Men wist het – 2 – dat Brexit toch kwam was een ongeluk
Vaak wordt de vraag gesteld: wist de regering dit tevoren? En onveranderlijk wordt het ontkend, want de andere zijde van deze vraag is dat zij altijd wordt gesteld over zaken waaraan we met afschuw denken. Brexit en vooral de entree van het UK in de EG laten hiervan een fraai voorbeeld zien.
De intrede van het UK in de toenmalige EEG ging niet zonder slag of stoot. In de jaren zestig werd het UK dankzij de Franse president De Gaulle de toegang nog geweigerd, en pas na een (Brits) referendum op 5 juni 1975 werd de grote stap genomen.
Deze week dook een document uit 1971 op, waarin wordt gesteld dat het UK tegen het jaar 2000 zo in de EC verstrengeld zou zijn geraakt dat het onmogelijk zou zijn nog te vertrekken. Let wel, dat was met het tempo van hervormingen en aanpassingen dat toen nog gebruikelijk was – na het Verdrag van Maastricht (1992) is het tempo nog behoorlijk opgeschroefd. Het memo werd al in 1971 als topgeheim geclassificeerd. Achtereenvolgende Britse regeringen hebben er dus toegang toe gehad, al lijkt niet waarschijnlijk dat zelfs Margaret Thatcher (premier 1979-1992) het nog vaak ter hand zal hebben genomen. Overigens was zij minister ten tijde van het premierschap van Edward Heath, die het UK de EU binnenloodste, dus ze zal er vermoedelijk wel van geweten hebben.
Duidelijk is dat de onbekende schrijver voorzag dat de eigen regering van het UK op termijn steeds minder in eigen land te zeggen zou krijgen. Hoe waar dit is laat de hele Brexit-ontvlechting voortdurend zien. De EU-houding daarbij, die impliceert dat het UK blij mag zijn weg te kunnen komen, is alles zeggend. Het laat ook de (ir)realiteitszin van Margaret Thatcher zien. Enerzijds bleef zij willens en wetens binnen de EU, vertrouwend op haar eigen vermogen NEE te zeggen (maar daarmee impliciet ook vertrouwend op minder standvastige opvolgers). Anderzijds waren haar sabotagepogingen vrij kortzichtig (Thatcher stuurde succesvol aan op een snelle incorporatie van Oost-Europa in de EU met als doel verdere nationale integratie te vertragen) met een bekend resultaat. De invoering van de euro bleek al minder weerstand op te roepen, terwijl daarvoor veel meer reden was.
Er zitten hier twee kanten aan: Was dit democratisch of verstandig? Niet democratisch in ieder geval. Maar mogelijk was het verstandig, vanuit het perspectief van beginjaren zeventig? Hiervoor valt iets te zeggen. Het UK was in die tijd economisch een drama: een achtergebleven en verouderde industrie, een vakbondsparadijs en niet op wat voor toekomst dan ook voorbereid. Toegang tot de gemeenschappelijke markt van de EU leek een begerenswaardig perspectief, en de rest zou men wel zien. Wat men zich in dit verband ook dient te realiseren is dat regeringen zich vrijwel exclusief bezig hielden met economie, en overwegingen van nationale aard als ouderwets zo niet reactionair beschouwden – ook de Britse Conservatieven.
Wat het wel toont, is dat regeringen niet te veel voor hun bevolking moeten willen denken. Daartoe zijn ze niet in staat. Al was het maar omdat ze, door electorale motieven gedreven, zich teveel neigen te fixeren op de dagelijkse eisen, en daardoor weinig oog hebben voor de langere termijn.
De vraag of een dergelijk rapport ook in Nederland geschreven is is eigenlijk niet zo relevant. Dat we aan moeten sturen op een Nexit omdat dat verstandiger is wordt mede gefaciliteerd door Brexit. Zonder een voorafgaande Brexit zou een vertrek van Nederland uit de EU nooit realiseerbaar zijn geworden. In hoeverre het dat nu wel is zou dan in ieder geval een academische vraag zijn geweest.
Ieder land met nog een restje patriottisme zou uit deze EU moeten stappen of de jongens en meisjes in Brussel moeten confronteren dat de bakens grondig verzet moeten worden de Europese samenwerking is op zich het nastreven wel waard. De machtsgeile toppertjes moeten weg om ruimte te maken voor mensen die de mensen boven de macht stellen.