DE WERELD NU

Vertrouwen, geld en Argentinië

Argentinië

De meltdown van de economie in Argentinië rond het jaar 2000 werd door Europa met verbazing en schrik waargenomen. Niemand leek hier te begrijpen wat daar eigenlijk de oorzaak van was.

De onmiddellijke oorzaak was wel zichtbaar, dat waren de vrije val van de Argentijnse munt en de daarmee samenhangende monetaire noodmaatregelen, die de koopkracht tot een minimum terug brachten. De waardevermindering had op haar beurt een aanwijsbare oorzaak, het loslaten van de koppeling met de dollar. Dat loslaten was nodig omdat de Braziliaanse cruzeiro devalueerde tegenover de dollar en Brazilië was en is nog steeds de belangrijkste handelspartner van de Argentijnen. Op de Amerikaanse economie had de devaluatie van de cruzeiro geen invloed, die is daar te groot voor. Maar op die van Argentinië wel. Argentinië werd te duur en kon in Brazilië zijn waren en diensten niet meer kwijt. Vervangende markten ergens anders in de wereld waren er alleen voor graan en vlees te vinden. De aan de dollar gekoppelde peso was overgewaardeerd geweest. De keuze voor de Argentijnse autoriteiten was om terug te gaan naar een onafhankelijke peso met de zekerheid van inflatie en kapitaalvlucht, of het accepteren van verlies van export en inzakken van de economie. Het laten zweven van de peso tegenover de dollar was een keuze voor de eerste methode en hij bleek, zoals door de deskundigen verwacht werd, fataal te zijn.

Het vertrouwen in de waarde van de munt was gebaseerd geweest op de koppeling met de dollar. De Argentijnen hadden het eerder grondwettelijk praktisch onmogelijk gemaakt om die koppeling los te laten[1]. Het laten zweven van de munt was dus in strijd met de grondwet, maar toen puntje bij paaltje kwam bleek het verzetten van de grondwet geen erg groot probleem op te leveren voor de Argentijnen.

Dat was wat een groot aantal landgenoten eigenlijk altijd al gedacht hadden en daarmee verdween het kleine beetje vertrouwen en goodwill bij de burgers dat de overheid in de jaren ervoor had opgebouwd. Niet alleen de Argentijnen desinvesteerden waar ze konden, dat deden vooral ook buitenlandse investeerders.

Het drama van de Argentijnse economie was een vertrouwenscrisis. Geld in al zijn vormen is een symbool voor krediet en krediet is een vorm van vertrouwen. Zonder vertrouwen geen krediet, zonder krediet geen geld en zonder geld geen economie. Argentinië was industrieel geen koploper, zoals Noord Europa, maar via zijn banden met Amerika en Engeland was het toch in staat om waar nodig state of the art techniek in huis te halen. Grote delen van de economie waren in handen van een paar grote families, die of van buitenlandse afkomst[2] waren en/of nauwe banden met het buitenland onderhielden. In wezen was Argentinië een kolonie van de westerse industriële landen en voer daar wel bij.

Juan Peron, de Argentijnse dictator[3] die de economie beschouwde als een koe die naar believen gemolken kon worden op elk moment van de dag, was degene met wie de afbraak is begonnen. Doordat hij na de oorlog als besmet gold vanwege zijn banden met fascisme en nationaal socialisme[4], waren zijn regime en zijn land in het Westen niet populair. Omgekeerd accepteerde Peron de afhankelijkheid van zijn land van Engeland en de USA niet langer. Hij steunde op de vakbonden en nam  veel van de oude economische machthebbers in het land tegen zich in. Het verfijnde netwerk van economische banden met Europa en Noord  Amerika ging goeddeels verloren en er was niets wat ervoor in de plaats kwam. Voor en in de Tweede Wereldoorlog hoorde Argentinië tot de rijkste landen van de wereld. Vanaf de Tweede Wereldoorlog is het met het land bergaf gegaan. De landbouw productie is er nog steeds en er is ook nog wel vraag naar. Maar relatief is de landbouw een veel kleiner deel van de wereldeconomie dan vroeger en de concurrentie is groter geworden. De Argentijnse industrie heeft  op de wereldmarkt geen toegevoegde waarde. De bevolking is wel toegenomen maar de productie is niet meegegroeid.

Huntington, de Amerikaanse politieke wetenschapper, wiens Clash of Civilizations zoveel opgang maakte vijf en twintig jaar geleden, beschouwt Zuid-Amerika als een eigen cultuur naast de Europees Amerikaanse. Ik denk dat hij zich verkijkt. Niet dat er geen overeenkomsten zijn tussen de diverse Latijns Amerikaanse landen waarmee ze zich gezamenlijk van de rest van de wereld onderscheiden, maar het is geen beschaving die zonder hulp van buiten in zijn tegenwoordige vorm in stand zou kunnen blijven, met uitzondering misschien van Brazilië.

Latijns Amerika is een satelliet beschaving, een kolonie van het Westen in de moderne neokoloniale zin[5]. De plaatselijke elite is nog steeds volledig op het buitenland georiënteerd. Ze wordt daar opgeleid, houdt haar rekeningen aan in het buitenland, verblijft er grote delen van het jaar en heeft nauwelijks betrekkingen met het gros van de eigen bevolking. Latijns Amerika is misschien een nieuw soort samenleving in statu nascendi, maar geen cultuur in operationele zin. De crisis rond de eeuwwisseling heeft dat laten zien.


  1. Zodat het Argentijnse monetaire probleem veel leek op de situatie met de euro nu in de zuidelijke landen van Europa.
  2. Bunge van het Bungehuis in de Spuistraat is een voorbeeld.
  3. De familie Peron had wel wat van de tegenwoordige Argentijnse dynastie Kirchner
  4. J.A.A. van Doorn had voor zijn boek over de verwantschap tussen socialisme en nationaal socialisme prima materiaal kunnen vinden in Argentinië, maar is daar kennelijk  niet meer aan toegekomen.
  5. Vergelijkbaar in dit opzicht met Noord West Europa in de vroege middeleeuwen. We waren toen op een vergelijkbare manier een satellietbeschaving van de Dar al Islam en daar is pas door de opkomst van een eigen Noord Europese beschaving in de hoge middeleeuwen een einde aan gekomen.

Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp


Meer over Argentinië leest u op Veren of Lood hier.