Regeerbaarheid I
De zuigkracht van de euro, als gevolg van de falende begrotingsdiscipline in de zuidelijke lidstaten van de EU, hebben als bij-effect dat de lidstaten in toenemende mate hun beslissingsbevoegdheid op essentiële soevereiniteitspunten uit handen gaan geven.
De Superstaat Europa komt zo sneller dichterbij dan iemand zich een paar jaar geleden had kunnen voorstellen. Theoretisch maakt het de unie sterker doordat het niet langer een samenraapsel van staten met verschillende belangen zal zijn, maar een federatie met een centraal economisch bestuur. Aldus de theorie.
Die theorie veronderstelt dat een grotere politieke eenheid ook meer slagkracht geeft. Dat moet worden betwijfeld. De EU heeft een punt bereikt waarop we ons moeten afvragen, of zij niet zo groot wordt, dat regeerbaarheid een onmogelijkheid wordt. De meest succesvolle staten van extreme omvang zijn historisch gezien verklaarbaar door bijzondere factoren die hun bestaan faciliteerden. Als die omstandigheden zich in hun nadeel wijzigden, gingen zij niet zelden snel ten onder, of zakten onder hun eigen gewicht langzaam in elkaar.
Het ontstaan van grote rijken heeft vaak maar niet altijd een simpele militaire verklaring: een stam of aanvoerder zag kans door superieure wapens of organisatie een groot gebied aan zich te onderwerpen. De grenzen van die rijken en hun veroveringsdrang werden meestal bepaald door geografische barrières, oninteressant achterland of logistieke en capaciteitsproblemen. Daarmee zijn van veel van die rijken de eerste vijftig jaar van hun bestaan eenvoudig te verklaren. Het Chinese keizerrijk is in veel opzichten een uitzondering, hoewel we niet mogen vergeten dat het historisch gezien tot aan de verovering door de Mongolen eerder een opeenvolging van een aantal rijken was, dan één doorlopend staatkundig verband.
De volgende fase in het bestaan van een groot rijk was de bestuurlijke organisatie. Staten die dit probleem niet wisten op te lossen vielen heel snel uit elkaar Ze maakten onderworpen staten schatplichtig, in verschillende varianten van onderhorigheid. Dat loste onder andere een capaciteitsprobleem op (mensen!), en ontsloeg hen van de noodzaak ter plekke een bestuurlijke organisatie op te bouwen. De vorst controleerde via afgezanten. De kracht van de vorst en zijn basis waren essentieel voor het bestendigen van het rijk. Voorbeelden: Timoer Lenk, Assyrische Rijk.
Een betere oplossing was het vestigen van een beperkte bestuurlijke organisatie die de veroverde gebieden nog steeds een grote mate van autonomie bood. Op deze wijze wisten de Perzen hun extreem grote, heterogene rijk bij elkaar te houden, en de ondergang door de hand van Alexander de Grote was meer te wijten aan een militair probleem dan aan een organisatorisch falen, al suggereert Machiavelli in Il Principe anders. Het Alexanderrijk bewees dat door binnen 30 jaar na zijn dood uit elkaar te vallen in een aantal staten die door hun kleinere omvang en homogener culturele basis wel levensvatbaar waren. Andere voorbeelden van dergelijke staten zijn het Mogol-rijk in India en het wereldrijk van Dzjengis Khan.
De Romeinen pakten de zaak het beste aan. De onderworpen gebieden werden ingedeeld in provincies, die onder het bewind van een kleine provinciale staf werden geplaatst, met daaronder ook een rol voor de oorspronkelijke elite van de onderworpenen. Dit systeem werd in feite ook toegepast in Nederlands-Indië en door de Engelsen in India, die het van de Mogols erfden. Deze systemen verschilden van hun feodale voorgangers doordat de bestuurlijke leiding werd toevertrouwd aan een roulerende ambtenarenkaste. Deze systemen waren zeer succesvol zo lang ze niet te groot werden.
Een specifieke omstandigheid die grote staten vaak fataal werd, was het bureaucratische gewicht van het bestuur. En eigenaardigheid van langer bestaande staten, is dat de hoeveelheid wetten en regeltjes steeds verder toeneemt. Dat deze gelden voor het hele rijk is een extra handicap als cultuur en omstandigheden grote lokale verschillen kennen. Niet alleen wordt dit proces door de onderdanen zelden toegejuicht, het bevordert ook de groei van een bureaucratie. En een groeiende bureaucratie is op termijn fnuikend voor het voortbestaan van een staat.