Over Jacques Wallage
De familie Wallage is afkomstig uit de arme Kanaalstreek in Oost Groningen, uit Wildervank met name. Jacques Wallage zelf komt oet stad, zoals ze in Groningen zeggen, d.w.z. uit de stad Groningen zelf. Hij is een van de weinige overlevenden van de Groningse joden die als bevolkingsgroep de oorlog niet hebben overleefd.
Wallage was vroeger een landelijk politicus, daarna burgemeester van Groningen maar tegenwoordig klust hij vooral. Hij is onder meer bijzonder hoogleraar Integratie en Openbaar Bestuur aan de Rijksuniversiteit Groningen. Aan de aftakeling van het Openbaar Bestuur en de mislukking van de integratie van de nieuwe minderheden heeft hij meer bijgedragen dan de meeste politici van zijn generatie.
Het is zeker geen onbekwame man, maar hij vertegenwoordigt wel vijftig jaar beroerde politiek van zijn partij, de PvdA.
Hij heeft in Groningen niet alleen gestudeerd maar er ook lesgegeven, hij is er wethouder, locoburgemeester en burgemeester geweest. Niet alleen op Groningen, ook op de Haagse politiek heeft hij een tijdlang zijn stempel gedrukt. Hij was een belangrijk Kamerlid en fractievoorzitter van zijn partij. In het onderwijs en op sociale zaken heeft hij als staatssecretaris trendsettende wetgeving tot stand gebracht waarmee we nu nog steeds zitten. Hij heeft in 1992 en 1993 een groot aantal nieuwe wetten door de Kamer gekregen, waaronder een herziening van het wettelijk bekostigingsstelsel in het voortgezet onderwijs. Sindsdien hebben scholen in het voortgezet onderwijs een grotere beleidsvrijheid en beleidsverantwoordelijkheid ten aanzien van financiële en personele beslissingen. In hetzelfde jaar voerde hij het formatiebudgetsysteem in voor het basisonderwijs, met hetzelfde doel. Hij besloot op politieke gronden en met voorbijzien van de onderwijsbelangen de invoering van de basisvorming in het voortgezet onderwijs versneld in te voeren. Basisvorming heeft hierbij geen betrekking op de basisschool, maar op de onderbouw van het voortgezet onderwijs en op het lager en voortgezet beroepsonderwijs. Deze basisvorming duurt drie leerjaren, waarin ten minste 1280 lesuren van 50 minuten moeten worden gegeven. Zij bestaat uit een verplicht deel en een vrij pakket. Het oorspronkelijke ontwerp was van minister Deetman en staatssecretaris Ginjaar-Maas uit 1987. Maar de invoering is Wallage.
Hij bracht in 1992 een nieuwe Wet medezeggenschap onderwijs tot stand waarin de bevoegdheden van schoolleiding t.a.v. arbeidsvoorwaarden werden uitgebreid en de medezeggenschapsraad ingevoerd. Ook van zijn hand is de wet opheffing of vermindering van onderwijsachterstanden(1993).
Overal waar sinds het begin van de jaren zeventig in het onderwijs spectaculaire wijzigingen in de verkeerde richting tot stand zijn gekomen komen we Jacques Wallage tegen.
Het begon allemaal met het linkse programcollege in Groningen waar onder leiding van Ayatollah Max van den Berg studenten de macht in de stad aan zich trokken. Met voorbijgaan van de belangen en de inspraak van de plaatselijke middenstand startte dat college zijn bewind door het autoverkeer in de stad onmogelijk te maken. Dat was spectaculair en studentikoos en heeft ook wel de nodige aandacht verkregen.
Maar de invoering van het basisonderwijs en de nieuwe vorm van financiering van het hele onderwijsveld is een verworvenheid die veel minder negatieve aandacht heeft gekregen dan zij verdiende[1]. Het ging daarbij om wetgeving die tot gevolg heeft gehad dat er overal in het land kleine departementjes van onderwijs zijn ontstaan. Die worden nu ‘school’ genoemd en wat vroeger school heette, heet nu ‘locatie’. De scholen nieuwe stijl hebben het financieel en beleidsmatig voor het zeggen gekregen. Bemand met betaalde toezichthouders en hoog gesalarieerde managers hebben de scholen het zelf in de hand hoe hun budget jaarlijks wordt uitgegeven. Dat het aandeel van de salarissen van leerkrachten daarin steeds verder achteruit kachelt en dat van de managers maar blijft stijgen is te herleiden tot de wetswijzigingen van Jacques Wallage.
