Overheid en wetten
Een van de problemen bij het voeren van een slagvaardig overheidsbeleid, ook bij de lagere overheden, is de tijd die er op nationaal niveau mee gemoeid is om wetswijzigingen en nieuwe wetten tot stand te brengen. Die lange tijdsduur heeft drie oorzaken. Aan een is niets te doen aan de twee andere wel.
De oorzaak waar niets aan te doen valt is de verwevenheid van veel wetten met andere wetten en met internationale verdragen. Het aanpassen van het ruwe eerste ontwerp van wet aan de bestaande wetgeving in de ruimste zin vergt de meeste tijd en inspanning. Het is verstandig om daarbij vaste procedures te volgen al lijkt dat op het eerste gezicht soms omslachtig en tijdrovend. Fouten die daarbij gemaakt worden, doordat bijvoorbeeld EU richtlijnen of andere bindende internationale regelingen over het hoofd gezien worden zijn kostbaar. Dat hebben we door schade en schande moeten leren. Brussel produceert onophoudelijk nieuwe regelgeving zonder daarbij veel rekening te houden met de problemen die dat in de lidstaten geeft.
Een oorzaak waar wel iets aan te doen is, is de gewoonte om te veel bestuurlijke aangelegenheden te regelen in de vorm van een wet, terwijl dat net zo goed bij simpel overheidsbesluit zou kunnen. Vaak gebeurt dat alleen maar omdat de Kamer als medewetgever langs deze weg het best een vinger in de pap meent te kunnen houden.
Artikel 105 van de Grondwet schrijft voor dat de rijksbegroting als wet moet worden ingediend, maar anders zou de begroting een goed voorbeeld zijn van een zinloze wet. Van een algemeen de burgers bindende regeling is geen sprake. Zij bindt alleen de overheid. De regering zou haar voornemen om uitgaven te doen uit de door haar verwachte inkomsten aan de Kamer kunnen presenteren. Daarover zou kunnen worden gedebatteerd en aan de hand van dat debat zouden besluiten kunnen worden genomen. Goedkeuring zou aan die uitgaven gegeven of onthouden kunnen worden, zonder dat dit in de vorm van een wet hoeft te gebeuren.
Trekt de regering zich van afkeuring niets aan dan kan een motie van wantrouwen worden ingediend met precies hetzelfde effect als het verwerpen van de begroting door het niet aannemen van een begrotingswet, of de schrapping van de begrotingspost die betrekking heeft op het salaris van de minister. Veel van de formaliteiten van de reguliere wetgeving hebben tot doel het proces te bewaken van het tot stand komen van algemene, de burger bindende regels en die zouden best achterwege kunnen blijven in al die gevallen waar geen burgers worden gebonden. Niet alleen bij de rijksbegroting, maar bij veel meer voorgenomen besluiten van de nationale overheid. Ook wordt minder dan mogelijk zou zijn gewerkt met raamwetten en delegatie op terreinen waar van te voren te zien is dat frequente aanpassing nodig zal zijn.
Een belangrijke en onnodige oorzaak van de vertraging bij het tot stand komen van wetten is de manier waarop die door ambtenaren wordt voorbereid. Een efficiënte wetsvoorbereiding zou vereisen dat er één wetgevende ambtenaar is die de hele materie beheerst. Die ambtenaar zou de leiding bij het maken van het ontwerp moeten hebben. Hij zou de verantwoordelijkheid moeten houden voor de redactie van alle van elders aangedragen suggesties voor wijzigingen. Veel van het tijdsverlies gaat zitten in eindeloos vergaderen over wetstechnische kwesties in gremia die te weinig overzicht hebben en daarom aan hun eigen wensen geen vorm kunnen geven. Het resultaat is vaak een in commissies samengesteld ontwerp dat geen innerlijke samenhang heeft en voor buitenstaanders onleesbaar is geworden. Zowel tijdsverlies als een slechter resultaat dan nodig is, zijn dan het gevolg. Reorganisatie van het systeem van de wetgeving zou veel onnodig tijdsverlies kunnen voorkomen.
————————————————————————————————————-
Eerder verschenen op het Blog van Toon Kasdorp