DE WERELD NU

Betreffende het geloof – van Nicea naar Avignon

geloof

Het christelijk geloof zoals we dat nu kennen heeft een evolutie van 2000 jaar achter de rug. In die tijd is het aanzienlijk veranderd.

Dualisme van lichaam en geest
De tegenstelling tussen lichaam en geest heeft de westerse filosofie beheerst sinds de tijd van Plato. De geest of ziel is in die opvatting datgene waardoor mensen zich van de dieren onderscheiden. De vragen wat er met de ziel gebeurt na de dood en of er een hiernamaals is, zijn centrale vragen van het christendom .

De geest, die een bestaan kan leiden los van het lichaam en die na de dood verblijft in de onderwereld, is niet een christelijke maar een Griekse uitvinding. Hoewel, veel zagen de Grieken niet in het bestaan in de geestvorm, zoals blijkt uit de getuigenis van Achilles aan Odysseus in boek 11 van de Odyssee: “Liever deed ik op aarde als dagloner dienst bij een vreemde, iemand die het niet breed heeft en weinig het zijne kan noemen, dan als koning te heersen over alle doden en schimmen.”

Het bestaan van de ziel en de uitgebreide mythologie die zich daar omheen ontwikkeld heeft werd door de Grieken filosofisch afgeleid uit het bestaan van de twee goddelijke broeders, Morpheus, de slaap, en Thanatos, de dood. Slaap en dood werden verklaard uit de tijdelijke of permanente afwezigheid van de geest, het animerende en organiserende beginsel van het menselijk lichaam. In oorsprong, heel poëtisch, zag men de ziel als de adem van God die in de stoffelijke mens geblazen werd, maar overigens als een onderdeel van de mens dat na zijn dood alleen een zeer schimmig bestaan kon leiden.

Deze opvatting die later onder andere ook door de joden werd aangehangen, al dan niet met de daarin vervatte goddelijke symboliek, sluit vrij goed aan bij de opvatting van neurologen en andere deskundigen: de programmering van de menselijke hersenen is datgene wat het menselijk lichaam organiseert en in leven houdt en het is evenzeer onderdeel van het lichaam als alle in de evolutie tot stand gekomen lichamelijke eigenschappen  en gedragingen.

Deze programmering is niet teleologisch op te vatten, als de bedoelde uitkomst van een lange evolutionaire ontwikkeling, maar is ontstaan, zoals alle menselijke eigenschappen door een proces van natuurlijke selectie. De bij deze wetenschappelijke theorie van de ziel passende theologische opvatting zou zijn dat uitsluitend door een overbrenging van die programmering op een nieuw (en verbeterd) “verrezen” lichaam een voortgezet “eeuwig” leven mogelijk is.

Dat was ongeveer de idee van de vroege christenen, maar die is na een paar eeuwen onder invloed van het Neoplatonisme weer losgelaten. Sindsdien houden christenen een bestaan van de ziel zonder lichaam tout court voor mogelijk. De oude christenen konden het zich alleen maar tijdelijk voorstellen, als het laden van een programma op een floppy, terwijl toch het programma alleen zin heeft als het werkzaam is in een computer.

Rituelen
Een kenmerk van rituelen is dat zij moeten worden afgemaakt. Pas het voltooide ritueel heeft zin. Het begin heeft geen zin zonder het eind, het geheel is de creatie. Of het nu gaat om een godsdienstig ritueel als een performance uit de Veda, om een katholieke mis of om het gezang van een vogel: een ritueel is een voltooide handeling die een doel vormt op zich en waarmee orde wordt aangebracht in het leven.

De volbrenger van het ritueel brengt er een aspect van zich zelf en zijn leefgroep mee tot uiting. Onderbreking van een ritueel invalideert het geheel. De volbrenger moet opnieuw beginnen of zijn poging staken. Het laatste geeft een gevoel van verlies en wordt in het algemeen als een teken van onheil ervaren.

Het zou kunnen dat het eerste gebruik van de menselijke taal een ritueel is geweest, een gedicht of een vorm van rap-sessie. Wanneer iemand tijdens het voeren van een gesprek onderbroken wordt voor hij heeft kunnen zeggen wat hij bedoelt krijgt hij hetzelfde gevoel als de onderbroken volbrenger van een ritueel. Zou iets dergelijks gelden voor vogels of walvissen als hun gezang worden onderbroken?

Het gevoel van onlust bij het afbreken ontstaat door het smoren in de kiem van iets dat als het voltooid was een creatie zou zijn geweest iets nieuws op de wereld, al is het vluchtig en blijft het alleen in de herinnering van de aanwezigen  bestaan. Het creatieve in het ritueel verklaart zijn verband met de godsdienst, de verering bij uitstek van het creatieve moment in het leven.

