DE WERELD NU

Islam – The Quran: Naked as the Emperor – deel II C

Islam

Om de islam en haar narigheden te begrijpen dien je je te verdiepen in de profeet Mohammed en de overgeleverde Koranteksten van zijn hand.

Dit stuk bevat de overige vijf hoofdstukken van Deel II. Feedback is ook nu weer van harte welkom. En wederom excuses voor de lengte.

(6) Ogenschijnlijk fatsoenlijke verzen

Van tientallen Koran-verzen zou men op het eerste gezicht en een beetje of heel veel ‘goede wil’ wel kunnen beweren dat ze staan voor een vorm van ‘gematigdheid’, verzoeningsgezindheid of vredelievendheid.

Bij nadere beschouwing blijken slechts een stuk of tien ervan daadwerkelijk ietwat verzoenend en vredelievend tegenover alle niet-mohammedanen. Daarnaast zijn er enkele tientallen verzen waarin de verdraagzaamheid alleen de mede-gelovigen betreft. Anderen betreffen expliciet alleen joden en/of christenen.

Op ongeveer tien plaatsen wordt weliswaar expliciet uitgesproken dat geweld tegen andersdenkenden achterwege zal blijven, maar gebeurt dit wel in een context van dreiging met de hel: Allah zal je wel krijgen na je dood. Beslist te verkiezen boven de verzen die oproepen tot oorlog tegen de ongelovigen hier in het ondermaanse, maar niet echt wijzend op de mogelijkheid van duurzaam vredelievend met andersdenkenden samen kunnen leven.

Andere verzen die niet door mij, maar wel door misleiders van allerlei soorten [1] geplaatst worden in deze categorie, blijken bij nadere beschouwing zelfs een soort aanloop tot juist uitgesproken gewelddadige taal. Vers 5:32 is hiervan een onthutsend voorbeeld. Men citeert dan een déél van het vers: “wie ook een mens doodt, behalve wegens het doden van anderen het ware alsof hij het gehele mensdom had gedood” maar laat dan drie nogal pijnlijke andere delen weg. Het hele vers luidt namelijk: “(1) Deswegen schreven Wij de kinderen Israëls [!] voor, dat wie ook een mens doodt, (2a) behalve wegens het doden van anderen of (2b) het scheppen van wanorde in het land, het ware alsof hij het gehele mensdom had gedood, en voor hem, die iemand het leven schenkt, alsof hij aan het gehele mensdom het leven heeft geschonken. En voorzeker Onze boodschappers kwamen met duidelijke tekenen tot hen en (3) toch (!) werden daarna velen hunner op aarde tot overtreders.” (In het Engels is dat ‘toch’ vertaald met ‘even’, ‘still’ of ‘yet’)

Die eerste weglating vormt een mooi voorbeeld van die eerder genoemde vaagheid over de vraag of wat eerder volgens de Koran aan de Israeli’s werd voorgeschreven nu ook voor Mohammeds volgelingen gold. Alle geraadpleegde vertalingen hebben het hier overigens over Israeli’s, niet over joden [2].

Maar dat is niet de meest problematische weglating. Belangrijker is die tweede, vooral 2b. “Scheppen van wanorde in het land” is dus volgens de complete tekst van dit vredelievende koran-vers een geldige reden om mensen te doden. Wie zou beoordelen of dat aan de orde is? De vraag stellen is haar beantwoorden. Bovendien nemen de er op volgende, oorlogszuchtige verzen – we kijken naar de context, nietwaar – elke twijfel weg.

Maar, zoals gezegd, er zijn verzen die ‘vredelievend‘ overkomen; zoals 2:256 (‘geen dwang in godsdienst’), en het hele hoofdstukje 109. Op zich genomen zou je uit deze verzen hoop kunnen putten met betrekking tot de vraag naar de mogelijkheid van vreedzame co-existentie van mohammedanen met niet-mohammedanen. Van dit type er echter maar weinig en ze staan tegenover de weerzinwekkende zoals het maffia-vers 9:29 (zie het volgende hoofdstuk) en het eerder behandelde pooier-vers 33:50. Wanneer het mohammedanisme iets vredelievends of beschaafds heeft, is dat ondanks in plaats van dankzij het geschrift dat er de basis voor legde.

Het vorderen van de oorlog tegen de rest van de (Arabische) wereld
Juist bij het bekijken van de op het eerste gezicht fatsoenlijke verzen, maakt het veel uit of je de Koran in haar (chrono)logische volgorde bekijkt of niet; Meer dan bij welk concreet onderwerp zelfs. Kijk je naar het totale aantal van deze verzen in Mekkaanse versus Medine(n)sische, dan is de verdeling niet opvallend. Een kwart van alle verzen staan in die Medine(n)sische verzen en dat geldt ook voor deze categorie. Wanneer je inzoomt, verandert het beeld totaal.

De korte soera die het meest geciteerd wordt in het kader van het opkrikken van het imago van de leer van Mohammed, heeft in de gebruikelijke sortering nummer 109 (van de 114), maar is volgens die Egyptische indeling reeds als 18e geopenbaard. In de chronologische volgorde is dit hoofdstukje het allereerste dat – losgeweekt van de context – voorbeeldige interreligieuze verdraagzaamheid suggereert.
Het bevat onder andere iets met “.. aan u uw godsdienst en aan mij mijn godsdienst.”

De in dit opzicht meest verraderlijke soera, heeft in de absurde volgorde nummer 5 gekregen, maar dàt was juist een van de allerlaatste: de 112e van de 114 in de Egyptische ordening, de allerlaatste volgens de ordening van Nöldeke. De allerlaatste soera volgens de Egyptische ordening wordt meestal aangeduid als 110 en heet in de meeste vertalingen De overwinning. Die overwinning verwijst niet naar een spirituele overwinning maar een militaire.

Het hierboven genoemde vers 5:32 staat ook daarin, maar ik rekende dat dus niet tot de schijnbaar fatsoenlijke. De omgang met dat vers staat niet voor de verraderlijkheid van de tekst van de Koran zelf, maar voor die van de mensen die het nodig achten om het heilige boek foutief te citeren.

In het Mekkaanse deel van de Koran vinden we dus verzen die het dichtst in de buurt komen van een tekst die verenigbaar is met een label ‘godsdienst van de vrede’.

Chronologisch kort na die hele soera die ik als eerste noemde, treffen we verzen die Oud-testamentische aandoen. Vers 53:32 doet bijvoorbeeld denken aan het onder christenen bekende onderscheid tussen dagelijkse zonden en doodzonden.

Andere verzen komen zelfs ronduit beschaafd over. Vers 25:63 bijvoorbeeld. Het enige wat dáár op aan te merken valt is dat het vervuld is van minachting: de niet-volgers van Mohammed zijn ‘onwetenden’.
De verzen 41:34 en 28:55 kennen zelfs die minachting niet. In dat oudere deel van de Koran lees je ook meerdere verzen met de strekking als van 50:45. De Koran laat daar weten dat “gij” –de tekst is dan gericht tot Mohammed– “behoeft niet” gewelddadig op te treden. Het vervolg van het vers laat doorklinken dat Allah zelf bij het laatste oordeel wel zal afrekenen met de ongelovigen.

In de verschillende Engelse vertalingen is de boodschap steeds even duidelijk. Zelfs staat er gewoon bij dat Mohammed (nog) onvoldoende macht heeft. “We are fully aware of everything they utter, while you have no power over them.” Dat ‘nog’ staat niet in dit vers zelf, maar blijkt uit dat wat later ‘geopenbaard’ werd.

