Karremans en de enquête over het Srebrenica debacle
Wat mij indertijd verbaasde is dat je in de reacties op de enquête over het Srebrenica debacle zo weinig commentaar hoorde over de kwaliteit van de gestelde vragen en van de antwoorden.
Het verhoor van commandant Couzy van de landmacht, bijvoorbeeld, zou daar alle aanleiding toe gegeven hebben. In het NIOD rapport en ook in de enquête komt Couzy er slecht van af. Het Ministerie, de Kamerleden en de pers, die voor haar voorlichting van de politiek afhankelijk is, hebben alle drie geprobeerd hem de zwarte piet toe te spelen en dat is ook wel gelukt. Het verhoor werd gebruikt om Couzy in staat van beschuldiging te stellen. Of dat de bedoeling hoort te zijn van zo’n enquête kun je je afvragen. Waarschijnlijk zouden we meer gebaat zijn bij meer duidelijkheid over het disfunctioneren van de defensie-apparaten dan bij het vinden van een zondebok. Het blijkt de ontoereikende organisatie, tezamen met de prioriteit die gegeven werd aan sentiment boven gezond verstand, die de belangrijkste oorzaak was van het Srebrenica debacle.
Maar als er toch van de enquête een soort strafrechtelijk verhoor van Couzy gemaakt moest worden, dan had het een stuk beter gekund. Couzy won het debat naar mijn mening met glans en de Kamerleden maakten een povere indruk. Maar de Kamerleden schreven het rapport, dus dat vind je daar later niet in terug. Uit eerdere verhoren was al duidelijk geworden dat de belangrijkste verantwoordelijkheid voor Srebrenica bij de Kamer en de regering lag, die het leger met een mission impossible hadden opgescheept. Dat werd uiteindelijk door het NIOD ook wel geconcludeerd, maar de Kamerleden waren onvoldoende belangeloos om tot dezelfde conclusie te komen. Het lukte ook niet eigenlijk om een gedegen inquisitoir te houden. Couzy was de beoogde zondebok en de Kamerleden pleitten zich zelf vrij. Dat was de bedoeling, maar dat was niet wat je zag bij de TV-uitzending van de verhoren.
Omdat de Kamerleden zich bij het verhoor meer hielden aan de tekst van het NIOD-rapport en de door hun medewerkers opgestelde vragen dan aan hetgeen zij in eerdere verhoren of vragen aan Couzy van hem hadden vernomen, leverde het gebeuren vanuit hun visie nogal wat gemiste kansen op. Het NIOD-rapport kenden we tenslotte al. Interessant was het wel om de dingen nu eens te horen vanuit het standpunt van de betrokkenen zelf, van de Kamerleden en de verhoorde ambtenaar. Dan blijken de feiten toch behoorlijk anders te kunnen worden ingekleurd dan in het NIOD-rapport was gedaan.
Generaal Couzy maakte op mij de indruk een intelligente, maar geen gemakkelijke man te zijn. Zo nu en dan was er tijdens zijn antwoorden en zijn botsingen met de commissie sprake van informatieve televisie van hoge kwaliteit. Dan werd opeens duidelijk wat in het NIOD-rapport onduidelijk of onverklaarbaar bleef. Hoofdzakelijk bleek bureaucratisch mismanagement te zijn wat eerder als moedwillige verduistering van feiten of sabotage was gepresenteerd. Het inzicht in de wijze van werken van bureaucratieën dat Couzy aan de dag legde was in het NIOD-rapport en ook in de vraagstelling van de commissieleden niet aanwezig.
Over wat zich feitelijk in Srebrenica heeft afgespeeld kwamen we niet zoveel meer te weten dan we al wisten, maar – ondanks dat de verhoren daar niet zo op gericht waren – des te meer over de werking van de defensie-apparaten in Den Haag. En wat we daar van hoorden stelde niet gerust. Zowel het ministerie als de krijgsmachtonderdelen leken meer bezig te zijn geweest met de onderlinge positionering dan met de optimalisering van de missie en de kwaliteit van de operationele gevechtseenheid. Vragen, die op de kwaliteit van de missie betrekking hadden, werden niet gesteld, niet in de onderdelen in elk geval die ik gehoord heb. Aan de orde kwam wel de bevordering van Karremans maar niet wat Couzy ooit heeft bezield om de benoeming van Karremans als bataljonscommandant te laten passeren. De kwaliteiten van Karremans liggen zo te zien vooral bij zijn inpasbaarheid in de organisatie waar hij deel van uit maakt en in de zekerheid dat hij nooit op eigen initiatief iets zal doen wat afwijkt van een gegeven opdracht. Niemand zal hem ervan beschuldigen trigger happy te zijn of onvoorziene incidenten uit te lokken. Voor de pokeropdracht, waar de UN hem mee op pad gestuurd had, zijn dat niet de meest voor de hand liggende kwaliteiten. Als er ondanks alle beperkingen in het mandaat burgers moesten worden beschermd dan was daar een hoop improvisatievermogen en eigen initiatief voor vereist en dat lijken niet de sterke punten te zijn van overste Karremans. Couzy droeg hiërarchisch de verantwoordelijkheid voor diens uitzending dus vragen daarover waren op hun plaats geweest.
Een van de andere zaken die niet aan de orde zijn geweest in de verhoren die ik gezien heb en in de verslagen die ik heb gelezen is het volgende:
Het Departement wilde uitzending, de Koninklijke Landmacht wilde dat niet, of in elk geval niet op de voorwaarden die golden voor deze UNO-missie. Vredestaken als zodanig wilden zij wel, want daarin zagen ze een mogelijkheid voor het voortbestaan van de Landmacht. De redenen voor hun aarzeling waren valide. De bezwaren die vooraf waren geuit, bleken ook in hoofdlijnen de punten te zijn waarop het is fout gelopen. Toch heeft men zich bij uitzending neergelegd. Zoals de generaals zelf zeiden, ze hadden ook kunnen aftreden, maar hun boterham en die van hun organisatie was hun liever. Men moet dus gemeend hebben er nog wel iets van te hebben kunnen maken, waarschijnlijk dus in afwijking van de UNO-mandaten en van de gegeven opdrachten. Iets daarvan is wel naar buiten gekomen.
Men stuurde bijvoorbeeld veel meer vanuit Nederland aan dan in verband met de UNO-afspraken kon. Waarschijnlijk was er een soort plan om, wellicht in samenwerking met andere troepenleverende landen, een schaduwmissie te organiseren, die wel kans van slagen had. Is dit juist en zo ja hoe zag die organisatie eruit? Is het mislukken van de VN-missie en de afgang van Nederland te wijten aan gebrek aan coördinatie met andere landen? Het niet willen ingaan op een illegaal verzoek van Amerika, om inlichtingen te verzamelen en door te geven, wijst in die richting. Kennelijk lukte het de grote landen wel om buiten de UNO om dingen te organiseren waardoor hun troepen min of meer functioneerden. Waarom Nederland niet? Over contacten met de andere uitzendlanden wordt alleen terloops iets verteld, maar daar moet toch meer organisatie achter gezeten hebben dan in de verhoren of het NIOD rapport tot uiting kwam.
Generaal Couzy, dat bleek uit de verhoren, rekende het onder de omstandigheden tot zijn plicht om gegevens buiten de publiciteit te houden als hij vond dat het bekend raken de goede zaak zou schaden. Dat geldt ongetwijfeld ook voor de afspraken die in NATO of in bilateraal verband gemaakt zijn met de andere uitzendlanden. Het is aan de Kamer om te beslissen of die geheimhouding moet worden gerespecteerd, maar als de oorzaak van het drama voor een deel ligt bij fouten die gemaakt zijn op dat terrein dan kan het in een serieuze enquête toch niet onvermeld blijven?
De ervaringen die we opdoen met Kamerenquêtes laten iemand in two minds achter. Een discussie in foro publico door alle betrokkenen bij een belangrijke publieke gebeurtenis levert een verheldering op van het beeld, die door geen geschiedkundig rapport of memoires over het onderwerp kan worden vervangen. Dat lijkt een reden om er in elk geval mee door te gaan.
Aangezien de Tweede Kamer haar belangrijke taak als controleorgaan van de regering heeft vervangen door een van medebestuurder is het uit principiële overwegingen de vraag of het recht van enquête bij haar in goede handen is. De rol van de Tweede Kamer zelf blijft dan te vaak onderbelicht.
De samenstelling van een enquêtecommissie wordt, meen ik, nu in hoofdzaak bepaald door politieke overwegingen en niet door de bijzondere ervaring of kennis van de betrokken leden. Wie al eens aan de beurt geweest is en dus ervaring heeft komt niet gemakkelijk nog een keer in aanmerking. Hij heeft dan zijn beurt gehad. De enquêtecommissieleden stellen grote prijs op de publieke bekendheid die ze aan de verhoren ontlenen en gevreesd moet worden dat ook de vraagstelling soms meer door publiciteitsoverwegingen dan door behoefte aan waarheidsvinding wordt ingegeven.
Het is mogelijk dat er Kamerleden zijn die uit hoofde van een vorige functie kennis en ervaring hebben op het terrein van ondervragen of debriefen, maar veel zullen het er nooit zijn. Wie het zelf ooit heeft meegemaakt weet hoe moeilijk het is om de juiste mengeling van voorbereiding en improvisatie te vinden voor een succesvol verhoor.
De techniek die de Kamercommissies hanteerden is niettemin in beginsel juist. Met behulp van een deskundige staf gaan ze na wie er verhoord moet worden en wat ze in beginsel zouden moeten kunnen vertellen. Dan worden er een stel onderwerpen gerubriceerd en een aantal vragen per onderwerp en per verhoor die in elk geval gesteld moeten worden. Meestal is er ook al een ruw beeld van wat de uitkomst zal zijn. Dan wordt een préverhoor gehouden buiten de openbaarheid, waar het grootste deel van de voorbereide vragen aan de orde komen en aan de hand daarvan wordt het programma bijgesteld en verfijnd. Tenslotte volgt het openbare verhoor.
Een openbaar verhoor kan op twee punten fout lopen. De onderwerpen die geselecteerd zijn blijken te beperkt of onvoldoende ter zake doende. De verhoorde kan onverwachte antwoorden geven en de commissieleden zijn onvoldoende ad rem of hebben onvoldoende kennis van het dossier om stante pede aangepaste vragen te stellen.
Op al deze terreinen is het in de laatste enquêtes fout gelopen. Om die reden zou men zich moeten afvragen of we niet veel meer gebaat zouden zijn met een aparte enquêtekamer, wellicht in plaats van de Eerste Kamer. Bij de Kamerleden zou voldoende deskundigheid aanwezig moeten zijn zowel van het publieke leven als van enquêtetechnieken. Ze zouden kunnen worden benoemd of gekozen uit oud politici en hoge ambtenaren en voor wat de ondervragingsdeskundigheid aangaat bijvoorbeeld uit een aantal ervaren rechters of oud-rechters. Die Kamer zou een deskundige staf kunnen hebben die van de enquêtevoorbereiding zijn beroep maakt.
Een dergelijke Kamer zou aan de controle van het parlement een nieuwe inhoud kunnen geven en als bijkomende verdienste hebben dat aan het archaïsme van de huidige Eerste Kamer een einde zou worden gemaakt.
Jaap de Hoop Scheffer, in die tijd onze minister van buitenlandse zaken, werd verhoord door de enquêtecommissie inzake Srebrenica. Het sturen van Nederlandse troepen, zei hij, was een absolute noodzaak, gezien de misdaden die in Bosnië plaats vonden. Daarmee gaf hij aardig de sentimenten weer die in die tijd in de Kamer en in de politieke opinie in Nederland leefden, maar gaf hij tevens aan hoe ongeschikt hij geweest is als minister en hoeveel hij nog heeft moeten leren als secretaris-generaal van de NAVO.
Juist om ons zelf te beschermen tegen handelen op grond van ondoordachte sentimenten hebben wij politici die we kiezen in de verwachting dat ze hun verstand zullen gebruiken. Anders zouden we het ook afkunnen met de media, een goed ambtenarenapparaat en zo nu en dan een referendum.
Het was niet nodig en zeker niet absoluut nodig dat er Nederlandse troepen werden uitgestuurd. Er hadden, als we het toch zouden hebben overwogen, duidelijke afspraken moeten worden gemaakt over de aard van de taak en over de structuur van de troepenmacht waar onze soldaten deel uit zouden maken. De politiek en het militaire apparaat had voor de juiste bewapening en geoefendheid voor die taak moeten zorgen en tenslotte hadden er mensen moeten worden uitgestuurd die voor die taak waren berekend.
Een principiële fout, die als zodanig alleen indirect aan de orde is gekomen in de enquête, is dat de hele operatie van begin tot eind uit Den Haag werd begeleid. Overste Karremans bleek op het cruciale moment de beslissingen aan zijn plaatsvervanger over te laten omdat hij het te druk had met zijn Haagse contacten.
Voorwaarde voor succes, van een operatie als die in Bosnië, was op zijn minst geweest dat er een eenduidig centraal commando ter plaatse was geweest, dat verantwoordelijk was voor alle aspecten van de operatie en dat de thuislanden zich daar vervolgens niet meer mee hadden bemoeid. Het feit alleen al dat Srebrenica als een Nederlandse operatie kon worden gezien is bewijs dat het een verkeerd soort militaire organisatie was.
Jaap Scheffer had van dit soort zaken onvoldoende verstand, dat zal hij ook wel eens overwogen hebben naderhand, toen hij S.G. van de NATO was. Daarom had hij ook nooit mogen zeggen dat uitzending een absolute noodzaak was. Een hoge politieke prioriteit kan pas worden gegeven aan zaken die praktisch zijn te verwezenlijken en iedere militaire expert had hem kunnen vertellen en heeft de regering trouwens verteld dat de uitzending een politiek pokerspel was. Een pokerspel met de levens van de Bosniërs en de reputatie van de Nederlandse militairen tot inzet. De deskundigen hebben de betrokken ministers in alle toonaarden voorgelicht. Een aantal van hen deed dat ruim voor dat het drama zich voltrok en ook zij zijn later aan het woord gekomen bij deze enquête. Maar ja, de Kamerleden meden dit onderwerp. Die hadden zelf boter op hun hoofd.
Als er Franse of Britse troepen gezeten hadden in Srebrenica was het anders gegaan zei De Hoop Scheffer en in die uitspraak werd hij gesteund door het PvdA-Kamerlid Valk en later ook door de betrokken ambtenaren. Ik weet niet of de heren zich realiseren welke onbewijsbare beschuldigingen hier tegen de bondgenoten werden geuit. Dit verbetert de internationale positie van Nederland niet en is dus een onbegrijpelijke gratuite uitspraak voor een minister van buitenlandse zaken, die ambities had voor nog hogere functies. Gelukkig speelden de Amerikanen op dat moment in Bosnië geen rol. Gelukkig voor De Hoop Scheffer, in elk geval.
Iedereen weet dat alle uitzendende landen in de eerste plaats naar hun eigen troepen kijken en dat de kleine landen daarbij op achterstand staan. Wat de commissie hoorde te onderzoeken was nu juist wat er als gevolg van Nederlands handelen of nalaten in de uitvoering is fout gegaan. Wat er daarvoor en daarna is fout gegaan weten we al. In de eerste plaats het überhaupt toezeggen van de troepen zonder de voorwaarde van een competent Amerikaans opperbevel. In de tweede plaats de uitzending zonder dat onze troepen in staat waren zich zelf en degenen die aan hen waren toevertrouwd met eigen middelen te beschermen. En tenslotte de debriefing, waar van de resultaten verborgen moesten blijven omdat onze jongens wel degelijk op de hand van de Serven bleken te zijn geweest en vanwege het wegraken van bewijsmateriaal.
Niet altijd was de enquête met droge ogen aan te zien. Een hoge ambtenaar van buitenlandse zaken had net uitgelegd dat er twee constanten zijn in de Nederlandse buitenlandse politiek, te weten de vredespolitiek en de humanitaire traditie. Vervolgens vraagt mevrouw De Vries, “had de missie ook een humanitaire achtergrond”? Op zulke momenten blijkt de diplomatieke scholing van BZ. De ondervraagde vertrekt geen spier. Is er ook sprake van idealisme in de Nederlandse buitenlandse politiek? vraagt Mevrouw de Vries. Jawel antwoordt de DG, als er tegelijk ook maar sprake is van realisme is. Dat was mijn volgende vraag zegt mevrouw De Vries. Een cabaretier had het niet beter gedaan.
“Meer bijdragen”, zei de ambtenaar,”zou eigenlijk ook meer zeggenschap moeten betekenen maar dat bleek niet zo te zijn”. Deze kans voor open doel werd gemist door de enquêtecommissie. De vraag of meer zeggenschap niet verbonden moet worden als voorwaarde aan een hogere bijdrage werd niet gesteld. Kennelijk meent BZ dat wie goed doet goed ontmoet en dat de mores van een goed opgevoed gezin ook de internationale politiek beheersen. Dat zijn dezelfde ambtenaren die als het om de financiering van het Europese subsidiebeleid gaat bereid zijn de uitbreiding van de Unie op het spel te zetten voor een financieel voordeel van een paar procent. Dit soort inconsistenties in de Nederlandse internationale opstelling komen in enquêtes niet aan de orde.
De conclusie dat het hier, net als bij de ontwikkelingshulp, helemaal niet in de eerste plaats ging om minder bedeelden in vreemde samenlevingen, maar vooral om het zelfbeeld waar de Nederlander zo aan hecht, die conclusie werd niet getrokken. Duidelijk was wel dat duizenden Bosniërs die nu om het leven zijn gekomen niet meer in de enclave zouden hebben gezeten als Nederland zich niet ondoordacht als hun beschermer had opgeworpen en zich zelf daarmee in een onhoudbare positie had gemanoeuvreerd. De illusie van veiligheid was niet een gevolg van het niet nakomen van toezeggingen door de grote mogendheden, het was het gevolg van slechte voorbereiding, verkeerde taakstelling, verkeerde inschattingen, verkeerde bewapening, verkeerde mensen en volkomen onoordeelkundig optreden van de Nederlandse politiek en ons bestuurlijk apparaat.
Dat deze conclusie niet door de enquêtecommissie werd getrokken, komt omdat de Kamer zelf te veel bij de uitzending betrokken was en misschien ook wel omdat in de commissie niemand in staat was om militair politieke problemen als Srebrenica te analyseren.
Terugschieten, zei Karremans, moet je niet doen, dat zal altijd escalerend werken. Vervolgens gaf hij een voorbeeld uit de periode die hij in de Libanon heeft doorgebracht waarin terugschieten wel goed had gewerkt. In Bosnië had het geen enkele zin vond hij, behalve uit zelfverdediging als er op een patrouille gericht wordt gevuurd. Fransen en Engelsen zijn trigger happy, meende hij, en de Fransen hebben ook meer slachtoffers gehad dan wij. Dit is een voorbeeld van de manier waarop het verhoor van de overste Karremans verliep en kennelijk ook van de manier waarop Dutchbat haar taak in Srebrenica zag.
Het moet iedereen van het begin af duidelijk zijn geweest dat de strategie van de UNO bij de bescherming van de enclave een poker game was.
Het bataljon was onvoldoende bewapend om echt strijd te voeren, maar ooit had de Romeinse senaat Egypte tot overgave gedwongen door er een legaat en zeven manschappen heen te sturen. De zelfverzekerde legaat had virtueel het Romeinse leger achter zich staan en hoewel hij persoonlijk ongewapend was bleek dat voldoende. Zo meende de UNO ook dat de aanwezigheid van Dutchbat, hoe slecht bewapend ook, voldoende zou moeten zijn. Iedereen herinnert zich het televisieoptreden van de overste in zijn confrontatie met Mladic en ook tijdens het verhoor kwam geen ander beeld naar voren. Karremans was geen Romein en volkomen ongeschikt voor het pokeren dat hem was opgedragen. De UNO is van de andere kant geen Rome, en dat maakte het pokeren ook wel een stuk moeilijker.
Karremans zag zijn opdracht als het fysiek tegen houden van de Serviërs en beschermen van de Bosniërs en constateerde dat die opdracht onuitvoerbaar was. Ook zijn ondergeschikte, kapitein Groen, die met het verdedigen van de blocking position was belast, was deze mening toegedaan en deze defaitistische houding bepaalde het verloop. Psychologisch was Karremans niet meer in staat weerwerk van welke aard dan ook aan Mladic te bieden.
