Kennis, tegelijk van de grote lijn en van de details
Een adviseur uit een grote IT firma, die ik sprak ,merkte op dat er nog al wat hoge functionarissen zijn in Nederlandse firma’s en instellingen, die niet mee kunnen op het hoge abstractieniveau waarmee je op zo’n plek met de materie hoort om te gaan.
In de IT, zei hij, moet je op het hoogste niveau in de details kunnen gaan en tegelijk het overzicht over het geheel kunnen bewaren. Doe je dat niet dan gebeuren er ongelukken. Dat die daadwerkelijk gebeuren kunnen we regelmatig in de krant lezen. Door het gebrek aan kennis op besluitvormend niveau vindt niet alleen veel kapitaalvernietiging plaats, maar wordt er ook lang niet uit de nieuwe technieken gehaald wat mogelijk zou zijn, wanneer de beslissingnemers beter zouden zijn geschoold.
Wat er zo voor iedereen zichtbaar in de IT misgaat, zie je ook op alle mogelijke andere terreinen. Maar we zijn er zo aan gewend, het valt niet meer op en we zien het niet meer. Rechters die niet kunnen volgen wat statistici te melden hebben en premiers die wetten doordrukken waarvan ze niet weten dat die andere gevolgen zullen hebben dan zij hopen. Besluitnemers die zowel de grote lijnen als de details beheersen zijn schaars geworden in Nederland.
Neem de wetgeving. Formeel wordt die geproduceerd door de Kroon, d.w.z. Kabinet en de Majesteit aan de ene kant en de Staten Generaal aan de andere. In werkelijkheid wordt wetgeving gemaakt door de gespecialiseerde afdelingen van de departementen, door het Ministerie van Justitie en door de Afdeling Wetgeving van de Raad van State. Diverse adviesorganen en commissies van de Tweede Kamer spelen ook een rol, zij het een ondergeschikte. De ministers zelf hebben maar incidenteel met wetgeving te maken. Meestal alleen vlak voor zij de wet moeten gaan verdedigen in de kamer. Er zou ergens vlak onder de minister een functionaris moeten zijn als door mijn IT zegsman werd bedoeld, iemand die van de grote lijn en van de details op de hoogte is. Zo iemand was vroeger Albert Mulder, die zijn carrière beëindigd heeft als staatsraad, maar die voor die tijd jarenlang S.G. was op Justitie. Zo’n man zou moeten beschikken over een bekwame staf en met zijn mensen de kwaliteit van de wetgeving moeten borgen. Zulke mensen zijn er mogelijk niet meer bij de overheid en als ze er zijn horen we niet van ze.
Wetgeving is een van de belangrijkste overheidsfuncties. Het is de primaire beleidsreactie van de overheid op in de samenleving geconstateerde tekorten en misstanden. Op het ministerie horen voldoende mensen te zitten die deze tekorten en misstanden kunnen analyseren en na kunnen gaan welke maatregelen, waaronder regelgeving, nodig zijn om het gewenste effect te bereiken. Daarnaast zouden ze ook in staat moeten zijn om te zien welke niet bedoelde neveneffecten wetgeving kan hebben. Voor de wetgevende arbeid zouden zij personeel ter beschikking moeten hebben van de kwaliteit van het kabinet van de Franse president. Personeel dat in georganiseerde afdelingen opereert, voor elk probleemveld een eigen afdeling. Aan het hoofd van iedere afdeling zou een directeur en een plaatsvervangend directeur horen te staan. De directeur zou de probleemeigenaar moeten zijn. Hij zou het veld waarvoor hij verantwoordelijk is zowel in grote lijnen als in de details moeten kennen. Hij heeft te zorgen voor het soort efficiënte en leesbare wetgeving, dat niet alleen het probleem oplost waarvoor de wet bedoeld is, maar ook nog voldoet aan de ideologische eisen van de minister, zodat deze het in de ministerraad en in de kamer kan verdedigen. Zijn plaatsvervanger moet er zoveel van weten dat hij hem op ieder gewenst moment kan vervangen.
Zo was het vroeger en zo zou het weer moeten worden. Maar het hebben van overzicht, ook al is het maar op een deelgebied, kan eigenlijk moeilijk meer. Er is gewoon te veel wetgeving en de gebieden lopen te veel door elkaar heen. Er zal eerst weer orde gebracht moeten worden in de overheid en vervolgens in haar wetgeving. Een Herculestaak, waar niemand zin in lijkt te hebben.
De hoge ambtenaren houden zich niet meer bezig met de problemen in de samenleving waarvan ze meestal ook niet goed op de hoogte zijn, maar met de problemen in hun eigen wereld. Ze voeren stammenoorlogen met andere overheidsorganisaties die meestal beslist worden in het kabinet. Daar bereiden ze hun minister op voor. Daarnaast zijn ze ook bezig met het uit de wind houden van hun minister in de pers en in de kamer. De echte maatschappelijke problemen komen alleen in een abstracte en afgeleide vorm op het bord van de beslissingnemers.
Het departement bestaat uit een mengelmoes van onafhankelijke organisatietjes, die allemaal hun eigen dingen doen op grond van een lijst met eigen prioriteiten. De minister met zijn staf van hoge ambtenaren heeft er nauwelijks vat op en ook onderling wordt er tussen de afdelingen maar weinig gecoördineerd. Ambtenaren zijn geen eigenaar meer van problemen, ze zijn eigenaar van hun baan. Ze zijn praktisch gesproken niet te ontslaan of over te plaatsen en daarom als het er op aan komt nauwelijks beïnvloedbaar. Een wetgevend project wordt niet behandeld op grond van de eigen merites en de eigen prioriteit, maar in de eerste plaats op grond van het persoonlijke prioriteitenschema van de betrokken ambtenaar, dan van de afdeling en vervolgens pas op grond van de politieke prioriteiten van de leiding van het departement. Maatschappelijke urgentie heeft er alleen invloed op in afgeleide vorm, via de politieke druk van de openbare mening.
Omdat ook een goede manager alleen maar goed leiding kan geven aan een organisatie waar hij vat op kan krijgen, worden departementen slecht geleid. Omdat ze slecht geleid worden komt er ook geen kwaliteitsverbetering en hebben competente mensen de neiging hun heil elders te zoeken.
Mijn IT zegsman kwam de specifieke vorm van onbekwaamheid die hij signaleerde voornamelijk tegen bij de overheid maar toch ook wel bij het grote bedrijfsleven. Dat laatste zal sommigen verbazen, omdat bedrijven immers failliet kunnen gaan als de aanwezige kennis en assets niet doelmatig worden ingezet.. Dat is zo en daarom is het bij grote bedrijven ook minder algemeen dan bij de overheid, maar concentreert het zich daar bij de afdelingen die er voor de core business van de onderneming niet echt toe doen. De competente raad van bestuur van een groot bedrijf besteedt haar aandacht aan de goed renderende of cruciale afdelingen en bij de slecht renderende concentreert zich een soortgelijke incompetentie als bij de overheid, alleen een beetje minder.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp