EVRM-hof versus Angelsaksische en Europese Law Lords
Wie als jurist de uitspraken van Engelse Law Lords of van het Amerikaanse Hoge Gerechtshof vergelijkt met die van het EVRM Hof in Straatsburg ziet een opmerkelijk kwaliteitsverschil. Niet dat er geen voortreffelijke juristen te vinden zouden zijn in Straatsburg, maar het gemiddelde is toch een heel stuk minder. Dat uit zich onder meer in een grotere leesbaarheid van de Angelsaksische uitspraken en een beduidend lager niveau van formalisme.
Het Straatsburger Hof levert nogal wat ongelukkige uitspraken af. Er zit er geen tussen die de mensenrechten in Nederland opvallend beter in bescherming neemt dan de eigen lokale Nederlandse jurisprudentie. Wel zijn er een flink aantal uitspraken aan te wijzen waar het land waar het voor bedoeld is niet veel mee kan en die de mensenrechten in het betrokken land niet bevorderd hebben.
Voor Nederland denk ik dan bijvoorbeeld aan het arrest waarbij de fiscale boete uit de administratieve sfeer werd gehaald en naar het strafrecht werd overgeheveld. Dat betekende dat het strafrechtelijk bewijsrecht van toepassing werd en een extra pak bureaucratie werd geïntroduceerd in een rechtsgang die tot dan toe heel bevredigend had gewerkt.[1]
Er was bij het Hof, toen ik er de laatste keer naar keek, een achterstand van 120.000 zaken. Of dat iets te maken heeft met het gebrek aan kwaliteit kan ik niet beoordelen maar dat zou aan de andere kant heel goed kunnen. Zij hebben zich in elk geval ten onrechte onder druk laten plaatsen daar in Straatsburg door de grote toename van het aantal gevallen waar hun oordeel over wordt gevraagd. Zo iets gaat eigenlijk altijd ten koste van de kwaliteit. Ze zouden een beter systeem moeten ontwikkelen om kansloze of triviale zaken via een verkorte procedure van de rol te krijgen. De Engelse Courts of Appeal hebben dat gedaan en ook de Supreme Court van de United States laat veel minder zaken toe dan vroeger wel. Een rechtelijke macht die niet in staat is haar eigen functioneren goed in de hand te houden en die zich laat dwingen iets anders te doen dan hij zelf verantwoord vindt, schiet in zijn taak te kort.
In Engeland hebben ook vooraanstaande juristen het nu wel gehad met het Straatsburger Hof. Lord Hoffman, toen net afgetreden als Law Lord, heeft een lezing gehouden voor de Judicial Studies met de titel The Universality of Human Rights. Daarin heeft hij zich met name beklaagd over de trivialisering van de bescherming van de mensenrechten in het Straatburger Hof. Daarnaast schreef hij een voorwoord bij een publicatie van de Britse denktank Policy Exchange[2].
Deze publicatie van de hand van Michael Pinto-Duschinsky laat helemaal weinig heel van het werk in Straatsburg. In tegenstelling tot het artikel dat Thierry Baudet daarover in de Volkskrant schreef, onderbouwt hij zijn opvatting met stevige argumenten. Voor Uw informatie sluit ik dit voorwoord bij.
Lees ook, als U er de tijd voor heeft, Jeremy Bentham voor het verschil tussen formele en daadwerkelijke geldigheid van de mensenrechten in een samenleving en U zult waarschijnlijk ook tot de conclusie komen dat we net als de Engelsen beter afscheid kunnen nemen van verdragen en internationale rechters die hoofdzakelijk het eerste bevorderen in plaats van het tweede.
In the last few years, human rights have become, like health and safety, a byword for foolish decisions by courts and administrators. That things should have come to such a pass is sad, because human rights, which used to go under the name of freedom, are a noble idea, especially dear to the people of this country.
In 1794, Jeremy Bentham mocked the French revolutionaries for claiming that they had invented the Rights of Man. In France, he said, they were just a piece of rhetoric, contradicted by the daily practice of the government. We in England had the real thing. Perhaps we still do, but our self-esteem on this matter has been damaged by the events of the past ten years.
What has gone wrong? The brief list of human rights in the 1950 European Convention, which now forms part of our own law, is, in general terms, admirable. Who could object to the government having to respect the rights of its people not to be tortured or inhumanly treated, not to have their privacy invaded, to have a fair trial, or to be free to speak their minds and practice their religions. These freedoms are the badge of a civilized society. The devil is in the detail: in the interpretation by the courts of the high-minded generalities of the written instrument. It is these interpretations, which often appear to people to bear little relation to the values that they think really important in the way our country is governed. Since 9/11 there have been enough real and serious invasions of traditional English freedoms to make it tragic that the very concept of human rights is being trivialized by silly interpretations of grand ideas.
This study is a close and thoughtful examination of why this has happened. It starts with the decision, in 1950, to entrust the task of deciding whether our laws complied with the rights listed in the Convention to an international court in Strasbourg. International institutions which are set up by everyone become in practice answerable to no one, and courts have an age-old tendency to try to enlarge their jurisdictions. And so the Strasbourg court has taken upon itself an extraordinary power to micromanage the legal systems of the member states of the Council of Europe (or at any rate those which pay attention to its decisions) culminating, for the moment, in its decision that the UK is not entitled to have a law that convicted prisoners lose, among other freedoms, the right to vote.
Since the Convention rights were incorporated into UK law by the Human Rights Act 1998, the UK courts have followed in the wake of Strasbourg, loyally giving effect to its rulings and the principles (where discernible) laid down in its jurisprudence. The result has been that UK judges have reached decisions, sometimes with regret and sometimes with enthusiasm, which would have astonished those who agreed to our accession to the Convention in 1950.
That is what has gone wrong. What is to be done about it? I think that the most admirable part of Mr Pinto-Duschinsky ’s study is his discussion of how we might extricate ourselves from the jurisdiction of the Strasbourg court. On the whole, the tendency has been to say that there is nothing to be done. We are stuck with the Convention and the European Court of Human Rights and unless we are willing to cast ourselves as a pariah state and get expelled from the European Union, we must accept the court’s jurisdiction. But Mr Pinto-Duschinsky shows that the situation is not so hopeless and there are means by which, with sufficient support from other states in the Council of Europe, we can repatriate our law of human rights. It is worth a try.
There are several things in this paper that I disagree with. For example, I disagree with the proposal for legislators being involved in the process of appointing Supreme Court judges. Experience in the United States shows that this is nothing more than an opportunity for senators and congressmen to show off to their constituents. But we owe Mr Pinto-Duschinsky a debt for his carefully researched and thoughtful study, which opens up for public discussion questions which deserve very serious consideration.
- Vaak denkt men dat tegen fiscale boetes alleen kan worden geprotesteerd bij dezelfde instantie die de boetes heeft opgelegd, maar dat is niet zo. De fiscale rechtspraak heeft een eigen kamer bij de Hoge Raad, samen met de rechtspraak inzake onteigening en daarvoor zijn er ook nog twee instanties, waarvan een bij de fiscale kamers van de Hoven.
- Bringing Rights Back Home: Making human rights compatible with parliamentary democracy in the UK.
Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.
Mijn analyse is :
– in de Angel-saksische rechtspraak, staat het [soevereine] individu, voorop.
– in de “EU”-konstrukt rechtspraak, staat het dorre dogma met gelijkschakeling, voorop.