Vers 18:29 zou geopenbaard zijn tegen het einde van de Mekkaanse tijd, kort voor de vlucht naar Medina dus. Wie alleen de tweede zin ervan zou isoleren –in dit geval zelfs van de context van de rest van het vers– las daarin een en al verdraagzaamheid: “Wie dan wil laat hem geloven en wie wil laat hem ongelovig zijn” Even verderop in hetzelfde vers is sprake van het drinken waarmee de ongelovigen na hun dood gemarteld zullen worden.

De vertalingen verschillen over wat ze precies te drinken zullen krijgen: de ene schrijft over hoog geconcentreerd zuur, een andere over ’gesmolten metaal’, twee andere hebben het over gesmolten messing en de andere drie over gesmolten lood. Wie voor zijn werk in een laboratorium deze stoffen door elkaar haalt, zal ontslagen worden, maar alle vertalers geven hier natuurlijk wel dezelfde intentie weer: eeuwig durende marteling.

Het laatste van de Mekkaanse verzen in deze categorie is 29:46. Het is een voorbeeld van een vers dat enig fatsoen lijkt voor te schrijven (alleen) richting joden en christenen. Dit vers kan gebruikt worden om beweringen te ondersteunen dat Jahweh, God en Allah identiek zijn. “…and our god and your god is one”, lezen we. Opvallend daarbij is dat enkele vertalingen hier (correct) ‘god’ schrijven zonder hoofdletter en anderen een hoofdletter gebruiken. [3] Geen van de vertalingen gebruikt hier de naam Allah.

Maar let wel: ook dit vers heeft een verraderlijk rekbaar voorbehoud: op de vriendelijkst mogelijke manier spreken met die joden en christenen, is alleen geboden indien zij geen “onrecht doen”. Bijvoorbeeld in de woorden van Shakir: “And do not dispute with the followers of the Book except by what is best, except those of them who act unjustly”.

De eerste Medine(n)sische verzen in deze categorie zijn te vinden in de soera die als nummer 2 wordt aangeduid. Deze lange soera bevat negen verzen die in de categorie van dit hoofdstuk passen. De meest bekende ervan is vers 256. Dat begint met “Er is geen dwang in de godsdienst”.

Ook de rest van dat vers zelf klinkt niet oorlogszuchtig of bedreigend. Het bekende dreigement met het vuur van de hel, vinden we pas in het vers erna.

Uitgesproken oorlogszuchtige verzen, de verzen die niet alleen dreigen met iets na je dood, vinden we juist eerder in dit hoofdstuk; In de verzen 190 tot en met 194, die in andere kringen nogal bekend zijn. Vers 190 –dat in geen enkel opzicht aansluit bij 189– begint met “En (!) bestrijdt op de weg Gods hen die u bestrijden” en 191 is nog wat explicieter: “En doodt hen waar gij hen aantreft”.

De verzen 190 en 192 bevatten dan weer wel een soort oproep om niet te overdrijven, maar 193 volgt daar weer, op, en dat vers is eigenlijk niet mis te verstaan. Pickthall noteert: “And fight them until persecution is no more, and religion is for Allah.” De vertalers Shakir en Sher Ali zijn nog wat explicieter: zij hebben het over “only for Allah”.

Soera 5, de meest geldige volgens het naskh-principe
De laatste Medine(n)sische verzen in deze categorie zijn te vinden in de soera die als nummer 5 wordt aangeduid. Zoals hierboven vermeld, was dit volgens Nöldeke zelfs de allerlaatst geopenbaarde soera.
Deze soera bevat 120 verzen waarvan enkele in de categorie van dit hoofdstuk.

De eerste set verzen is van het minder nare type, waar al meer voorbeelden van langs kwamen, verzen die gevolgd worden door vers 10 dat begint met “Maar zij die ongelovig zijn..” waarna het weer over de hel gaat. Vers 5:39 is een luguber voorbeeld van een vers dat los van de –in dit geval: onmiddellijke– context vriendelijk overkomt. Het is matigend, beslist niet gematigd.

In de vertaling van Yusuf Ali klinkt het in 5:39 zelf vriendelijk, doch weinig concreet: “But if the thief repents after his crime, and amends his conduct, God turneth to him in forgiveness; for God is Oft-forgiving, Most Merciful.” De willekeur van het mohammedaanse denken volgt in vers 40: “Dost thou not know that ALLAH is HE to Whom belongs the Kingdom of the heavens and the earth ? HE punishes whom HE pleases and forgives whom HE pleases, and ALLAH has power over all things.” (vertaling van Sher Ali)

Deze beide verzen volgen op het inhoudelijke en juist zeer concrete 5:38 over het ‘voorbeeldige straffen’ van dieven: “And (as for) the man who steals and the woman who steals, cut off their hands as a punishment for what they have earned, an exemplary punishment from Allah; and Allah is Mighty, Wise.” (bewoording van Shakir). De straf is nauwkeurig geformuleerd en ook dat die straf afschrikwekkend bedoeld is.

Er kan naar hartelust gespeculeerd worden over de vraag of Mohammed/Allah via die verzen 39 en 40 nu ruimte biedt om in het strafrecht niet standaard tot zeer zware verminking van misdadigers over te gaan. Die mogelijkheid neemt niet de wreedheid van 5:38 zelf weg.

Vers 45 uit deze soera is zelfs naar Koran-maatstaven nogal vreemd.
De vertalingen lijken weer veel op elkaar. Het vers is het laatste van een min of meer samenhangend stuk van het hoofdstuk dat begint met vers 41. Dit hele stuk gaat over joden.

Dit stuk wordt gevolgd door een vergelijkbaar stuk over christenen dat reikt tot en met vers 50, en weer gevolgd wordt door het enigszins bekende 51: de joden en christenen zijn niet onze bondgenoten, ze zijn elkaars bondgenoten. Wie met hen in zee gaat, wordt een van hen. 5:45 zelf parafraseert eerst een stuk uit het heilige boek van de joden. Het is niet alleen oog om oog en tand om tand, maar ook leven om leven, neus om neus, oor om oor en ook andere verwondingen beantwoorden met gelijke verwondingen bij de dader.

Dan volgt een onnavolgbare ‘matiging’: “But if any one remits the retaliation by way of charity, it is an act of atonement for himself.”
Het wordt dus als het ware aangemoedigd om niet die oog-om-oog benadering te kiezen: daar staat zelfs een zekere beloning tegenover. Maar deze matiging wordt in datzelfde vers dan weer gevolgd door een zin die suggereert dat je wel wreed moet zijn. “And if any fail to judge by (the light of) what God hath revealed, they are (No better than) wrong-doers”. Op zijn gunstigst voorgesteld leidt deze combinatie tot volslagen onvoorspelbaarheid; pure willekeur. De combinatie van verzen 44 en 45 is populair onder extremisten.

Vers 5:34 kan alleen bij zéér oppervlakkig lezing opgevat worden als fatsoenlijk. Na een opsomming in 5:33 van kruisigen, ter dood brengen, hand en voet afhakken van weerszijden of verbannen worden uit het land, klinkt er ineens iets met “behalve degenen die tot inkeer komen…”. Maar dat is niet de hele zin. Zelfs dat ‘tot inkeer komen’ is nog aan een veelzeggende voorwaarde verbonden: dat tot inkeer komen moet gebeuren “voordat gij macht over hen krijgt”.

Mede dankzij dat woordje ‘gij’ doet die zinswending vagelijk denken aan 50:45, dat eerder in dit hoofdstuk aan de orde kwam. Maar in die soera ging het nog over een militair zwakkere Mohammed die niet gewelddadig hoefde op te treden en het straffen van de tegenstanders over kon laten aan Allah in het hiernamaals, die opsomming gaat hier echter over “..vergelding van hen die God en zijn boodschapper bestrijden en zich beijveren verderf te brengen in het land”.

De laatste zin van dit vers 33 is van het grootste belang voor het beoordelen van de Koran. In context. Het gaat hier over een van de laatste, mogelijk zelfs de allerlaatste soera van de Koran die volgens het naskh-principe daarmee de eigenlijk geldige is. Daarin is niet alleen sprake van een concrete opsomming van geweldsdaden, maar de laatste zin van het vers haalt alle twijfel weg over de verhouding tussen het laatste oordeel van Allah en het laatste oordeel van de krijgsheer Mohammed. Daarom van deze laatste zin hier alle vijf de Engelse vertalingen. Van het gehele vers alleen die van vertaler Shakir:

The punishment of those who wage war against Allah and His apostle and strive to make mischief in the land is only this, that they should be murdered or crucified or their hands and their feet should be cut off on opposite sides or they should be imprisoned; this shall be as a disgrace for them in this world, and in the hereafter they shall have a grievous chastisement.”

Het bijna hilarische pijnlijke ‘only’ wordt overigens alleen door Shakir gebruikt. Op het afhakken van een voet en een hand kom ik terug in hoofdstuk 8 van dit deel II.

Khalifa: “This is to humiliate them in this life, then they suffer a far worse retribution in the Hereafter”,
Pickthall: “Such will be their degradation in the world, and in the Hereafter theirs will be an awful doom”,
Sher Ali: “That shall be a disgrace for them in this world, and in the Hereafter they shall have a great punishment” en
Yusuf Ali: “that is their disgrace in this world, and a heavy punishment is theirs in the Hereafter”.

(7) Blasfemie, het maffia-vers en het profeten-zegelschap

Veel landen waarin de politiek gedomineerd wordt door de leer van Mohammed, kennen wetten tegen blasfemie. Die wetten hebben betrekking op moskeeën, gedrukte exemplaren van de Koran, religieuze gevoelens en bovenal op belediging van Mohammed en zijn leer.
De straffen variëren sterk per land. In Egypte en Marokko kun je boetes of gevangenisstraf krijgen, in Somalië, Soedan, Saoedi-Arabië, Afghanistan, Pakistan en Iran kun je er de doodstraf voor krijgen.
Geen misverstand: die wetten hebben betrekking op het beledigen van de leer van Mohammed, niet op andere godsdiensten.

Dat is best opmerkelijk omdat op internationale fora vanuit het georganiseerde mohammedanisme wel wordt gepleit voor wetgeving die alle godsdiensten zouden moeten beschermen tegen lastering. Nog veel opmerkelijker is het, wanneer je tot je door laat dringen in welke maten de Koran zelf lastert tegen het joodse en goed beschouwd eigenlijk nog uitgebreider en vanzelfsprekender tegen het christelijke geloof.

Christendom als blasfemie
In vele tientallen verzen laat de Koran zich, impliciet of expliciet, neerbuigend uit over het christendom. Meest pikante is wel de vertaling van Khalifa, die op meerdere plaatsen het letterlijk een vorm van blasfemie noemt om Jezus de zoon van God te noemen! Bijvoorbeeld in 10:68: “They said, ‘GOD has begotten a son!’ (…) You have no proof to support such a blasphemy”.

Dit soort verzen komen zowel in het Mekkaanse als in het Medine(n)sische deel voor. Ik loop enkele van die verzen langs, in (chrono)logische volgorde. Eerste Mekkaanse dus. De eerste soera waarin Mohammed/de Koran de christenen duidelijk hun plaats wijst, is nota bene getiteld Maria. Het is nummer 19 in de traditionele sortering, 44 in de (chrono)logische.

Sher Ali vertaalt de verzen 35 en 36 zo: “It does not befit the Majesty of ALLAH to take unto Himself a son. Holy is HE. When HE decrees a thing, HE says to it, `Be, and it comes into being.’” respectievelijk “Said Jesus, `Surely, ALLAH is my Lord and your Lord, so worship HIM alone, this is the right path.’”. Dat vers 36 is daarmee een voorafspiegeling van het ultieme blasfemie vers, dat ik verderop bespreek.

Vers 88 tot en met 92 van deze zelfde soera zijn nog explicieter. In de vertaling van Yusuf Ali: (88) “They say: “(God) Most Gracious has begotten a son!”, (89) “Indeed ye have put forth a thing most monstrous!” (90) “At it the skies are ready to burst, the earth to split asunder, and the mountains to fall down in utter ruin,” (91) “That they should invoke a son for (God) Most Gracious”, (92) “For it is not consonant with the majesty of (God) Most Gracious that He should beget a son.

Soera 17 heeft, vanuit dit perspectief van beschuldigingen van blasfemie, ook een bijzondere naam. In het Engels: The Children of Israel. Beide geraadpleegde Nederlandse vertalingen verwijzen in de titel naar ‘De nachtelijke Reis’. In dat hoofdstuk is sprake van een nachtelijke reis van Mohammed, naar onder andere Jeruzalem.

Niet volgens de Koran zelf, maar volgens een Hadith, zou Mohammed die reis gemaakt hebben op de rug van een gevleugeld paard en in Jeruzalem zou de profeet een bezoek gebracht hebben aan de ‘Far distant place of worship’.

De vertalingen van dat ‘place of worship’ uit het eerste vers van soera 17, verschillen op nogal bijzondere wijze. Bijzonder vooral in verband met de houding van de islamitische wereld tegen de staat Israel. Het neutrale ‘place of worship’ komt van vertaler Pickthall. Zowel Shakir, Sher Ali als Yusuf Ali gebruiken hier de term ‘mosque’.

Nogal bizar, omdat ten tijde van die nachtelijke reis er uiteraard nog geen sprake kon zijn van een moskee daar: de onderwerping van Jeruzalem door de islamitische troepen kwam immers pas jaren ná die nachtelijke reis. Meer dan 60 jaar na die verovering werd vervolgens een moskee gebouwd, genoemd naar dat koranvers, op de, voor het joodse geloof zo belangrijke, Tempelberg. Deze soera sluit af met een vers (111) dat weer over het niet hebben van een zoon gaat, en de strekking heeft dat God/Allah geen helpers (nodig) heeft.

Dit soort verzen is zeker arrogant, maar (nog) niet opvallend haatdragend tegenover de christenen. In het Mekkaanse 6:100 heet het nog: “Yet they ascribe as partners unto Him the jinn [duiveltjes, zeg maar], although He did create them, and impute falsely, without knowledge, sons and daughters unto Him. (…)” (Pickthall). Merk op dat hier nog een link gelegd wordt naar het geslacht van de Engelen, dat in hoofdstuk II-3 al aan de orde kwam. Alle geraadpleegde vertalingen schrijven hier ook zonen: meervoud dus.

In wat latere Mekkaanse hoofdstukken is de toon blasfemischer en bozer. In 39:4 [59 volgens de ‘Egyptische’ chronologische ordening] “Als god zich een zoon had willen nemen..”. Chronologisch even verderop [61] , in 43:81 klinkt het nog een tikje blasfemischer: “Say: ‘If (God) Most Gracious had a son, I would be the first to worship.’. In de verzen 18:4-5 [69] nog weer een tandje erbij: “And warn those who say: Allah has taken a son. (…) They have no knowledge of it, nor had their fathers; a grievous word it is that comes out of their mouths; they speak nothing but a lie.” (Shakir)

De verschillen tussen de vertalingen van 23:9 [74] zijn interessant. Shakir noteert hier “Never did Allah take to Himself a son, and never was there with him any (!) (other) god”. Sher Ali maakt ervan: “ALLAH has not taken unto Himself any son, nor is there any other god along with HIM”. Uiteindelijk maakt het voor de strekking niet veel uit, maar deze enkele passage demonstreert wel hoe moeilijk het rechttoe rechtaan vertalen van dat koranische Arabisch voor hen blijkbaar was: stond er nu iets over een of meer zonen, werd de verleden tijd of tegenwoordige tijd gebruikt?

Een opvallende omslag en een bijzondere rol voor Maria
In soera 3, een van de eerste Medine(n)sische [89], tekent zich een opvallende omslag af, ook voor wat betreft de houding tegenover joden en christenen.

De verzen 10, 19 en 24 gaan over de hel voor de ongelovigen. Vers 19 claimt dat joden en christenen het met Mohammed eens waren dat islam de ware godsdienst was, behalve wanneer ze vanwege onderlinge jaloezie ruzie gingen maken….

Vers 24 bestrijdt het, volgens de Koran onder sommige christenen heersende idee, dat men na de dood niet voor eeuwig in de hel brandt.
Vers 32 roept op om Allah en Mohammed te gehoorzamen en vers 33 verkondigt dat Adam, Noë en de families van Abraham respectievelijk Mozes ook al op de hand van God/Allah waren.

In 52 worden de apostelen van Jezus moslims genoemd. Dat vers maakt onderdeel uit van een merkwaardige serie verzen over Maria (42 tot en met 64). In vers 42 gebruiken de vertalers de term God of Allah, maar in vers 43 gebruiken ze allemaal een daarvan afwijkende term. Daarin wordt Maria opgeroepen “haar Heer” te aanbidden. Vers 55 suggereert een belofte aan Jezus dat diens volgelingen boven de ongelovigen staan en 56 vult aan dat die ongelovigen niet alleen in dat ‘latere leven’ bestraft zullen worden maar ook in ‘dit leven’.

In 61 wordt (alleen) beloofd dat de vloek van de god Allah ingeroepen zal worden, maar in 87 is sprake van een vloek van de god Allah, de engelen èn de mensen. In de verzen 123 en 157, nog steeds van soera 3 [89], wordt duidelijk dat het bepaald niet gaat om een vervloeking in het kader van een woordenstrijd. In 123 wordt na een aantal verzen over de militaire slag bij Uhud eraan herinnerd dat Allah de mohammedanen ook al bij een eerdere veldslag tegen de Mekkanen had geholpen. In vers 157 gaat het – zonder dat dat woord gebruikt wordt – ontegenzeggelijk over jihad: “… indien gij gedood wordt op de weg van Allah…” (komt ge in de hemel).

In soera 5, een van de laatste, mogelijk zelfs de allerlaatste soera, treffen we het vers aan dat de titel ‘hèt blasfemievers’ verdient: nummer 116. Een aanloopje wordt al genomen in de verzen 12 tot en met 19. Vers 15 begint letterlijke met “O, people of the book”. De vertaling kent variatie; anderen hebben het over: “of the Scripture”.
Het vervolgt met Mohammed neer te zetten als boodschapper die hen komt wijzen op wat ze verborgen zouden hebben van hun eigen heilige boeken. De erop volgende passage is door elke vertaler heel verschillend vertaald en is steeds vaag, maar de laatste zin is weer vertaald met exact gelijke strekking: “indeed, there has come to you light and a clear Book from Allah”.

Jezus onderdanig
In vers 5:116 verklaart Jezus dan zelf tegenover de god van Mohammed dat de christenen het fout hebben. Vanwege het reusachtige belang ervan geef ik hier deze passage, waarin Jezus als het ware ‘bekent’, hier in zeven vertalingen weer (alleen de eerste betreft het complete vers).
Khalifa: “GOD will say, “O Jesus, son of Mary,* did you say to the people, `Make me and my mother idols beside GOD?’ ” He will say, “Be You glorified. I could not utter what was not right. Had I said it, You already would have known it. You know my thoughts, and I do not know Your thoughts. You know all the secrets.
Pickthall: “…It was not mine to utter that to which I had no right. If I used to say it, then Thou knewest it …
Shakir: “… it did not befit me that I should say what I had no right to (say); if I had said it, Thou wouldst indeed have known it …
Sher Ali: “…I could never say that which I had no right. If I had said it, Thou wouldst have surely known it …
Yusuf Ali: “… never could I say what I had no right (to say). Had I said such a thing, thou wouldst indeed have known it …
Kramers: “Hij [Jezus] zeide: ‘… Niet is het aan mij dat ik iets zeg waartoe ik geen wezenlijk recht heb indien ik het gezegd had zoudt gij het weten. God weet wat in mijn ziel is …
Mevr. Nasirah Zimmermann en anderen: “… zal hij [Jezus] antwoorden: “Heilig zijt Gij! Ik zou nooit kunnen zeggen, waarop ik geen recht had. Indien ik het had gezegd zoudt Gij het zeker hebben geweten. Gij weet, wat in mijn innerlijk is en ik weet niet, wat in U is. Gij zijt de Kenner van het onzienlijke.

Om drie redenen noem ik juist dit vers hèt blasfemie vers. Ten eerste omdat Jezus Christus hier eigenlijk een beetje voor gek wordt gezet. Het tegenspreken van het christendom wordt in de mond van Jezus zèlf gelegd met daarin de suggestie besloten dat hij misschien zelf wel bezig geweest was de boel te flessen. Hij verontschuldigt zich tegenover Allah. Daarnaast omdat het wordt voorgesteld alsof niet de Heilige Geest –een cruciale entiteit in het Nieuwe Testament– maar moeder Maria wordt aangewezen als de derde naast God de vader en Jezus de zoon. Er heeft overigens destijds wel een subsekte van het christendom bestaan waar inderdaad Maria personage drie was. Vermoedelijk had Mohammed daarvan gehoord.

En last but not least: het is het laatste geopenbaarde versie van de veelheid aan verzen met een vergelijkbare strekking. Het blasfemie vers is ook een van de laatste verzen van deze mogelijk laatste soera… Best bijzonder trouwens dat ook een vers uit deze soera, nummer 21, eraan herinnert dat Allah achter een eigen staat voor de joden staat: ongeveer op de plaats van Israël.

Triomferen over alle godsdienst …
Zoals gezegd verschillen Nöldeke en de Egyptische ordening over het tijdstip van de openbaring van soera 5: volgens de een is het chronologisch gezien nummer 112 en volgens de ander de allerlaatste, nummer 114 dus. Ze zijn het wel eens over de plaatsing in de openbarings-volgorde van de soera die meestal wordt aangeduid als nummer 3: dat was de op een na laatste. Deze soera behoort beslist tot de meest ‘assertieve’ van de hele Koran.

Vers 35 vergenoegt zich over de martelingen in de hel voor vermogenden die niet financieel bijdragen aan “the way of Allah”: het goud en zilver dat ze vergaard hebben wordt gesmolten en daarmee zullen ze gemarteld worden. Alle vertalingen geven weer welke lichaamsdelen er precies verbrand zullen worden. Het is nog explicieter dan het eerdere vers over gesmolten messing of lood. Terwijl ze gemarteld worden zullen ze te horen krijgen: “so now taste what you hoard”. Er staat niet bij van wie ze dat te horen zullen krijgen.

Vers 33 rept van het “triomferen [van de boodschap van Mohammed] over alle godsdienst”. Even daarvoor, vers 30, is een van de vele andere  blasfemie verzen: joden en christenen hebben teksten gebruikt van nog eerdere ongelovigen, wanneer ze spraken van de Zoon van God. Vers 30 volgt onmiddellijk op een vers dat helemaal niet gaat over het hiernamaals.

Onderdanig dokken
Dit betreft dus het beruchte jizya- of maffiavers 9:29. Dat vers roept op tot strijd tegen niet-moslims. Het vers roept in alle vertalingen op tot strijd tegen niet-moslims, maar de vertalingen verschillen ietwat in de duidelijkheid over de vraag of hier alleen of specifiek joden en christenen bedoeld werden. In alle vertalingen gaat het over boete voor ongelovigen voor hun niet-mohammedaan zijn. De vertalingen verschillen slechts licht voor wat betreft de vraag hoe die niet-mohammedanen die boete moeten betalen. Kramers noteert “in onderdanigheid”, de andere Nederlandse vertaling “terwijl zij onderdanig zijn”. De Engelse vertalingen zijn minstens even expliciet: “willingly or unwillingly”, “being brought low”, “in a state of subjection” of “with willing submission, and feel themselves subdued.” Sher Ali spant hier echt de kroon: “they pay the tax considering it a favour and acknowledge their subjection”.

De Koran zelf verschaft geen motivatie voor die belasting voor andersgelovigen. Het vers dankt de naam maffiavers aan de later opgevoerde verdediging voor deze geïnstitutionaliseerde discriminatie van ‘andersgelovigen’. Die ‘gunst’ om extra belasting te mogen betalen, wordt wel gekoppeld aan een verdrag dat rond de tijd van deze openbaring gesloten werd na militaire overwinning. Die speciale belasting zou betaald moeten worden als wederdienst voor bescherming die mohammedaanse machthebbers hen zouden bieden. De vraag stellen tegen wie ze beschermd zouden worden is haar beantwoorden.

Zoals over bijna elk onderwerp is de Hadith over de jizya veel banaler dan de Koran zelf. Volgens Bukhari 41:19 zou die belasting zelfs een soort verzoek zijn van de overwonnen joden van Khaibar:

Allah’s Messenger intended to expel the Jews but they requested him to let them stay there on the condition that they would do the labor and get half of the fruits. Allah’s Messenger told them, “We will let you stay on thus condition, as long as we wish.” So, they (i.e. Jews) kept on living there until `Umar forced them [out].”

Ahmadiyya-fobie
Hoewel in elke soera, ja in bijna elk vers in de Koran, doorschemert dat Mohammed het niet aan zelfvertrouwen ontbrak, is er wat dat betreft wel sprake van enige variatie. De hierboven in kaart gebrachte evolutie van de kritiek op joden en christenen naar grenzeloze minachting geeft daarvan een indicatie.

Maar het ging verder. In twee van de eerste van de Mekkaanse soera’s klinkt de vileine genialiteit –zonder het schuimbekken van vers 5:35– door in de introductie van het zogenaamde ‘profeten-zegelschap’.
In het waarlijk hilarische 3:81 [89] is het zegelschap van Mohammed als het ware onderwerp van een een-tweetje tussen God/Allah en ‘eerdere profeten’ en werd er een contract gesloten tussen deze partijen. De meest hilarische vertaling ervan is afkomstig van Sher Ali:

And remember the time (!) when ALLAH took a covenant from the people through the Prophets, saying `Whatever I give you of the Book and Wisdom and then there comes to you a Messenger, fulfilling that which is with you, you shall believe in him and help him.’ And HE said, `Do you agree, and do you accept the responsibility which I lay upon you in this matter ?’ They said `We agree.’ HE said `Then bear witness and I am with you among the witnesses.’

Probeer tot u door te laten dringen dat dit onderdeel zou zijn van een eeuwige goddelijke tekst die aartsengel Gabriël aan een profeet kwam influisteren: weet je nog?

In zekere zin nog opmerkelijker is vers 79. Daarin zegt de Koran dat profeten ook maar mensen zijn en dat zij geen gehoorzaamheid mogen eisen van hun volgelingen … “buiten God”. De verschillen tussen de vertalingen zijn weer tamelijk opmerkelijk, maar qua strekking beslist niet verschillend voor niet-mohammedanen. Weet u nog hoe vaak de Koran het heeft over ‘Allah en zijn boodschapper”? In 3:32 zelfs in de variant “Gehoorzaamt God en de boodschapper”.

Het zegelschap komt in letterlijke vorm aan bod in het eveneens vroeg-Mekkaanse vers 33:40 [90]. De beide Nederlandse vertalingen noteren ‘zegel der profeten’, in de Engelse vinden we naast ‘seal’ ook ‘final’ en ‘last’. Overigens was Mohammed niet de eerste en niet de laatste die ‘zegel der profeten werd genoemd. Enige christelijke profeten werden ook weleens zo aangeduid.

Een korte verkenning bracht me destijds, toen ik mijn eerste boek schreef, al op het spoor van twee latere volgers van Mohammed die zichzelf zodanig opzweepten bij het willen verdedigen van die leer, dat ze zich, ondanks Mohammeds claim, ook een soort profetenstatus aanmaten.

Een ervan heette Rashid Khalifa. Hij studeerde in Cairo, Arizona en Californië en werkte onder andere als chemicus voor de multinational Monsanto. Hij schreef een hele serie boeken waaronder één dat volgens hem een onomstotelijk bewijs leverde voor het bestaan van Allah en voor diens auteurschap van de Koran.

Dat bewijs was het getal 19.  Khalifa had allerlei berekeningen losgelaten op de Koran en uit allerlei sommetjes die hij maakte op basis van tellingen van het aantal letters, woorden en regels in het boek kwam steeds weer het getal 19. De Koran móest dus wel van Allah zelf komen en bovendien correct weergegeven door Mohammed en generatie na generatie perfect zijn doorgegeven. Zijn numerologie kwam hem op veel kritiek te staan. Hij kreeg steeds meer doodsbedreigingen.

Zelf raakte hij juist steeds meer onder de indruk van zijn eigen vondsten en ging uiteindelijk zo ver te beweren dat hij een goddelijke boodschapper was die in de Koran al was aangekondigd.

Khalifa was dus een nogal verwarde geest. Maar wel een die aanhangers had en nog steeds heeft. Begin 1990 [5] werd hij vermoord. De daders waren lid van de – mohammedaanse – Fuqra-sekte.

Meer bekend is meneer Mirza Ghulam Ahmad. Beter gezegd de mohammedaanse stroming waarvoor hij de fundamenten legde. is wat beter bekend. Die stroming wordt aangeduid als de Ahmadiyya beweging. Ahmad werd niet vermoord. In het begin van zijn religieuze carrière werd hij door veel mohammedanen op handen gedragen omdat hij zo goed kon debatteren tegen christenen.

In 1889 startte hij zijn beweging. Nadat hij over zichzelf begon te vertellen dat hij ook een profeet was die al in de Koran was voorspeld, bekoelde de liefde. Hij was tegenstander van jihad en ontkende het naskh-gebeuren. Zo goed als alle andere mohammedanen moeten niets van de ahmadiyya hebben.

Beroepsmoslims die klagen over ‘islamofobie’ hebben nogal veel moeite met de vraag hoe zij staan tegenover ahmadiyya-fobie. Ahmadiyya worden niet op grote schaal afgeslacht, maar –in tegenstelling tot bijvoorbeeld moslim-soefi’s– nadrukkelijk niet herkend als mede-moslims. Door sjiieten net zo min als door soennieten. Her en der in de wereld worden af en toe ahmadiyya moskeeën vernield of in brand gestoken.

De enige volgeling van Mohammed die ooit een Nobelprijs won in een exact vak, de heer Abdus Salam, was ook een ahmadiyya. Hoewel hij in de VS werkte wilde hij na zijn dood begraven worden in zijn geboorteland Pakistan. Aldus geschiedde in 1996: hij werd begraven in Rabwa, later omgedoopt tot Chenab Nagar. Op zijn grafsteen kwam te staan dat hij in 1979 “became the first Muslim Nobel laureate for his works in physics.” Volgens de Pakistaanse wet mogen ahmadiyya zich echter geen moslim noemen. Het woordje moslim werd eenvoudigweg van zijn grafsteen afgebeiteld, zodat deze nu deze onzinnige tekst toont. Dat mag wel van de Pakistaanse wet.
islam

(8) Mohammed of de Farao?

Het werd eerder aangegeven: de in het Oude Testament zeer belangrijke figuur Mozes, is –net als Jezus, Adam, Abraham en nog wat andere Bijbelse figuren– door de Koran geclaimd als zijnde ‘eigenlijk moslim’. Mozes is zelfs de vaakst bij naam genoemde persoon van de hele Koran. Een andere vaak genoemde figuur is ‘de farao’, aangeduid als Fir’awn. De verder niet bij naam genoemde farao is de farao waar Mozes het in het Oude Testament mee aan de stok heeft. Deze farao staat als het ware symbool voor van alles en nog wat dat slecht is.

In het Mekkaanse deel van de Koran zijn op drie plaatsen gelijkluidende passages te vinden waarin die farao opdracht geeft om een hand af te hakken en een voet aan de andere kant van het lichaam van mensen die hem tegenspreken.

De verzen 103 tot en met 141 van soera 7 [39] vertonen flink wat overeenkomsten met een deel van het boek Exodus uit het Oude Testament. De tovenaars van de farao raken onder de indruk van de wonderen van Mozes en werpen zichzelf op de grond (vers 120). De farao wordt boos op ze (vers 123) en zegt tegen hen (vers 124): “`Most surely will I cut off your hands and your feet on account of your disobedience. Then will I surely crucify you all together.’” (Dit is de vertaling van Sher Ali die hier het meest concreet is).

In soera 20 [45] zijn de verzen 9 tot en met 79 gewijd aan Mozes en aan diens confrontatie met de farao. Vers 70 lijkt heel veel op 7:120, de hulpjes van de farao werpen zich nu niet op de grond, maar worden op de grond geworpen. In vers 71 wordt de farao weer boos. De vertalingen verschillen hier weinig van elkaar. Volgens dezelfde Sher Ali zegt de nare farao:

`Do you believe in him before I give you leave ? He must be your chief who has taught you magic. I will, therefore, surely cut off your hands and your feet on alternate sides, and I will surely crucify you on the trunks of palm trees; and you shall know which of us can impose severer and more abiding punishment.’

In soera 26 [49] zijn het de verzen 10 tot en met 51 die gewijd zijn aan Mozes en aan diens confrontatie met de farao. Nu tonen de tovenaars zich onder de indruk en vallen zij op de grond in de korte verzen 46 tot en met 48 en wordt de farao boos in vers 49. Ook hier is de vertaling van Sher Ali weer de langste en meest concrete:

Pharaoh said, `You have believed in him before I gave you leave? He is surely your chief who has taught you sorcery. But you shall know the consequences thereof. I will most surely cut off your hands and your feet on account of your disobedience and I will most surely crucify you all.’

Deze drie versies van dezelfde confrontatie zijn niet exact gelijk, maar tussen de strekking van de verschillende vertalingen van deze teksten in drie verschillende soera’s zit geen enkel verschil.

Echter, in het inmiddels al wat vaker genoemde, zeer laat geopenbaarde Medine(n)sische hoofdstuk 5 [112 of 114] komt ook een passage voor die veel lijkt op de hierboven beschreven passages uit drie Mekkaanse hoofdstukken. Het betreft de passage die ook al in hoofdstuk 6 van dit Deel II aan de orde kwam: de verzen 5:32 en 5:33!

Vers 5:33 noemde ik daar zo belangrijk dat ik alle zeven door mij geraadpleegde vertalingen ervan weergaf. Ook daar was sprake van kruisigen en een hand en een voet afhakken, maar hier ging het niet meer om de boze uitspraak van de voorbeeldig-slechte farao tegen diens onwillige helpers die neigden naar het kamp van de voorbeeldig-goede Mozes, maar om het woord van de Koran/ Mohammed tegen zijn tegenstanders:

The punishment of those who wage war against Allah and His apostle and strive to make mischief in the land is …”.

Als verdediging voor deze mohammedaanse gruwelen wordt aangevoerd dat er nu eenmaal strenge straffen horen bij ernstige misdaden en het ingaan tegen Allah en zijn boodschappers is natuurlijk een heel ernstig misdrijf. Zelfs wordt de boel totaal op zijn kop gezet en wordt dit vers aangevoerd als bewijs dat de Koran terrorisme veroordeelt: er staat immers een heel strenge straf op!

De apologie is een volstrekte cirkelredenatie. Mohammed en de Koran zijn in orde en deugen. Een oproep tot doden, martelen en verbannen is logisch in het licht van de verschrikkelijke misdaden van de tegenstanders. Die misdaden zijn verschrikkelijk want ze richten zich immers tegen Mohammed en Allah. De straf is barbaars en daarmee nogal afschrikwekkend.

We hebben in het Westen inmiddels te maken met de afschuwelijke ontwikkeling dat velen, ook machtigen, inmiddels volledig doorgeschoten zijn naar de andere kant: daders worden nu als slachtoffers voorgesteld. Dit maakt het tegenspreken van deze apologie zowel belangrijker als pikanter.

Hopelijk is inmiddels duidelijk dat de evolutie in de openbaringen van de Koran nauw samenhangen met de stand van de oorlog tegen de niet-mohammedanen, met name die in Mekka.

Wellicht is bij u, geachte lezer, intussen ook de vraag gerezen of Mohammed –om het maar in enigszins omfloerste termen te formuleren– steeds doldriester werd.

Mijn vermoeden is dat we voor de beoordeling van de rol die het personage Mohammed in en buiten Arabië speelde, veertien eeuwen geleden en nu nog steeds, er niet omheen kunnen ons af te vragen of we Mohammed moeten beschouwen als iemand die een steeds ernstiger godsdienstwaanzinnige werd, of dat we uit moeten gaan van opportunisme en geniale doortraptheid.

Enkele belangrijke redenen waarom ik van mening ben dat we ons daarover moeten beraden, heb ik nog niet of nauwelijks geëxpliciteerd.
In Deel I schreef ik over het opvallende tijdstip van diverse allahistische openbaringen die niet als toevallig overkwamen op zijn tijdgenoten en dat dat geen bijzondere intelligentie of achterdocht van die mensen vergde. Enkele koranverzen wijzen namelijk zelf op de betekenis ervan voor gebeurtenissen in het persoonlijk leven van Mohammed.

Wat ik nog niet aangaf is dat volgens de Hadith een van de belangrijkste personen uit de Koran Mohammed daarop ook kritisch aansprak. Die in vele opzichten zeer belangrijke persoon was niemand minder dan het favoriete kindvrouwtje van Mohammed: Aïsha.

Ik spreek hier geen definitieve keuze uit tussen de opties ‘steeds ernstiger godsdienstwaanzinnigheid’ versus ‘opportunisme en geniale doortraptheid’. Ik noem op deze plaats al wel een overweging voor elk van beide opties. Voor de eerste van de twee pleiten de ‘openbaringen’, met name aan bod komend tegen het einde van de Mekkaanse periode, die betrekking hebben op het roddelen binnen Mohammeds vrouwenverzameling. Voor de tweede optie pleiten de beruchte duivelsverzen over godinnen.

(9) 8:67 en 68 Eerst een grote slachting

Zoals ik in noot 1 van Deel I al aangaf, wil ik de complete Nederlandse tekst die ik hier in delen presenteer, gebruiken als basis voor een Engelse tekst. In die Engelstalige versie zal dit hoofdstuk gebaseerd zijn op een andere publicatie die eerder hier op VOL verscheen: dit stuk, met de ietwat mysterieuze titel Het zegel der vertalingen van koranvers 8:67. Ik produceerde er een eigen cartoon bij naar aanleiding van de – afgelaste – wedstrijd Mohammedcartoon-tekenen.

(10) Diverse (en) hilarische verzen

Hoofdstuk 8 sloot ik af met iets van Aïsha over hoe zeer Mohammeds openbaringen niet alleen steeds in zijn eigen persoonlijke voordeel uitkwamen maar dat ze hem ook nog steeds werden ingegeven op momenten die voor hem gunstig uitkwamen. Ik had in Deel I echter beloofd dat ik een kritische bespreking ging schrijven louter gebaseerd op de inhoud van de Koran zelf.

Net zoals ik eerder gebruik maakte van uitspraken van 126 vooraanstaande ‘islamgeleerden’ om koranverzen op het spoor te komen, die ik vervolgens besprak, zo maak ik ook gebruik van die opmerking van Aïsha die niet de Koran heeft gehaald. Eenvoudigweg door een schijnwerper te zetten op een serie verzen die inderdaad de enigszins tot zeer krachtig suggestie bevatten dat het hier eenvoudigweg om Mohammed eigen plannen en belangen gingen en het hem goed uitkwam om die aan zijn god Allah toe te schrijven.

Een van de meest sprekende voorbeelden was het onderwerp van het vorige hoofdstuk. Een bijna even sprekend en bovendien eenvoudiger te doorgronden voorbeeld ervan is te vinden in die op een na laatst geopenbaarde soera “9” [113].

Wie vers 64 uit deze soera zonder angst voor de god of de volgelingen van Mohammed bekijkt, herkent hier niet zozeer een openbaring als wel een werkelijk hilarische onthulling.

Vers 61 is al tamelijk onthullend. Het besluit met de opmerking dat hen die “de boodschapper Gods krenken” een “pijnlijke bestraffing” wacht. De Engelse vertalingen gebruiken voor dat ‘krenken’ de werkwoorden hurt, vex, annoy (!) en twee keer molest.

Vers 64 gaat hier ruimschoots overheen. Allah ‘openbaart’ hier dat ‘de hypocrieten’ –een veel gehanteerd scheldwoord in mohammedaanse kringen– bang zijn dat ze een soera aan hun broek zullen krijgen, die zal onthullen wat ‘in hun harten is’.

Mohammed moet bij het openbaren van dit vers vervolgen met “`Mock on; surely, ALLAH will bring to light that of which you pretended you were afraid lest it might be disclosed.” (De vertaling van Sher Ali. De andere wijken er inhoudelijk weer niet vanaf).

Belachelijk
Wanneer je eenmaal besloten hebt om je geen angst te laten aanjagen door de god of de volgelingen van Mohammed komt een flink aantal verzen eigenlijk volslagen belachelijk over.

Een deel van de verzen zet Mohammed zelfs neer als zielig. Zoals vers 24:58 [102] dat rept van “drie privé tijden”. In de vertaling van Yusuf Ali heten die tijden zelfs “these are your three times of undress”.
Deze tijden kunnen de gelovigen realiseren door zich te laten leiden door de Koran te volgen in een voorschrift aan ‘je’ slaven, slavinnen en aan minderjarigen om drie keer toestemming te vragen om binnen te mogen komen.

Nog pijnlijker is vers 33:30. Het is onderdeel van een passage over de vrouwen van Mohammed. Zijn vrouwen krijgen twee keer zo veel straf als andere vrouwen voor zedeloosheid.

Maar voor wat betreft hilariteit: wat te denken van een sprekende mier? In het hoofdstuk dat De Mieren heet. Maar het kan nog gekker. Volgens vers 50:30 [34] kan de hel ook praten: “That is the day when we ask Hell, “Have you had enough?” It will say, “Give me more.””. En vergeet in dit verband niet wat vers 3:7 meldde over metaforische verzen (zie hoofdstuk 1 uit dit Deel II). En ongeboren babies kunnen ook praten. Volgens de verzen 16 tot en met 25 dan, uit de soera over Maria: nummer 19 [44].

Vers 22 meldt nuchter “Toen werd ze zwanger”. In 23 krijgt ze weeën. In plaats van pijn voelt ze schaamte; Ze was liever dood. Vanwege haar op bijzondere wijze tot stand gekomen zwangerschap dus.

En dan spreekt het ongeboren babietje Jezus over een dadelpalm bij haar in de buurt waar ze aan moet schudden. Het verhaal komt bekend voor bij heel wat christenen. De reden daarvoor is dat een heel sterk hierop lijkend verhaal ook voorkomt in een soort van evangelie.

Geen tekst uit het Nieuwe Testament maar een heel speciaal soort evangelie: een dat te boek staat als apocrief. Apocriefe teksten hebben lang gecirculeerd in de christelijke wereld en zijn uiteindelijk afgewezen als onechte evangeliën omdat ze logisch in strijd werden geacht met de erkende (vier) evangeliën die wel in het Nieuwe Testament staan.

Het kan geen kwaad hier te melden dat een verhaal als over Jezus, Maria en een dadelpalm ook in nog oudere teksten te vinden is [4].
Dat Jezus als baby of dreumes praat over zakat en salat, zoals te lezen valt in koranvers 31 van de soera over zijn moeder, Maria, vind je dan weer niet in zo’n apocriefe tekst. Maar dezelfde soera rept ook van vogeltjes van klei die Jezus als kind leven in zou hebben geblazen: ook dat verhaal lijkt weer heel veel op zo’n apocriefe tekst [6].

De koran blijkt bij nadere beschouwing niet alleen mede geïnspireerd te zijn door van die apocriefe teksten, maar ook door andere religieus getinte verhalen die rond gingen in het Midden Oosten. Zo zien we in de verzen 18 en 22 van soera 18 [69] ineens een hond opduiken in een verhaal over jongeren die kort of heel erg lang in een grot verbleven. Er is werkelijk geen touw aan vast te knopen tenzij je toevallig, of opzettelijk, bekend bent met het verhaal van De Zeven Slapers van Efese. In deze context het meest bizarre aspect is dat dat verhaal in zekere zin ook gaat over de verhouding tussen christenen en joden…

Vers 17:37 [50] maant tegen overmoed met het onwezenlijk aandoende: “Gij zult niet de aarde kunnen doorboren (splijten) en niet zult ge in hoogte de bergen bereiken (evenaren).”

15:22 [54] lijkt ook tegen ‘overmoed’ te waarschuwen: “.. wij hebben uit de hemel water doen neerdalen waarmede Wij u drenken zonder dat gij zelf er voorraden van aanlegt”. Over fatalisme gesproken! Goed beschouwd wordt waterbeheer hier afgewezen. Ik ga hier verder niet in op de verhoudingen tussen de stammen rond de oases en de nomadische stammen in het toenmalige Arabië.

Toen ik voor het eerst de Koran las van kaft tot kaft, viel mijn oog wel op een extra intrigerend stukje van vers 4:23 [92] dat gaat over de vraag met wie ‘je’ eigenlijk niet mag trouwen. Je zussen of je dochters bijvoorbeeld. Maar ook is het verboden “dat gij twee zusters samen verenigt”, klinkt niet gek maar dan komt het: “tenzij voor zover dat reeds is geschied”.

Een moeilijk te plaatsen voorbehoud met betrekking tot dat verbod. Totdat je vervolgens ontdekt dat Mohammed zelf twee van zijn dochters ten huwelijk had gegeven aan een maat van hem, die daarmee dus tweevoudig schoonzoon was van Mohammed zelf…

Er zijn er nog meer. Als laatste noem ik vers 9:37 [113]. De leer van Mohammed wordt wel eens aangeduid als ‘maangodsdienst’. Het mohammedaanse jaar is niet gerelateerd aan de omwenteling van de aarde rond de zon, maar aan de omwenteling van de maan om de aarde. Het heeft onder andere tot gevolg dat de Ramadan in heel verschillende delen van het eigenlijke jaar wordt gehouden. Ook om andere reden is dit nogal onhandig. Als middel om met die andere nadelen om te gaan werden daarom zogenaamde schrikkelmaanden gebruikt om maanjaren en zonnejaren op elkaar af te stemmen.

Dit vers 9:37 gaat te keer tegen het gebruik van die schrikkelmaanden…


  1. Zoals Barack Houssein Obama deed, toen hij net president was. In Caïro. Voor een oelema-publiek.
  2. Met het oog op de mohammedaanse haat tegen de staat Israël mag het opmerkelijk heten dat de Koran nogal expliciet spreekt van een recht van de joden op een eigen staat.
  3. De Nederlandse Ahmadiyya vertaling doet het overal correct, maar Pickthall bijvoorbeeld verwart hier en daar wel de betekenissen van God en god.
  4. Zie over Maria, baby Jezus en de dadelpalm bijvoorbeeld deze tekst.
  5. de belangrijkst hier geraadpleegde bron, Gardner, laat niet na te vermelden wat de optelsom van de cijfers uit 1990 is! Zie ook deze tekst over de nog steeds bestaande organisatie der ‘Submitters’.
  6. Zie over de kleivogeltjes bijvoorbeeld deze tekst.

Latere en eerdere afleveringen vindt u hier.

8 reacties

  1. Bennie schreef:

    Wat hebben we een mazzel, stel je voor dat dit “vreedzame geloof” in werkelijkheid een veroveringsideologie zou zijn, dan hebben we een aardig paard van Troje binnen de grenzen toegelaten.
    Gelukkig maar…… we zijn een gaaf land.

  2. BegrensEuropa! schreef:

    Aha, de keuze is tussen‘steeds ernstiger godsdienstwaanzinnigheid’ versus ‘opportunisme en geniale doortraptheid’ van Mohammed, zo hij ooit bestaan mocht hebben. Ik vraag me af er niet sprake is van een combinatie van de twee. Hoe dan ook zijn er meer dan voldoende redenen om de islam af te wijzen en – afgezien van een soort opportunisme – weinig of geen redenen om het als een gewone godsdienst te aanvaarden. Daaruit kan in een moderne samenleving slechts een conclusie getrokken worden en dat is dat een breed gedragen islamkritische benadering absoluut noodzakelijk is om de leefbaarheid van de samenleving zo goed mogelijk in stand te houden.

  3. Johan P schreef:

    “Maar, zoals gezegd, er zijn verzen die ‘vredelievend‘ overkomen; zoals 2:256 (‘geen dwang in godsdienst’)”
    Iedereen die de tekst en de context bestudeert weet dat dit vers helemaal niet was bedoeld om andere godsdiensten te ontzien, maar mohammeds godsdienst.
    De uitspraak werd gedaan in Mekka nadat de burgerij daar het eindeloze gedram van Mo zo zat was geworden dat ze een aanbod deden; als hij en zijn volgelingen een jaar lang hun god(en) zouden aanbidden dan zou hun groep een jaar lang zijn godsdienst volgen en dan zou men naderhand bekijken welke ‘het beste’ was en de mensen het meest beviel.
    Dat was het moment dat hij deze ‘openbaring’ kreeg en gebruikte om dat voorstel af te slaan en (tijdelijk) wat minder aggressief naar de andere geloven was. Maar het doel was dus om zijn weinige gelovigen niet te verliezen door ze de kans te geven een jaar lang een andere godsdienst te laten volgen omdat hij zich heel goed realiseerde dat hij ze dan waarschijnlijk niet meer terug zou krijgen. Het is dus geen vers om samen naast elkaar te bestaan, maar diende slechts ter bescherming van zijn eigen geloof.

  4. Cool Pete schreef:

    Fenomenaal artikel.
    Onmisbaar studie-materiaal.

    De kern van de leer van de Arabier Mohammed, is : dwang en geweld.

  5. Peter Louter schreef:

    Het begrip ‘wanorde’ komt een aantal keren voor in de koran.
    Het is te beschouwen als een kernbegrip omdat de koran in verband met ‘orde’ veel geboden en verboden kent die in de praktijk ook gehandhaafd worden.

  6. Jaan schreef:

    Beste Frans. Ik vind het een groot compliment dat U veel weet over priemgetallen, insluitingsstelling, convergente reeksen en rijen en dergelijke, maar om de islam compleet uit te pluizen zie ik helaas als tijdverspilling. Beoordeel zaken op hun daden en niet op hun woorden. Als je dat doet heb je meteen gegeten en gedronken.

  7. BegrensEuropa! schreef:

    @Johan P 21 december 2019 om 17:17 Vers 2:256 (‘geen dwang in godsdienst’) wordt nog steeds gebruikt wordt om de islam te beschermen en wel door te doen alsof het dezelfde tolerantie ‘verdient’ als andere godsdiensten, hoewel een stortvloed aan andere verzen het tegendeel bewijst.

  8. BegrensEuropa! schreef:

    @BegrensEuropa! 22 december 2019 om 09:34 Gezien de aard van islam zou het ook vreemd zijn als er tolerantie zou worden gepreekt. Het aanhalen van vers 2:256 gebeurt dus met dezelfde doortraptheid als de uitleg van de koran suggereert dat dit 1400 jaar ook al gebeurde en wel door Mohammed zelve, zo hij ooit geleefd mocht hebben. Dit is gelijk een reactie op @Jaan 22 december 2019 om 00:59.