DE WERELD NU

Bankencrisis? Toezicht houden is lastig

bankencrisis

Toen in oktober 2008 de geldcirculatie dreigde te stokken als gevolg van de bankencrisis, grepen de nationale overheden hard en prompt in.

Dat deden ze terecht[1]. Het geluid dat men onder meer van de bestuursvoorzitter van de AFM kon horen[2],  dat het hier om een gevaarlijke operatie ging waar een groot percentage van het nationaal product mee gemoeid was, duidde op onbegrip. Tenminste als hij ermee bedoelde dat het een onberaden stap was van Financiën. Ook de mening dat men nog maar af moest wachten of het geld dat in de banken werd gestopt ooit weer terug zou komen wijst erop dat men onderschatte wat er opeens aan de hand was en waar het verschil zit tussen het ruilverkeer van goederen diensten en de geldcirculatie.

Wat waar is – en wat Hoogervorst ook zei – is dat de crisis veroorzaakt is door het samenvallen van een aantal onevenwichtigheden, waarvan er een paar zitten in de internationale ruileconomie en andere in het bancaire systeem, dat wil zeggen: in het internationale geldsysteem.

Wouter Bos, die onder Zalm zijn stage op Financiën gelopen heeft, wist wie op dat ministerie wat kan en naar wie hij in tijd van nood moest luisteren. Dat heeft hij gedaan. En Financiën had geluk dat er op een cruciaal moment een minister zat die zijn ministerie kende. Als hier systeembanken waren omgevallen, zoals dat in de VS met  Lehman Brothers [3] het geval was, dan zou de ramp niet te overzien zijn geweest. Deze banken zijn de knooppunten van de geldcirculatie. Hun werkzaamheden en met name ook hun onderlinge transacties vormen het systeem van communicerende vaten dat het internationale geldverkeer mogelijk maakt en waardoor de internationale handel wordt gefinancierd. Niet alleen de handel trouwens, maar ook andere internationale operaties zoals de oorlogen in Irak en Afghanistan.

Het was terecht dat die banken overeind werden gehouden en het wordt hoog tijd dat men nu de fouten in het internationale toezicht gaat repareren, die deze crisis mogelijk hebben gemaakt.

De onevenwichtigheden in het ruilverkeer zijn de structurele overbestedingen van de Amerikaanse overheid en de Amerikaanse consumenten naast de al even structurele over-export en onder-import van China en India. Die wordt mogelijk gemaakt door een kunstmatige lage wisselkoers van de Aziatische munteenheden. De Amerikanen geven met andere woorden stelselmatig meer uit dan ze verdienen en hun schulden worden gefinancierd door de Aziatische exportlanden, die minder uitgeven dan ze verdienen.

Daarnaast worden de Amerikanen ook geholpen door de olielanden, die voor hun oliedollars onvoldoende emplooi[4] hebben in de eigen economieën. Dat het inflatoire uitgavenpatroon van de Amerikanen niet geleid heeft tot een stijging van het algemene wereld prijsniveau en tot een loon-prijsspiraal, zoals we die dertig jaar eerder hadden meegemaakt, komt door het deflatoire effect van de lage lonen in China en India. Maar de stijging  van de onroerend goed prijzen in Amerika en andere westerse landen is wel degelijk een vorm van inflatie.

De onevenwichtigheden in het ruilverkeer hebben lucht in de economie geblazen. Er was meer geld in omloop dan er goederen en diensten waren bij het bestaande prijsniveau en er moest dus wat gebeuren om  het evenwicht in de vergelijking van Fisher te herstellen.

Zoals bekend kan dat zowel door aanpassingen in de goederen- en dienstenstroom als door aanpassingen in de geldstroom en meestal gebeurt het in beiden. Een crisis is in de eerste plaats het leeglopen van een luchtballon, maar als men niet meteen en doelmatig ingrijpt dan is een crisis ook een breuk in het systeem en kan het ruilverkeer er door worden ontwricht, zoals dat na 1929 is gebeurd. Inkrimping van de kredietverlening is een vermindering van de geldhoeveelheid en die is op zich dus juist onder deze omstandigheden, maar er moet voor gewaakt worden dat het niet te abrupt of op de verkeerde plekken gebeurt.

Het zijn de Amerikaanse overheidsuitgaven waarin gesneden moet, zodat die overheid minder gaat lenen op de geldmarkt. De Amerikaanse[5] overheid moet daarnaast maatregelen nemen die een rem zetten op de persoonlijke leningen waarmee consumptieve uitgaven worden gefinancierd. Dat zal tot een vermindering van de consumptie en met name tot een vermindering van de import leiden en dat effect zal zwaar zijn, zowel in Amerika als in de Aziatische landen, maar dat is niet te vermijden. De oorlogen zullen op een minder kostbare manier moeten worden gevoerd of gestopt, ook dat lijkt moeilijk te vermijden.

Het geldwezen intact houden was tien jaar geleden nodig en het ingrijpen van de overheden bij het redden van de systeembanken was een juist besluit. Dat is heel iets anders dan steun aan slecht lopende takken in de industrie, zoals met name de Amerikaanse auto-industrie maar zoals ook bepaalde onderdelen van de Duitse en Japanse industrie. Massale steun aan de industrie was waar Sarkozy voor pleitte en waar Merkel terecht voor huiverde.

Een economische crisis dient nu juist om verouderde onderdelen van het productieapparaat te saneren. Grijpt de overheid in, door bijvoorbeeld General Motors of Chrysler in Amerika of Opel in Duitsland overeind te houden, dan creëert ze meteen de wortels voor een volgende crisis. Het pleidooi van Sarkozy om de bevoegdheden van de Centrale Bank in Frankfurt te beperken en de ouderwetse staatsinvloed van de overheid in het ruilverkeer te herstellen, was daarom omineus. Bondskanselier Merkel had gelijk om daartegen te waarschuwen. Als kranten en de andere politici het verschil niet zien tussen wat een overheid wel kan en niet kan, dan horen de economen alarm te slaan en de publieke opinie op dat punt voor te lichten.

De onevenwichtigheid in het geldstelsel was het gebrek aan flexibiliteit in de dekkingsgraad van de kredieten. De toezichthouders drongen wel aan op het aanhouden van grotere reserves dan door de wetgeving was vereist, maar de internationale concurrentie tussen de financiële centra hield die marges klein en naar nu blijkt te klein. Systeembanken horen een veel groter eigen vermogen aan te houden dan het vermogen dat rechtstreeks ter dekking dient van de uitgegeven kredieten[6].

Wanneer een bank 8 procent moet aanhouden van de uitstaande kredieten ( het is ingewikkelder, maar daar komt het ongeveer op neer) en zij doet niet meer dan dat, al dan niet gedwongen door de concurrentie met andere banken, dan ontstaat een probleem als zij moet afboeken op haar activa, in hoofdzaak dus op de door haar verstrekte kredieten. Een 4% afboeking op de activa veroorzaakt dan al een halvering van het vermogen.

Toezichthouders moeten eisen dat de reserves aanzienlijk hoger zijn, zodat bij een bank bij afboeking voldoende ruimte over houdt om niet meteen gedwongen te worden de kredietverlening in te perken. De multiplier in het systeem brengt anders immers mee dat bij halvering van het dekkingsvermogen meteen ook de kredieten met eenzelfde percentage moeten worden teruggebracht, met desastreuze gevolgen. Bovendien komt een bank al heel snel in de positie terecht dat zij haar interbancaire verplichtingen niet meer na kan komen.

Daarnaast en daarboven moeten banken hun kredietbeoordeling beter op orde hebben. Zij horen minder afhankelijk zijn van rating agency‘s en minder vreemde producten in huis te hebben waar ze de samenstelling niet van kunnen beoordelen. Maar vooral ook, kredietbeoordeling hoort weer maatwerk te worden en niet te worden gedaan met statistische middelen, waardoor de goede klanten opdraaien voor de slechte en de kleine voor de grote.

Geld hoort alleen te worden uitgeleend aan mensen die er geld mee kunnen verdienen of die in staat zijn op grond van bestaande vaste inkomensstromen toekomstige consumptie vóór te financieren. Banken horen de deskundigheid in huis te hebben om dat te kunnen bekijken.

Als één ding nu in de crisis wel gebleken is, dan is het dat verstrekte zekerheden nooit een vervangingsmiddel kunnen zijn voor een behoorlijke kredietbeoordeling.

Werk genoeg aan de winkel voor de toezichthouders dus.


  1. Niet Brussel (EU)en niet Frankfurt (ECB), maar Den Haag, Berlijn, Londen en Parijs. Ze deden het ook niet allemaal op dezelfde manier, maar ons ministerie van financiën deed het goed. Niet alle overheden zagen het even goed, maar de Nederlandse wel en Merkel zag het beter dan Sarkozy. Het ging maar om één zaak en dat was het in stand houden van de geldcirculatie, die verstoord dreigde te raken. De gedachte dat overheden de hele economie op hun schouders kunnen nemen getuigt van grootheidswaanzin of in elk geval van gebrek aan inzicht.
  2. Op Zondag 7 december 2008 in het programma Buitenhof.
  3. De Amerikaanse Federal Reserve en het Ministerie van Financiën dachten dat Lehman een investment bank was, zoals ze zich naar buiten toe presenteerden en werden kennelijk verrast toen bleek hoe diep deze bank in het interbancaire verkeer was geïnvolveerd. Het signaal dat een Duitse bank gaf, door de dag na de faillissementsaanvraag nog € 500 miljoen naar Lehman over te maken, kwam daarvoor te laat. Amerika is groot genoeg om de val van één systeembank te overleven, maar de Benelux-landen zijn dat niet, evenmin als IJsland.
  4. Landen als Rusland en Venezuela hebben wel emplooi voor hun oliedollars en kwamen door de plotselinge olieprijsdaling in problemen terecht, waarvan de omvang hier in het westen aanvankelijk onvoldoende werd onderkend.
  5. Maar ook de Engelse, Canadese en Australische overheden, want creditcards en andere vormen van consumptief krediet zijn een Angelsaksische ziekte, waarvan de omvang elders in de wereld nog relatief beperkt is. Hetzelfde geldt voor het verhypothekeren voor consumptieve doeleinden.
  6. Wie de natuur als voorbeeld neemt voor de bouw van robuuste systemen die een crisis kunnen overleven komt tot de ontdekking dat daar de overcapaciteit veel en veel groter is dan in de systemen die onze ingenieurs ontwerpen. De Nederlandse spoorwegen hebben een overcapaciteit van nog geen 50% boven die voor het normale verkeer, maar de menselijke bloedsomloop heeft een overcapaciteit van een factor tien.

Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

Meer over de bankencrisis leest u op Veren of Lood hier.

4 reacties

  1. F.v.Erp schreef:

    Banken moeten zich bezig houden met hypotheken,verzekeringen enz. niet met ondoorzichtige kromme constructies,
    En elke overkoepelende bank in het betreffende land moet controle houden van alle banken in dat land zoals in Nederland de D.N.B.
    Tenslotte het geld moet gedekt zijn.

  2. Cool Pete schreef:

    Als zaken-banken slecht draaien, moeten ze failliet gaan. Dan kunnen ze weer gezond worden.

    Spaar-banken kunnen gegarandeerd worden.

  3. Ger schreef:

    Toezicht houden is lastig wanneer het om een Old Boys Netwerk gaat waarbij iedereen iedereen kent. Zo simpel is het.

  4. Cylin schreef:

    Gezien de constructies die toegestaan zijn, is beter toezicht alleen duidelijk niet voldoende.