Una Sancta Catholica
De geloofsbelijdenis van Nicea (325 AD.) is een door keizer Constantijn afgedwongen compromis tussen een aantal verschillende opvattingen over de natuur van de Christus en een aantal andere theologische twistpunten, niet meer begrijpelijk voor wie de voorgeschiedenis niet kent. Het heeft in al zijn onbegrijpelijkheid gediend als het gemeenschappelijke fundament van alle christelijke geloofsleer en levert onder meer de tekst voor dat prachtige gezang, het credo in al die missen van Johan Sebastian Bach, Wolfgang Amadeus Mozart en Antonio Vivaldi.

Wanneer in de middeleeuwen, waar ook in Europa, in de mis het belletje rinkelde, hield iedereen even op met praten met zijn buurman of waar hij verder door werd afgeleid en hij concentreerde zich op het wonder: de transsubstantiatie van brood en wijn in het lichaam en bloed van Jezus, opgeofferd tot redding van alle christenen. Iedereen geloofde daar heilig in.

Net zo geloofde men in de kosmologie zoals die in de Divina Commedia werd beschreven, voor een klein deel bijbels en voor het overige afkomstig van Aristoteles en Ptolemeus. Het begrip van de wereld waarin men leefde, haar ontstaan, haar toekomst tot aan de wederkomst van Christus, de plaats in die wereld van heidenen, joden, mohammedanen en andere ongelovigen, daar dacht iedere christen hetzelfde over.

De paus en de keizer en de geestelijke en wereldlijke machthebbers die aan hen hun gezag ontleenden waakten over het behoud van dat beeld en van die wereld en de gelovige christen ontleende er zijn identiteit aan. De bijbel speelde in dat beeld een rol maar ook andere elementen maakten deel uit van de christelijke overlevering.

Voor de christenen die leefden onder het bewind van Tataren in Rusland, van Turken in Azië en op de Balkan en van Moren in Spanje hadden Paus en Keizer niet helemaal dezelfde functie maar ook zij leefden op de basis van Nicea, met een wereldbeeld dat nauwelijks anders was en dat buiten Europa zelfs langer heeft voortbestaan dan in het vrije westen.

Aan het begin en aan het einde van die ene gemeenschappelijke heilige en apostolische kerk stonden twee imponerende grote geesten, Aurelius Augustinus en Blaise Pascal. Beiden beschouwden de contradicties in de geloofsbelijdenis als een mysterie dat niet te begrijpen was en het geloof als iets dat te groot was voor het menselijk brein. Van Augustinus stamt het beeld van het kind dat aan het strand probeert om de zee in een emmertje te scheppen.

De splitsing
Pascal – een van de voorlopers van de reformatie – verklaarde dat hij geloofde niet ondanks, maar omdat dit absurd was. Pascal leefde in de moeilijke overgangstijd tussen het middeleeuwse en het wetenschappelijke moderne wereldbeeld. Hij loste het probleem dat die dichotomie aan hem en andere geleerden uit zijn tijd verschafte op door daadwerkelijk twee werkelijkheden naast elkaar aan te nemen die onderling geen raakpunten hadden.

Descartes gebruikte die tweedeling om aan de ontwikkeling van de wetenschap en het moderne wereldbeeld vrij baan te verschaffen. Spinoza, die van een tweedeling niet wilde weten en die een werkelijk godsdienstig mens was, werd verketterd en om met hem te worden geïdentificeerd betekende twee eeuwen lang een maatschappelijke boycot.

In de dertiende eeuw had een leerling van Mohammedaanse en Joodse filosofen en schriftgeleerden, de erudiete Dominicaan Thomas Aquinas, geprobeerd de tegenstellingen weg te redeneren. Hij was de grootste analyticus en het beste juridische brein van de middeleeuwen, maar geen Augustinus of Pascal.

De dertiende eeuw, waarin Thomas leefde was tevens de laatste waarin de middeleeuwse wereld in zijn oude glorie kon worden meegemaakt, daarna kwam met de verbanning van de pausen naar Avignon, de keuze van een of meer tegenpausen, de afname van hun morele overwicht en daarmee de ruimte voor twijfel aan het oude wereldbeeld.

Het ontstaan van de reformatie en het mislukken van de contrareformatie maakte het ondenkbare waar: de leer van Nicea en het wereldbeeld van Dante waren niet langer onaangetaste waarheid. Galileï kon nog tot zwijgen worden gebracht, maar Luthers veroordeling door de Rijksdag had niet meer het gewenste gevolg: de knop voor de verlichting werd omgedraaid in Avignon.


Dit artikel over geloof verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.

Meer artikelen van Toon Kasdorp vindt u hier.

1 reactie

  1. Grapjas schreef:

    Tja. Nu is het een soort islam – maar dan voor cucks.
    De kerk erachter is in iedet geval machteloos, en heult openlijk met de islamiet.