking van de wet van de grote getallen uit te sluiten. Dat gebeurt wanneer te veel spelers in een markt hetzelfde doen op hetzelfde moment. Daar is geen kruid tegen gewassen.

Dat iedereen opeens hetzelfde doet, dat gebeurde vroeger alleen als er een paniek uitbrak, maar tegenwoordig wordt het gedrag van banken en andere grote financiële partijen vaak bepaald door de computerprogramma’s van hun analisten. Banken hebben allemaal op dezelfde manier opgeleide analisten en die analisten werken allemaal met dezelfde soort programma’s, zodat ze ook allemaal op dezelfde manier in de markt reageren.

Veel minder dan vroeger heffen risico’s zich zelf op doordat iedereen zijn eigen plan trekt. Ze doen nu vaak met zijn allen het zelfde en versterken zo elkanders risico’s.

Dat was de een van de oorzaken van de grote verliezen tijdens de bankencrisis. Maar verliezen hebben daarnaast een zichzelf versterkende werking. De banken die de verliezen leiden zijn de schuldenaren van andere banken. Ook die moeten op hun vorderingen gaan afboeken als niet meer vast staat dat de interbancaire leningen kunnen worden afgelost. De klanten van de banken komen in de problemen omdat ze niet tijdig en voldoende nieuwe financieringen krijgen en ook hun verplichtingen worden onzeker. Zo ontstaan secundaire en tertiaire verliezen en een economische spiraal naar beneden.

Banken zijn ondoorzichtig geworden. Ze kunnen niet meer gecontroleerd worden en weten zelf vaak niet meer wat ze aan waarden en risico’s in huis hebben. Dat bleek op een spectaculaire manier bij Fortis maar het geldt eigenlijk voor alle grote banken. Het is tijdens de crisis duidelijk geworden welke afgeleide risico’s wij daar met zijn allen mee lopen en daar moet nodig wat aan gebeuren. Het wereldgeldstelsel is veel labieler gebreken dan iedereen dacht.


Dit artikel over banken verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.

Meer over banken op Veren of Lood vindt u hier.