Iets soortgelijks heeft men in het bestuur van de grote gemeenten kunnen zien: deelraden zijn daar tegen de zin van bevolking en burgemeesters doorgevoerd door de linkse partijen. Die deden dat om hun leden aan een baan en een politieke opleiding te helpen. Een woud van door de overheid gesubsidieerde instellingen is in de laatste zestig jaar in het leven geroepen. Dat zijn instellingen waarvan het nut hoofdzakelijk bestaat uit het verschaffen van banen aan een politieke clientèle. Ook de veel langer bestaande nationale departementen en de ambtenaren corpsen van de lagere overheden zijn intussen gevuld met linkse politieke benoemingen. Alles tezamen hebben we in de tweede helft van de twintigste eeuw een wereld van onnutte maar goed betaalde politieke organisatie gekregen die ten koste is gegaan van de kwaliteit van het bestuur. Waar we nu mee zitten is een onproductieve, onbekwame en deels overbodige bestuurslaag. De DDR van Wallage, zou je het kunnen noemen.
De tegenwoordige minister Dijsselbloem, zijn partijgenoot, heeft met de naar hem genoemde parlementaire commissie duidelijk gemaakt dat het onderwijs niet alleen verpolitiekt is, maar dat ook de kwaliteit ernstig heeft geleden. Dat wist iedereen al die zelf kinderen of kleinkinderen heeft op Nederlandse scholen, maar het was opzienbarend dat het nu vanuit de Partij van de Arbeid officieel werd vast gesteld.
De politieke wijziging aan de top van de partij in de periode Bos ging vergezeld van een herziening van dit soort prioriteiten. Niet langer de belangen van apparatsjiks maar het landsbelang zou in de ogen van Bos, Ploumen en Dijsselbloem centraal horen te staan. Lang niet iedereen in de partij was daar blij mee en
de woordvoerder van de ontevredenen was indertijd Wallage. Of hij mede verantwoordelijk is voor de nieuwe aflossing van de wacht die plaats vond aan de top toen Bos na de val van het kabinet er het bijltje bij neer legde, is mij niet bekend. Duidelijk is wel dat Wallage het met Job Cohen beter kon vinden dan met diens voorganger en dat Cohen als fractievoorzitter aanzienlijk minder bekwaam was. In Groningen verweet men Dijsselbloem en de moderne leiding van de partij niet zozeer de nieuwe inzichten in het onderwijs, maar vooral de gewijzigde politiek t.a.v de immigratie.
In De Volkskrant[2] viel Wallage de partijleiding aan op de integratienota, die bij de professionele achterban van de partij niet goed gevallen is. Aan die nota lagen de ideeën ten grondslag van Paul Scheffer, die als eerste PvdA’er de allochtone knuppel in het hoenderhok gooide met het essay Het multiculturele Drama en met zijn boek Het Land van Aankomst. In dat boek en in de integratienota worden de gevolgen van de massale immigratie besproken voor de autochtone Nederlanders.
Scheffer wijst onder meer op de gevaren van de etnische tegenstellingen wanneer integratie van oude en nieuwe Nederlanders achterwege zou blijven. Van de mislukte integratiepolitiek van de partij, waar Wallage mede voor verantwoordelijk wordt gehouden, wordt in de nota afstand genomen. De partij werd opgeroepen tot een discussie over een nieuw te voeren beleid.
Wallage, die op geen enkel punt afstand genomen heeft van de oude en mislukte politiek[3], maakte zich op dit punt, dat bij de achterban wat gemakkelijker ligt dan zijn onderwijsbeleid, tot spreekbuis van de oude garde. Naar zich liet aanzien met succes. Hier werden de belangen van al die apparatsjiks rechtstreeks geraakt. Wallage had gelijk dat het moeilijk is voor een partij met zoveel boter op haar hoofd om een draai te kunnen maken als door de lijn Bos werd voorgestaan. Van de andere kant, als de lijn Wallage het pleit definitief gewonnen had, kon het wel eens voorgoed afgelopen zijn geweest met de machtspositie van de PvdA. Dan valt ook in Nederland een muur en wordt onze eigen DDR onttakeld.
[1] Het was niet alleen Wallage die verantwoordelijk was. Denk ook aan zijn partijgenoten Van Kemenade, Ritzen en Netelenbos.
En aan de voormalige Haagse burgemeester Deetman uit de satellietpartij CDA. Denk niet te vergeten ook aan de premiers Lubbers en Kok, die een flink deel van de verantwoordelijkheid dragen , door aan hun coalitiepolitiek en de Haagse besognes een hogere prioriteit toe te kennen dan aan de kwaliteit van het onderwijs.
Terecht wel zegt Wallage bovendien , wanneer hij op zijn beleid wordt aangevallen, dat hij het nooit door had kunnen voeren zonder brede steun uit het onderwijsveld.
[2] van 12 maart 2010.
[3]Tijdens de hoorzittingen van de commissie Dijsselbloem liet hij weten de basisvorming nog steeds een goed idee te vinden.
Hij achtte de megascholen noodzakelijk omdat er anders te veel locaties zouden zijn verdwenen en omdat het enige manier was om zoveel mogelijk leerlingen onder een dak te krijgen. Ook Ritzen had nergens spijt van. In vergelijk met het buitenland was het hier nog steeds goed, vond hij. Netelenbos bleef achter de tweede fase staan, dat was volgens haar een ‘onomstreden onderwijsvernieuwing’.
————————————————————————————————–
Ook verschenen op het blog van Toon Kasdorp.