Karremans heeft zijn positie nooit bekeken vanuit de UNO-strategie. Zijn prioriteiten waren steeds afgeleid van een daadwerkelijke verdediging, die nooit een reële optie is geweest. Hij heeft niet ingezien bijvoorbeeld dat een bevoorrading, desnoods met een luchtbrug, veel belangrijker was dan tactische luchtsteun in een verloren gevecht. Hij had wel oog voor de mogelijke effecten van publiciteit, maar heeft per saldo niets gedaan om die aan zijn kant te krijgen. De inspanningen van hemzelf en van Den Haag zijn steeds op de verkeerde soort ondersteuning gericht geweest en hadden daarom geen effect.
Een Karremans die als de Chinese student op het plein van de Hemelse Vrede voor de lopen van de kanonnen was gaan staan met de camera’s van de NOS op hem gericht en daarachter een satellietstraalzender waardoor de wereld mee kon kijken, had wellicht wel het effect gehad dat de levens van de Bosnische mannen waren gered. In elk geval had hij dan in de geest van zijn opdracht gehandeld.
Ten onrechte heeft de onbetrouwbaarheid van de Bosniërs en de algemeen slechte relatie tussen hen en Dutchbat een belangrijke rol gespeeld. Het was begrijpelijk dat de Bosniërs naar vermogen gebruik maakten van de aanwezigheid van Dutchbat. Zij vochten voor hun leven en wisten dat de Nederlanders dat niet deden. Ten onrechte meende Karremans hun vertrouwen te kunnen vragen terwijl de Bosniërs wisten dat hij hen als het erop aan kwam niet zou kunnen beschermen. Uit alles blijkt dat Karremans niet wist waar hij mee bezig was en dat de Nederlandse autoriteiten een ernstige fout gemaakt hebben door hem met het commando van Dutchbat te belasten. Dutchbat en haar commandant hebben hun opdracht niet goed vervuld en zich tijdens de uitvoering ervan niet heldhaftig gedragen. Dat lag in hoofdzaak aan de politiek die hen met deze opdracht had belast en aan het militaire apparaat dat verantwoordelijk was voor de personele samenstelling van het bataljon en voor de uitrusting. Voor wat de formulering van de missie en de bewapening betreft draagt de UNO medeverantwoordelijkheid.
Het lijkt me niet uitgesloten dat de Serviërs achteraf gezien gelukkiger waren geweest met een flinkere man in de positie van de overste Karremans, die de werkelijke sterkte en zwakte van zijn positie beter begreep, want uiteindelijk heeft de val en het bloedbad van Srebrenica de Amerikanen in de oorlog betrokken en de nederlaag van de Servische Bosniërs ingeleid. Niet alleen Karremans en Nederland, maar ook de Serviërs hebben uiteindelijk hun pokerspel verloren.
Het verhoor van Karremans tijdens de Srebrenica enquête was een merkwaardige aangelegenheid. Aan de ene kant waren de ondervragende Kamerleden goed voorbereid. Ze hadden het NIOD-rapport gelezen, de interne rapporten, de debriefings, het boek van Karremans en de verhoorverslagen van de andere betrokkenen. Maar de vragen die ze stelden hadden in het algemeen betrekking op onbetekenende details, of de verantwoordelijkheid lag bij generaal Nicolai in Sarajevo of bij kolonel Brands in Tuzla, of hij nu wel al een eerste gesprek met Mladic zou hebben of met een van de andere Serviërs. Dat kon allemaal niets meer veranderen aan de duidelijke conclusies die in het NIOD-rapport weliswaar niet getrokken werden, maar daar wel uit af te leiden waren: het Nederlandse Dutchbat en haar commandant waren niet voor hun taak berekend. De chaos van de laatste dagen waarin de tekenen van de massamoord, of in elk geval van de omvang daarvan, onopgemerkt bleven, zijn niet het belangrijke punt. Of Karremans nu wel of niet om bussen had gevraagd aan de UNO, dat had nergens meer verandering in gebracht. Het was overigens wel opvallend dat hij het separeren van de mannen een normale maatregel vond van zijn Servische collega’s (dat deden wij net zo met krijgsgevangenen), terwijl hij aan de andere kant nogal cynisch opmerkte dat de conventie van Genève voor alle partijen in Joegoslavië een gesloten boek was. Karremans wist gewoon niet waar hij mee bezig was, behalve dan met het levend thuis krijgen van zijn manschappen.
Kan hem dat verweten worden? Hij is er kennelijk van overtuigd dat hij en zijn mensen het er onder de omstandigheden redelijk vanaf gebracht hebben en dat de nog tamelijk milde openlijke kritiek van de Nederlandse en buitenlandse media volkomen ten onrechte is. Dat pleit niet voor zijn inzicht, maar dat wisten we al. Karremans zit net zo vol goede bedoelingen als de meeste Nederlanders, maar God verhoede dat zo’n man ooit nog eens verantwoordelijkheid voor het leven van andere mensen zou moeten dragen.
