Over biologie als tautologie en het christendom als haar ontkenning
De biologie als bewijs tegen al te ideologisch getinte redeneringen was al vaker de bron van controverses laat Alexander van Gouwen zien.
In het eerdere artikel over het verschil tussen mannen en vrouwen schreef ik dat wat feministen zoals Asha ten Broeke beweren “in strijd is met alle meest fundamentele denk- en ervaringswetten”. Misschien is het goed om nog eens te verhelderen wat ik daarmee bedoel. Zoals ik zal laten zien is wat deze feministen beweren namelijk niet alleen in strijd met alle biologische feiten, maar ook met de wetten der logica want een boeiend aspect van de biologie is dat wat zij vindt in hoge mate logisch noodzakelijk is: in zekere zin is de biologie ‘tautologisch’ (eigenlijk: analytisch) en haar feiten niet contingent maar noodzakelijk (zoals overigens Aristoteles ook meende).
Ook zal ik in dit verband laten zien dat het eveneens geen toeval is dat christenfundamentalisten en de meeste socialisten/feministen het vaak roerend eens zijn (zoals bv. in hun opvatting dat prostitutie zou moeten worden verboden en hun – al dan niet impliciete – ontkenning van de evolutie en haar bekendste theorie): de reden daarvoor is niet het hoefijzermodel (extreem-rechts en extreem-links komen samen) maar de christelijke en daarmee de (logica- en) natuurontkennende kern van het socialisme zodat de twee ideologieën in wezen identiek zijn (zoals reeds Nietzsche niet moe werd te benadrukken).
De evolutietheorie is een analytische waarheid
Wat ik eerst zal laten zien is dat de wereld in hoge mate noodzakelijk is zoals hij is, een beetje zoals bij Leibniz de hele wereld is zoals hij is omdat haar Schepper goed is (zodat deze wereld de beste van alle mogelijke werelden is) en zij slechts contingent is in de zin dat het een oneindige afleiding vergt om het analytische en daarmee noodzakelijke karakter van alles wat er is te demonstreren.
Maar ik heb God niet nodig om de hele wereld (althans de verscheidenheid van leven op Aarde, inclusief het verschil tussen man en vrouw) als het ware puur vanuit het denken zelf te kunnen afleiden! Wij kunnen immers beginnen met deze analytische waarheid waarmee we in één klap de evolutietheorie (bijna) hebben bewezen:
(1) Wat niet is aangepast (om te kunnen overleven), zal niet overleven.
Dit is een analytische dus a priori-waarheid want haar predicaat of gevolg (het deel achter de komma) volgt al uit haar subject of premisse (het deel voor de komma). Uiteraard is hier van belang om ‘aangepast’ zo te definiëren dat het predicaat uit die definitie volgt, zodat ik die definitie er al bij heb gezet. Maar de evolutietheorie hanteert ook precies die definitie. Zoals we allen weten is het een misinterpretatie dat de evolutietheorie zou leren dat de ’sterkste’ zal overleven: het gaat simpelweg om wat is aangepast aan de omstandigheden om te kunnen overleven en dat maakt de evolutietheorie precies zo ‘tautologisch’.
Ik heb niet voor niets telkens nog een clausule erbij gegeven: “in hoge mate logisch noodzakelijk”, “(bijna) hebben bewezen”, en zo meer. De evolutietheorie heeft namelijk – naast haar kernstuk van de natuurlijke selectie waarvan (1) haar analytische vorm is – nog twee premissen nodig: genetische variatie en voortplanting/erfelijkheid. Maar deze twee ‘premissen’ volgen al uit de natuurlijke selectie van (1) zodat ook zij noodzakelijke waarheden zijn! Immers, genetische variatie vergroot de kans op overleven van een soort enorm en precies omdat seksuele voortplanting de genetische variatie vergroot (de nakomeling erft een ‘willekeurige’ combinatie van het DNA van zijn twee ouders) heeft de evolutie seksuele voortplanting en mede daarmee grote genetische variatie binnen de soorten geselecteerd.
A-seksuele voortplanting heeft ook grote evolutionaire voordelen, omdat het nauwelijks kosten en risico’s geeft om gezonde nakomelingen te produceren (zodat ook a-seksuele voortplanting wel wordt geselecteerd), maar omdat alle nakomelingen hetzelfde DNA hebben, betekent een gewijzigde omstandigheid waar één exemplaar niet tegen kan automatisch dat de hele soort sterft, zoals bijvoorbeeld nu met de banaan dreigt te gebeuren.
Seksuele voortplanting waardoor alle nakomelingen ander DNA en dus andere eigenschappen hebben, kost enorm veel energie en risico’s (de wilde mix van DNA geeft vooral allerlei nadelige eigenschappen), maar in tijden van crisis die de hele soort bedreigt is er een kans dat minstens één mannetje en één vrouwtje het juiste DNA hebben om de crisis te kunnen doorstaan waardoor de soort blijft leven, zodat seksuele voortplanting uiteindelijk de soort grotere overlevingskansen geeft.
Ook voortplanting en daarmee erfelijkheid van DNA überhaupt is een gevolg van natuurlijke selectie: biologisch staat niets onsterfelijkheid in de weg, maar omdat alles slijt, er altijd genmutaties kunnen optreden en dus ouderdom altijd vroeg of laat ziekten en gebreken geeft (zo krijgt elk mens uiteindelijk alle vormen van kanker als hij maar lang genoeg leeft), zou onsterfelijkheid enorm veel energie kosten omdat het lichaam op latere leeftijd voortdurend moet worden gerepareerd: ‘onsterfelijkheid’ door middel van voortplanting is een veel goedkopere en efficiëntere verjongingskuur omdat de ouders voortleven in hun kinderen en zijzelf als ouderen sterven.
Het enige ‘echte’ gegeven dat we nodig hebben en wellicht niet al vanuit ons denken zelf kan worden bewezen is: verandering, zodat de omstandigheden waarin organismen leven af en toe wijzigen en er crises kunnen ontstaan waarbij de natuurlijke selectie van (1) dan logisch noodzakelijk zijn werk doet (Darwins theorie is overigens in wezen een generalisatie van Malthus’ theorie die al leerde dat omdat de Aarde en haar bestaansmiddelen voor de mens eindig zijn, ongebreidelde voortplanting noodzakelijk tot massale hongersnood en sterfte zal leiden).
Maar het is een wetenschappelijk en alledaags feit dat de omstandigheden aldoor veranderen – nu en in het verleden. Zo blijft bv. de temperatuur niet altijd gelijk op een bepaalde plek op Aarde en is zij ook niet overal op Aarde gelijk, zodat organismen temperatuurverandering van de omgeving ondergaan en sommigen kunnen daar beter tegen dan anderen. Sowieso is evolutie een feit dat we bij micro-organismen voor onze ogen kunnen zien gebeuren, omdat daar de voortplantingssnelheid hoog is (en bacteriën ook ‘horizontaal’ genen overdragen – waaruit overigens waarschijnlijk de meeste virussen zijn ontstaan) en evolutie zo een kwestie van dagen of zelfs seconden in plaats van vele millennia kan zijn.
Er is zoveel geologisch bewijs dat de omstandigheden op Aarde dramatische veranderingen hebben gekend (van ‘Snowball Earth’, waarin de hele Aarde met kilometers ijs was bedekt, tot hete perioden waarin zelfs de polen bedekt waren met tropisch woud), waarbij sommige relatief abrupt met crises voor het toenmalige leven als gevolg (met de huidige, door ons zelf veroorzaakte, klimaatcrisis als een relatief extreem abrupte) die weer tot explosies van evolutie hebben geleid waarvan de paleontologie enorm veel bewijs heeft, dat het inderdaad indruist tegen alle empirie om het feit van evolutie te ontkennen en tegen alle denkwetten om de evolutietheorie als op z’n minst één werkzame oorzaak van die evolutie te ontkennen.
Het standpunt van de feministen en socialisten
En uit de evolutie en de seksuele voortplanting volgt weer onvermijdelijk de seksuele selectie en daarmee het hele verhaal over het verschil tussen man en vrouw dat ik eerder heb uitgelegd en dat eveneens onvermijdelijk is, hoe hard feministen als Asha dat verschil ook willen ontkennen. Hun standpunt is in feite: qua biologie kan er dan wel wezenlijk verschil tussen man en vrouw zijn, maar uiteindelijk maakt dat bij de mens niets uit omdat de mens bovenal geest is en zijn lichaam ‘heeft’ en hij in ieder geval zijn gedrag aanstuurt met zijn geest en niet met zijn lichaam.
Die geest wordt weer bepaald door de cultuur (wat deze geest als culturele tabula rasa meekrijgt van zijn opvoeding, onderwijs en andere invloeden vanuit de maatschappij), zodat het gedrag van de man en vrouw slechts verschilt zolang de cultuur dat verschil in ‘rolpatroon’ inprent (en het socialistische karakter van deze visie laat zich zien door haar maakbaarheidsgeloof: het individu is niet autonoom maar het product van zijn sociale omgeving en dus uiteindelijk van de maatschappijvorm die de machthebbers kiezen: een goede maatschappij levert goede burgers op en als er geen verschil tussen man en vrouw wordt gemaakt zijn er ook geen verschillen).
De christelijke visie eronder: veelheid, dualisme, vrijheid
Maar deze socialistische en feministische opvatting is duidelijk gebaseerd op de platoons-christelijke visie op de mens: het hele punt van het christendom is dat de mens niet slechts deel uitmaakt van de natuur maar deze overstijgt c.q. de plicht heeft deze te overstijgen door bv. liefde voor de vijand in plaats van vergelding te kiezen. Het christendom is in veel opzichten een anti-religie indien we religie in zijn traditionele vorm opvatten. Zo leert de traditionele religie dat alles één is, dat alles goed is en dat alles gedetermineerd is: alles dat gebeurt gebeurt omdat de goden (of de enkele God) het zo willen en omdat zij het zo willen is alles goed wat gebeurt.
Het christendom zet dit helemaal op zijn kop: het poneert geen eenheid maar veelheid, niet alleen in de zin dat het christendom gelooft dat de goedheid van God juist veelheid in plaats van eenheid voortbrengt (zodat de enorme verscheidenheid van levensvormen op Aarde lang als argument voor het bestaan van God gold maar dit ook een oneindig groot universum suggereerde waardoor we ons eindeloos nietig en eenzaam voelden) maar ook met name in de vorm van moraal waardoor er voortdurend een keuze tussen goed en kwaad moet worden gemaakt in plaats van dat alles goed is. Zoals Kierkegaard benadrukte is de juiste (christelijke) leer niet die van het dialectische ‘en/en’ waardoor alles één is (zoals bij de ‘heidense’ denker Hegel die zelfs tegengestelden verzoent) maar van het ‘of/of’ dat alles radicaal van elkaar scheidt. Moraal impliceert keuzevrijheid, dus behalve betekenisvolle veelheid (omdat er anders niets te kiezen valt) ook vrijheid. De mens is autonoom en niet onderworpen aan de wil van God. Moraal is zelf autonoom: wat goed is, is goed en geen God kan daar iets aan veranderen waarmee het christendom (in de vorm van Kant als ‘moordenaar’ van God zoals beschreven door Heine en Nietzsche) ook de weg opende voor het atheïsme (het verschil tussen God en mens is dat God vanzelf het goede wil, terwijl de mens geneigd is tot het kwade en tot het goede moet worden gedwongen hetgeen Rousseau’s paradox van vrijheid – de mens moet worden gedwongen om vrij te zijn – geeft).
De wereld van de christen is – in tegenstelling tot die van de traditionele gelovige – niet gedetermineerd en niet rationeel te begrijpen: alles is het gevolg van een vrije wilsakt (van God en van de mens) in plaats van (dwingende) logica (waarbij Kierkegaard de absurditeit van de christelijke Waarheid benadrukte in navolging van Tertullianus’ “credo quia absurdum”). Waar de traditionele gelovige de mens machteloos tegenover de vrije God en/of de vrije natuur ziet, plaatst het christendom de mens als kleine, vrije god (hij is immers volgens de Bijbel naar het beeld van God geschapen) naast de vrije God tegenover de aan hun wil onderworpen natuur (hetgeen dan weer heeft meegebracht dat we dachten heer en meester te zijn op Aarde en nu voor een klimaatcatastrofe zorgen die ons ook zelf zuur kan opbreken).
Het wetenschappelijk wereldbeeld is in feite een erfenis van de traditionele religie: zoals Comte beschrijft in zijn leer van de drie stadia evolueert de eerste vorm van religie zich via verschillende stadia natuurlijk tot de wetenschap die uiteindelijk de hele kosmos beschrijft en omvat met één wiskundige formule (waartoe vele fysici nog altijd blijven zoeken naar de ‘theorie van alles’). De wetenschap (en bv. de filosofie van Spinoza) houdt zo het traditionele geloof in de kosmos als één, goed/schoon, zuiver rationeel en gedetermineerd zelfs in onze christelijke cultuur in leven. Het christendom geloofde overigens in die wetenschap vanwege de technologie waardoor de mens het lijden van de medemens kon verlichten en zo een nieuw paradijs kon scheppen (zie bv. Francis Bacon’s ‘Nieuw Atlantis’).
De metafysische moraal vs. de wereldse biologie
Het christendom brengt zo een scherp dualisme tussen mens en natuur. In dat verband is het ook van belang dat de moraal – de kern van het christendom (Jezus’ Bergrede) – ‘metafysisch’ is (zoals Jezus zei: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld”): de moraal en de vrijheid als haar bestaansgrond bevinden zich als het ware in een bovenzintuiglijke wereld omdat de zintuiglijke wereld (Kants’ wereld als verschijning), zoals door de wetenschap beschreven, geen vrijheid of moraal kent. In die wereld als verschijning is alles (fysisch-wiskundig) gedetermineerd en zijn er slechts feiten en geen waarden. De moraal, haar vrijheid (en waarden überhaupt) zijn subjectief: om hen te vinden moeten we in onszelf kijken want in de wereld buiten ons vinden we hen niet.
Zoals Wittgenstein schreef: “In de wereld is alles als het is en gebeurt alles zoals het gebeurt; er is in de wereld geen waarde – en als deze er was, dan zou zij geen waarde hebben” (Tractatus logico-philosophicus onder 6.41). De moraal is in zekere zin zelfs tegengesteld aan de natuur: pas als we kiezen voor datgene dat indruist tegen onze (gedetermineerde) natuur zijn we werkelijkheid vrij en moreel. Moraal is immers zelfwetgeving en dus zelfbeperking of zelfbeheersing (en tegelijkertijd biedt zelfbeperking in de vorm van hypothetische imperatieven in de vorm van “kennis is macht” technologie waarmee we de natuur – inclusief de onze – kunnen beheersen). Onder invloed van het christendom heeft met name Peter Abélard in de 12de eeuw de moderne moraalleer ontwikkeld waarbij de intentie doorslaggevend is: het is niet slecht om een slechte neiging te ervaren (want de mens is nu eenmaal na zijn verstoting uit het paradijs geneigd tot het kwade) maar goed handelen betekent dat je ‘nee’ zegt tegen die neiging (met name de hedendaagse filosoof Frankfurt lijkt dit oude idee nieuw leven te hebben ingeblazen met zijn theorie van eerste en tweede orde volitions).
De goede mens leeft niet “naar het vlees maar naar de geest”, zoals Paulus schrijft. Conservatieve denkers beklagen zich vaak over de moderniteit als precies dat verlies van moraal en andere waarden door de (al)macht van de wetenschap en haar objectiviteit die alle subjectiviteit en daarmee waarden elimineert ten koste van het christelijk geloof: de mens wordt gereduceerd tot louter lichaam (Swaab: “wij zijn ons brein”) en louter dier met zelfbehoud als zijn enige drijfveer (Nietzsche vond dat typisch Engels – je ziet dit idee ook bij bijna alle Engelse filosofen met Hobbes als typisch voorbeeld – en verbaasde zich over deze typisch Engelse zucht tot “zelfvernedering” dat als zodanig paradoxalerwijs toch ook weer een christelijke zucht lijkt te zijn).
Deze conservatieve denkers wijzen erop dat met name de vrouw het slachtoffer is van de typisch moderne tendens om alles tot biologie te reduceren – waarbij alleen de feiten tellen en niet de waarden – omdat de vrouw slechts door middel van het beroep op de moraal de (hitsige) mannen van haar af kan houden: als we allen slechts dieren zijn met krachtige seksuele impulsen, dan heeft de vrouw geen weerwoord tegen haar aanrander (en achter de afkeuring van prostitutie zit ook precies dat morele bezwaar om de mens tot lustig dier en ‘vleeswaar’ te reduceren waarvan vooral de vrouw het slachtoffer is). In dit verband is het ook van belang dat moraal de grote gelijkmaker is: precies omdat de moraal gelijk maakt wat (van nature) ongelijk is, verafschuwde Nietzsche de moraal. Moraal is de wraak van de zwakkere jegens de sterkere, aldus Nietzsche. Het typisch christelijke geloof in of obsessie met moraal en daarmee met vrijheid en gelijkheid laat zien dat zij oorspronkelijk een geloof van slaven was.
De absurde waarheid van christenen en socialisten
Zoals Nietzsche benadrukte heeft het christendom weliswaar een conservatieve buitenkant – dit is de kerk die zich zoals alle conservatieven sterk op de (heidense) filosofie van Aristoteles baseert (van de opvatting dat man en vrouw ongelijk zijn tot de opvatting dat de Aarde het middelpunt van de kosmos is) – maar een revolutionaire kern die zich met name in het socialisme manifesteert.
Overigens, ook Marx en Engels wezen zelf al op de wezenlijke parallel tussen het christendom en hun socialisme: het gaat hier uiteindelijk om dezelfde ‘slavenopstand’ (zoals ook Nietzsche dat verwoordde). En in een eerder artikel wees ik er al op dat Marx de overwinning van het communisme op het kapitalisme in wezen zag als de overwinning van het christendom (=communisme) op het jodendom (=kapitalisme). Voor onderhavig artikel is vooral relevant dat christenen en socialisten in het ‘nature/nurture’-debat steevast voor nurture kiezen, omdat de mens niet zijn lichaam zou zijn waarmee men ook graag de biologie ontkent of in ieder geval deze niet van toepassing op de mens acht (zoals bekend werden wetenschappers zelfs voor fascist uitgescholden als zij biologische oorzaken van ons gedrag wilden onderzoeken).
Ikzelf acht dat absurd, temeer nu de waarheid van de biologie onontkoombaar is zoals ik heb laten zien, maar dat lijkt de christen en socialist niet te deren: zoals Kierkegaard betoogt is de christelijke leer met opzet absurd om zo de gelovige elke objectieve kennispretentie te laten opgeven (“subjectiviteit is de waarheid”). De waarheid van de christen en de socialist is zogezegd niet van deze (zondige) wereld: zij hebben hun ogen steevast naar boven op het ideaal gericht en zij leven aldus in de hoop op het gerealiseerde ideaal in de toekomst in plaats van in de (wereldse) realiteit van nu.
Dit essay verscheen eerder op Geband van Joop
Om in te lijsten…
Bedankt voor deze zinvolle en m.i. uitstekende bijdrage. Ik heb een paar overdenkingen/aanvullingen, maar het is nu te laat om uit te werken. Ik kom er ws. nog op terug via een latere reactie.