Ongerijmdheden in het strafrecht
De stelling van Adam Smith dat wanneer iedereen handelt in zijn eigen belang we tezamen handelen voor het gemene best, werd bestreden door de Nobelprijs winnaar John Nash.
John Nash liet zien dat samenwerking meestal betere resultaten opleverde maar goed beschouwd blijkt dat een kwestie van definitie te zijn. Adam Smith ging uit van ruil tussen mensen als de kern van het economisch handelen en een ruil komt alleen tot stand als beide partijen zoveel van hun eigen belang opgeven als nodig is om de ruil mogelijk te maken. Het hebben van een deal is als regel in het belang van beiden. Wie consequent handelt in zijn eigen belang maakt deals en houdt dus impliciet rekening met de belangen van anderen. Niet uit altruïsme maar als voortvloeisel uit het eigen belang.
De resultaten van prisoner dilemma games laat zien dat mensen die weigeren het effect op de belangen van anderen in aanmerking te nemen het statistisch een stuk slechter doen voor zich zelf dan degenen die aanvaarden dat er geruild moet worden.
Maar toch, in de praktijk blijkt het ook wel eens anders uit te pakken. De kroongetuige in het proces tegen Willem Holleeder kreeg een flinke strafvermindering en Holleeder zelf stond na vier jaar al weer op vrije voeten. Beter had het gezamenlijk resultaat voor de heren moeilijk kunnen zijn en toch was hier geen sprake van samenwerking.
Wetten als die van Adam Smith en John Nash werken alleen goed in een samenleving waarin de overheid een schoenmaker is die zich bij zijn leest houdt en die zich bovendien rationeel gedraagt. De overheid is zo incompetent op het terrein van haar eerste verantwoordelijkheid, het handhaven van de binnenlandse vrede, dat het soort uitkomsten als in het geval van Holleeder mogelijk blijkt. Het strafrecht zit vol ongerijmdheden.
Het is duidelijk onnodig bijvoorbeeld, dat de wet voor recidivisten als Holleeder dezelfde bewijslast vraagt als voor verdachten van een eerste wetsovertreding. Ook zou het niet altijd nodig moeten zijn dat een specifieke misdaad bewezen wordt tegen een habituele misdadiger. Zolang maar vast staat dat een of meer uit een reeks van misdrijven voor zijn verantwoordelijkheid komen zou een beroepscrimineel veroordeeld moeten kunnen worden. Dat dit niet kan is een leemte in de strafwet.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Het schrijven van een tegenbetoog tegen zijn stuk laat ik maar aan de schrijver zelf over…
Wel een dingetje ter overweging. Het stuk van Kasdorp komt neer op een pleidooi voor invoering van islamitisch recht. Ook in het islamitisch recht doet het schuldbegrip niet ter zake. Of zoals het in een onderzoek van Minniahmetov en Nuriev heet:
” According to the established tradition, thinkers-lawyers of Arabian Caliphate saw no fundamental difference between the concepts of “guilt” and “crime”.”
Schuld al voorwaarde voor straf is een blijk van westers verlicht denken. Bewijs als voorwaarde voor de vaststelling van schuld hangt daar onlosmakelijk mee samen.
Dhr. Kasdorp neemt in dit stuk afstand van deze westerse verlichte benadering en sluit zich – wellicht zonder dat hij dat beseft – aan bij het islamitisch denken.