Geldt hetzelfde voor de generaals Couzy en Van Baal? De generaal Van Vuren heeft in Buitenhof uitgelegd dat de militairen gewaarschuwd hebben tegen uitzending en wel om exact de redenen waarom het ook is misgelopen. Disculpeert hen dat? Nee, naar mijn mening niet. Zij zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de mensen en de uitrusting. Ze hebben gepleit voor vredestaken voor het leger en toegelaten dat hun mensen onopgeleid voor die taken werden uitgezonden. Toen bleek dat Karremans een volkomen verkeerde opvatting had van zijn moeilijke positie, wat onder meer was af te leiden uit de chaotische communicatie van de laatste weken voor de ramp, hadden ze in moeten grijpen. Als ze meenden dat in verband met de VN commandostructuur niet te kunnen doen, dan zijn ze daar wel op een heel laat tijdstip achter gekomen. Nicolai heeft nog een (verkeerd begrepen) poging gedaan om Karremans uit te leggen wat van hem verwacht werd, maar Nederland als zodanig heeft de zaak op zijn beloop gelaten. Aan de competentie van het opperbevel kan evenzeer getwijfeld worden als aan de kwaliteit van het bevel ter plaatse. Een plaatsvervangend opperbevelhebber die meent dat hij een opdracht van de minister naast zich neer kan leggen zolang zijn militaire superieur nog met vakantie is, weet evenmin wat de functie van een plaatsvervanger is als wat de juiste verhoudingen zijn tussen de politiek en het ambtelijk apparaat. Mocht hij gemeend hebben dat het niet zozeer de minister, maar diens departementale ambtenaren waren waartegen hij zijn baas moest beschermen, dan had hij zijn probleem met de minister moeten bespreken, al zou die, als ik het goed zie, waarschijnlijk niet thuis hebben gegeven.
De bevelsverhoudingen in een legermacht als van de UNO in Bosnië zijn ingewikkeld en onoverzichtelijk. De UNO werkte onder een politiek mandaat waar de militairen ter plekke niet in geloofden. De UNO beschikte niet over een militaire infrastructuur zoals de NATO die heeft. Ze heeft geen inlichtingendiensten, geen back-ups. De aanwezige troepen zijn voor vrijwel alles afhankelijk van het moederland, dat hen officieel niet aanstuurt en verder van onderlinge vriendendiensten. Er zijn taalproblemen en cultureel bepaalde misverstanden. Politieke prioriteiten hebben voorrang boven operationele overwegingen. Niet ten onrechte wilde Amerika er niets meer mee te maken hebben en waren de VS alleen bereid om in het kader van de NATO nog voor de UNO te opereren. Er zijn veel verontschuldigingen voor alles wat er fout ging en de verantwoordelijkheid wordt door velen gedeeld, zoals dat altijd gaat in een grote en onoverzichtelijke bureaucratische organisatie.
Dat alles neemt niet weg dat de conclusie van de Tweede Kamer had horen te zijn dat in de eerste plaats zij zelf gefaald heeft door bij de regering een onmogelijke en slecht voorbereide missie af te dwingen. Dat de regering heeft gefaald door niet te luisteren naar het deskundige advies en zich door de Kamer en de publieke opinie te laten dwingen Dat het militaire opperbevel heeft gefaald door er niet het beste van te maken, nadat eenmaal het politieke besluit was gevallen. En dat het Dutchbat heeft gefaald. Helaas, maar het is niet anders.
Uit de woorden van Wim Kok tijdens de Srebrenica-verhoren zou afgeleid kunnen worden dat de UNO-actie in Bosnië een geallieerde operatie was, waarbij aan Nederland de bescherming van de enclave was toegewezen. Die opvatting wordt meen ik gedeeld door de Bosniërs ter plaatse, maar is in strijd met de resolutie van de Veiligheidsraad van de UNO waar de uitzending naar Bosnië op was gebaseerd.
De Nederlandse troepen waren uitgeleend aan de Verenigde Naties en die waren verantwoordelijk voor hun bewapening en bevoorrading, voor de wijze waarop ze werden ingezet en ook voor de zogenaamde exit-strategie.
In de praktijk was dat anders. Minister Van Mierlo had dus gelijk dat er een eigen exit-strategie had moeten zijn, waarmee hij bedoelde een door de Nederlandse legertop voorbereidde vlucht uit Srebrenica. Die vlucht of evacuatieplannen zouden zowel op de Nederlandse troepen als op de Moslimbevolking betrekking moeten hebben. Die strategie was er niet en is er ook nooit geweest. Dit is rechtstreeks in strijd met de door het departement van defensie vervaardigde beantwoording van de vragen die het Kamerlid Marijnissen daarover in de Tweede Kamer heeft gesteld. Toen werd geantwoord dat zo’n exit-strategie er wel was en er altijd was in zulke omstandigheden. Door nu toe te geven dat er geen evacuatieplannen waren gaf de minister tevens aan dat de entry-strategie, het besluit om Nederlandse troepen ter beschikking te stellen op de UNO-voorwaarden een onzinnig plan was, dat alleen met veel geluk goed had kunnen aflopen. Om het anders te zeggen: door troepen ter beschikking te stellen aan de VN in Bosnië en met name door daarbij geen voorbehouden te maken zodat een Srebrenica mogelijk bleek, handelde de regering hoogst ondoordacht en onzorgvuldig en in strijd met het deskundig advies dat daartoe was ingewonnen. Door er voorts bij voortduring niet de gehele waarheid over te zeggen handelde zij zodanig in strijd met de parlementaire mores dat alleen al daarom een aftreden van het kabinet-Kok in 1995 gerechtvaardigd zou zijn geweest. Een exit was behalve door het ontbreken van een plan nog om een andere reden niet goed mogelijk geweest.
Tijdens de verhoren, maar eerder ook al uit de berichten uit de enclave ten tijde van de belegering daarvan bleek dat de moslimbevolking en de moslimregering van exit-plannen absoluut niets wilden weten en die desnoods met geweld hadden willen verhinderen.
Daaruit blijkt dat de moslims de UNO-strategie veel beter begrepen dan de Nederlanders. Die strategie was er een van gokken met de levens van de blauwhelmen als inzet. De UNO gokte dat Serven uit de buurt van de blauwhelmen zouden blijven. De lijfelijke aanwezigheid van de UNO-troepen was de enige hoop dat de enclave behouden kon blijven, omdat de wereldopinie de Serven wellicht dan van moordpartijen af zou houden. Hun vertrek zou het verlies van de enclave en van de veiligheid van de moslims betekenen. Dat de moslims de aanwezigheid van de Nederlanders gebruikten om zich in Srebrenica opnieuw te bewapenen en om een aanval op de Serviërs voor te bereiden staat wel vast, evenzeer als de wens van de Serviërs om dat te verhinderen en de machteloosheid van de Nederlanders om er conform de hun gegeven instructies iets aan te doen. Dat het de moslims veel beter lukte om zich militair te bevoorraden dan de Nederlanders is ook zoiets dat aan de aandacht van het Nederlandse publiek schijn te zijn ontsnapt. De Bosnische mannen waren helemaal niet zo weerloos als hier in de media steeds is voorgesteld. Slechter bewapend en geoefend dan de Serven, dat wel, maar niet minder moordlustig. We werden door beide partijen voor hun eigen doeleinden gebruikt en dat was begrijpelijk. We waren niemands bondgenoten, maar fopsoldaten, die uiteindelijk alleen maar binnengekomen waren om er veilig ook weer uit te kunnen.
Aldus per implicatie minister Van Mierlo en met zoveel woorden minister Voorhoeve. Dat betekent dat we gek waren om er aan te beginnen en dat was precies wat de militaire top van tevoren had gezegd en wat de regering had genegeerd met het oog op de uitdrukkelijke wens van de Nederlandse elite om iets aan het Bosnië probleem te doen, n’importe wat.
Minister Joris Voorhoeve is in 1995 niet afgetreden vanwege Srebrenica. Dat hadden zijn ministerpresident Kok en zijn politieke leider Bolkestein hem afgeraden zei hij. Waarom Kok dan zoveel jaren na dato zelf wel aftrad, was hem niet duidelijk. Op dat punt kunnen we het met hem eens zijn. Kok heeft wel erg lang gewacht. Vooral omdat het rapport van het NIOD geen nieuws bracht, maar juist bevestigde wat Kok al die negen jaren tegen het Nederlandse volk gezegd had: ons treft geen blaam. Als hij wachtte omdat hij het rapport niet wilde beïnvloeden dan had hij vergeefs gewacht. Het rapport deed weinig anders dan in erg veel woorden het beeld overnemen dat Kok van de gebeurtenissen had geschilderd.
Bart Tromp, in leven columnist van Het Parool, heeft naar aanleiding van het aftreden van Lord Carrington, een Britse minister van buitenlandse zaken, ooit uitgelegd wanneer volgens hem een minister hoort af te treden: wanneer er onder zijn verantwoordelijkheid een politieke of bestuurlijke blunder heeft plaats gevonden. Niet alleen wanneer hij zelf een fout gemaakt heeft, zelfs niet alleen wanneer een van zijn ambtenaren dat gedaan heeft, maar wanneer er iets spectaculair fout gelopen is in een zaak die tot zijn portefeuille behoort. Srebrenica is een mooi voorbeeld van wat Tromp bedoelde. Spectaculairder kan iets nauwelijks fout gaan.
Premier Kok, Joris Voorhoeve en het NIOD-rapport behandelen het gebeurde alsof alleen het criminele en niet het politieke aspect van belang is. De belangrijkste daders in strafrechtelijke zin waren de militair en politiek verantwoordelijke Serviërs. Daar komt het rapport in het kort op neer. Het onderzoek van het NIOD en natuurlijk ook de parlementaire enquête zouden een heel ander doel behoren te hebben, namelijk om uit te zoeken hoe het allemaal zo had kunnen komen en wat de rol van de Nederlandse regering is geweest. Daarbij is het van belang vast te houden aan het uitgangspunt dat een belangrijke politieke gebeurtenis nooit uit de lucht komt vallen. Er is een voorgeschiedenis en er zijn altijd een hele reeks van voorafgaande gebeurtenissen en beslissingen, waarzonder de te onderzoeken ramp niet zou hebben plaats gevonden. Taak van de onderzoeker is om uit te zoeken welke van die gebeurtenissen in het kader van het onderzoek en in dit geval binnen het kader van de Nederlandse politiek, de meest relevante oorzaken zijn geweest. Het had beoordeeld moeten worden binnen de politieke modaliteit, zoals de Nederlandse filosoof Dooyeweerd dat zo helder uiteengezet heeft[1]. Oorzakelijkheid is uitsluitend een zinnig begrip binnen een duidelijk af te palen kader, in dit geval de Nederlandse politieke besluitvorming.
Die oorzaken waren in dit geval ook helemaal niet zo moeilijk aan te wijzen. Men zegt wel eens dat voorspellen gemakkelijk is, vooral achteraf, maar in dit geval waren de gevolgen van de Nederlandse politieke besluitvorming bij uitzondering eens van tevoren goed voorspeld. Niet een, maar alle militaire deskundigen die zich van tevoren over het Bosnië avontuur hebben uitgelaten, hadden laten weten waar het fout ging lopen en waarom. De uitrusting deugde niet, de soldaten waren niet goed opgeleid, de bevelvoering deugde niet, de oorlogsdoelen deugden niet, de VN waren een ongeschikt gremium voor het nemen van militaire beslissingen. De Nederlandse politieke besluitvorming werd niet rationeel, maar emotioneel bepaald en de Kamer drukte door. Met de hete adem van de media in de nek werd Kamerbreed de noodzaak onderschreven van een Nederlandse bijdrage aan de redding van de Bosnische moslims. De regering, Kok voorop, meende zich niet aan deze politieke druk te kunnen onttrekken en heeft dus het leven van Bosnische inwoners van de enclave Srebrenica opgeofferd aan de politieke correctheid van een aantal welwillende maar incompetente Nederlandse journalisten en partijpolitieke amateurs.
Dit gebrek aan lef van Kok is de reden waarom het fout liep en dat had de uitkomst van de NIOD en van de Kamer-enquête moeten zijn, maar het is eigenlijk niet aan de orde geweest. Interessanter vond men om na te gaan hoe de stammenstrijd tussen de landmacht en het departement van defensie was verlopen en wie waar was op het moment suprême, toen toch niemand meer ergens iets aan kon doen.
Joris Voorhoeve, die voor alles toch een intellectueel is, had zelf wel eens met een heldere analyse kunnen komen, als hij het nodig vond om naar buiten te treden over dit onderwerp, wat hij al die tijd niet had gedaan, maar hij liet het weer liggen. Welles nietes met de voormalige minister van buitenlandse zaken van Bosnië, schameler kon het niet.
- De modale structuur van het juridische oorzakelijkheidsverband, geschrift van de Koninklijk Nederlandse Academie van Wetenschappen
Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
“Wat mij indertijd verbaasde is dat je in de reacties op de enquête over het Srebrenica debacle zo weinig commentaar hoorde over de kwaliteit van de gestelde vragen en van de antwoorden.”
Dat komty omdat Hermans helaas voor ons dit debacle niet meer heeft meegemaakt. Zijn analyse en bespreking van de parlementaire enquête over tweede wereld oorlog is onvolprezen.
De Balkan is al 800 jaar een wespennest.
Om daar bijna ongewapend een oorlog in te gaan kan je de manschappen in het veld (dus t/m Karremans) niet verwijten. Die proberen de opdracht naar eer en geweten te vervullen terwijl er al duidelijk was aangegeven dat dit onverantwoordelijk was.
Iedereen met een beetje besef weet dat het niet zo botert tussen de Serven en moslims, trouwens ook niet tussen de Kroaten en moslims, Montenegrijnen en moslims, enz. Net als dat niemand de Rohinga wil hebben, Boko Haram geen vrienden buiten de moslimwereld heeft, de Oegoeren geen medestanders buiten de moslimlanden hebben en voor de taliban geldt hetzelfde.
Moslims willen wereldwijd alleen maar moslims en verder niets.
Daarna vechten ze elkaar de tent uit, wegens geen juiste moslim.
De grootste gemene deler is duidelijk. De olifant in de kamer wordt, zoals gewoonlijk, niet genoemd door de politici.
De verantwoordelijke politici én hogere legerleiding hebben allemaal boter op hun hoofd.
Ze hadden allemaal gedwongen moeten worden af te treden. Maar dat gaat toch nooit gebeuren.
Dit is natuurlijk de reden dat er nu ongebreideld ‘vluchtelingen’ kunnen worden geïmporteerd. Men wordt er niet op afgerekend, de vogels zijn al gevlogen of men is ‘geschokt’ en had men niet verwacht dat het faliekant verkeerd afloopt. Zogenaamd.
Bedankt. Het lijkt me een goede analyse.
“De Nederlandse politieke besluitvorming werd niet rationeel, maar emotioneel bepaald en de Kamer drukte door. Met de hete adem van de media in de nek werd Kamerbreed de noodzaak onderschreven van een Nederlandse bijdrage aan de redding van de Bosnische moslims.”
De kenmerken zijn hier; emotioneel bepaald, de hete adem van de media in de nek hebben en de noodzaak voelen om “te redden”. Dat zijn allemaal aanwijzingen dat er een (geopolitiek) vals spel wordt gespeeld via groepsdruk en collectieve misleiding.
Waarom trappen we er steeds en steeds weer in?
De oorzaak van al het geweld in de Balkan toentertijd :
– jarenlang, massale moord-partijen door moslims : internationale jihadi’s,
vanuit Kosovo, Albanie, en Bosnie; vaak ’s nachts, en verder door sluipschutters, t/m ontvoeringen en verkrachtingen,
op alle anderen : christenen, Serven, enz, enz.
‘Het Westen’ heeft voortdurend, de verkeerde partij gekozen.