Werkelijkheid
Hoe gaan we om met de wereld om ons heen? We moeten onderscheid maken tussen drie soorten “werkelijkheid” waar we mee leven:
- de werkelijkheid zoals je die zelf ervaart, je eigen wereldbeeld;
- de werkelijkheid als “communis opinio”of “heersende leer”, datgene wat voor iedereen vaststaat, het gemeenschappelijke wereldbeeld van de samenleving;
- de werkelijkheid die door controleerbare waarnemingen en proefnemingen kan worden bewezen.
Deze drie “werkelijkheden” staan niet los van elkaar maar er kunnen toch aanmerkelijke verschillen in zitten. Categorie c heeft bijvoorbeeld alleen met “Sein” te maken, de categorieën a en b met Sein en Sollen.
Gebieden als geloof, maar ook ethiek en esthetiek, behoren tot categorie b en zijn als onderdeel van het terrein van het “Sollen” niet toegankelijk voor de redeneringen uit derde categorie; a en b zijn hier wel te onderscheiden maar niet te scheiden. Een ethiek of esthetiek die niet gedeeld wordt is moeilijk denkbaar en een geloof al helemaal niet.
Een uitdrukking als “de mens is van nature goed” komt uit de b-categorie. Het is een gedachte uit de Verlichting en je vindt hem onder andere bij Rousseau maar ook bij Diderot en d’Alembert. Verschillende lemma’s in hun Encyclopedie zijn aan het onderwerp gewijd. Je moet het niet zien als een wetenschappelijk betoog, want per definitie leent categorie twee zich niet voor wetenschappelijke betogen. Het is eerder een gekozen uitgangspunt of, als je wilt, een communis opinio als in “we hold these truths to be self evident”. Als je mij in dit verband vraagt wat ik met “goed” bedoel dan antwoord ik “wat iedereen er mee bedoelt”. Het is een categorie-b begrip. Zie de Principia Ethica van de Engelse filosoof Moore .
De mens is een product van zijn genen en zijn opvoeding, van ‘nature’ en nurture’, en het heeft niet eens zoveel zin om te proberen díe twee elementen uit elkaar te halen. De gedachte dat omgevingsfactoren wel en aanlegfactoren niet te beïnvloeden zijn is veel te absoluut. Veel aanleg is ‘open’ en veel opvoeding laat aan haar slachtoffers geen ruimte voor eigen beslissingen.
Een interessante ontdekking in de zoölogie is dat voor de ontwikkeling van bepaalde functies (eigenschappen of vaardigheden) in dieren (waaronder mensen) bepaalde, vrij korte, periodes in het leven beslissend zijn. Wie voor zijn derde jaar b.v. geen taal heeft leren beheersen, leert die nooit meer echt vloeiend te spreken. Hier lijkt nurture wel erg door “nature” te zijn bepaald.
Als ik spreek over biologische begrippen dan heb ik het over de derde categorie werkelijkheid, de wetenschappelijke of het “Sein” van Kant.
Maar goed en slecht zijn de grondbegrippen van de ethiek en als variant op mooi en lelijk ook van de esthetiek. Dat is categorie a/b. In de Griekse beschaving was dat scherpe onderscheid dat wij tussen goede smaak en moraliteit maken helemaal niet aanwezig. Een gentleman was kalos k’agathos, mooi en goed. Die twee begrippen vloeiden in elkaar over of liever gezegd, het was één begrip: kaloskagathos. Met dat aspect in het Hellenisme hadden de joden de grootste moeite. Dat waren immers net zulke moralisten als wij zijn.
Moore zegt van goed en slecht dat het primaire begrippen zijn die zich niet voor analyse lenen. Hij heeft een leuke techniek om zijn stelling te onderbouwen. Zodra je een ander woord gebruikt om het begrip goed nader te preciseren, bijvoorbeeld “ze is goed omdat ze voor haar kinderen zorgt”, moet je je afvragen of je de volgende zin kunt formuleren zonder in een tegenspraak te vervallen: “ze is x, maar is ze goed?”, in het onderhavige geval dus: “ze is zorgzaam maar is ze goed?” Zodra je dat kunt is bewezen dat goed het meer omvattende begrip is en dat de vraag “wat is goed” niet in zijn algemeenheid kan worden beantwoord maar natuurlijk wel in concreto. We weten wat goed en vooral wat niet goed is in 99 van de 100 gevallen waarmee we worden geconfronteerd.
Terecht kan men een vraagteken zetten bij een poging om vanuit categorie c waartoe biologie behoort, een vraagstuk uit categorie b, goed of slecht, te analyseren. Toch mag je er vanuit gaan dat ongeremde agressie, zoal moord en doodslag, verkrachting, onduldbare belediging zowel feitelijk zijn als slecht. Het strafrecht heeft wel degelijk de drie categorieën werkelijkheid in haar pakket. Maar misschien is het toch beter om de categorieën maar volledig gescheiden te houden. Ze kunnen over en weer in elk geval niet gebruikt worden om elkaar te bewijzen.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp