Koningen en presidenten zijn een biologisch verschijnsel
De koningen uit het verleden en de presidenten van tegenwoordig zijn de alfa males uit de ethologie der dieren. Zij geven leiding aan hun groep van hominiden en hun bekwaamheid, kennis en ervaring zijn bepalend voor het welzijn van hun onderdanen.
Dat de koning een functie heeft die van oorsprong biologisch is en daarom verband houdt met de genen van zijn onderdanen, is de afgelopen decennia duidelijk geworden. Het onderdeel van de ethologie dat zich bezig houdt met mensapen heeft daar onderzoek naar gedaan en dat is het resultaat.
Israël had aartsvaders, richteren en profeten, lang voordat Samuel de legeraanvoerder Saul op verzoek van het volk tot koning zalfde. Die anderen regeerden Israël ook heel behoorlijk, maar zonder koning is een volk naar het eigen gevoel niet compleet. Het kan zich met zijn koning identificeren en de inwoners van Israël voelden zich pas een echt volk, toen zij ook een koning hadden, net zoals de buren.
Toen de dauphin van Frankrijk, de latere Louis XI, naar Philippe le Bon, de hertog van Bourgondië vluchtte, werd hij in Leuven ontvangen door zijn tante die tezamen met alle hofdames op haar knieën lag, terwijl hij als smekeling aan de poort stond. De dauphin, die een burgerlijke opvoeding had gehad, werd daardoor in verlegenheid gebracht. Hij was voor zijn tijd een modern mens en hield niet van dit soort dramatische plichtplegingen. Het Bourgondische Hof van Philippe le Bon stond bekend om zijn ceremonieel en de Spaanse hertogin van Bourgondië vond de troonopvolger van Frankrijk zo boven zich verheven dat zij zich uitsluitend op deze manier, met grote eerbied, tegenover hem wist te gedragen.
Karel de Stoute, de zoon van Philips de Goede, schaamde zich over deze ondergeschikte positie en wilde daarom met alle geweld koning worden in plaats van hertog. Dan hoefde hij alleen nog maar tegen de paus en de keizer op te kijken. Hij heeft de Duitse keizer Frederik een koningstitel gevraagd in ruil voor een huwelijk van zijn dochter Margaretha met diens zoon, Maximiliaan van Oostenrijk. Margareta was de rijkste erfprinses van Europa. Karel zelf was veel rijker dan de Duitse keizer. Koning van Friesland wilde Karel worden, een vacante titel van een van zijn eigen vorstendommen, zoals zijn geleerden hem verzekerd hadden.
De titel van koning en vooral van keizer betekenden veel in de middeleeuwen en ook nog in de eerste eeuwen van de nieuwe tijd. De drie machtigste Europese vorsten uit de eerste helft van de zestiende eeuw, Hendrik de Achtste van Engeland, François Premier van Frankrijk en Karel de Eerste van Spanje, die daarnaast ook heer was van de Nederlanden, wilden alle drie Duits keizer worden. Ze hebben vermogens gespendeerd aan het krijgen van steun bij de keurvorsten. De rijkste en machtigste van de drie werd keizer en staat sindsdien bekend als Karel V.
Een koning spreekt tot de verbeelding van het volk en kan als hij er de kwaliteiten voor bezit meer bereiken dan welke andere regeringsleider ook. Dat komt omdat hij de legitimiteit, het recht om te regeren in zijn persoon belichaamt. Niemand kan regeren zonder hulp van anderen, maar het vanzelfsprekende overwicht, dat een koning heeft ook op zijn hoogstgeplaatste onderdanen, geeft hem een grote voorsprong. Dat zit ons mensen in het bloed, in de genen zeggen we tegenwoordig.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp