Integratiebeleid, eigenrichting en de klachten van Wallaart
Het integratiebeleid is de afgelopen jaren te vaak gefrustreerd door pseudo-belanghebbenden die er soms dwars voor gingen liggen, vindt Toon Kasdorp.
Op 9 november 2002 stond in Vrij Nederland een rapport waaruit zou moeten blijken dat 34 van de 35 Islamitische scholen toen wel degelijk bijdroegen aan “de bevordering van de sociaal emotionele ontwikkeling van leerlingen en op het overdragen van daarmee samenhangende algemeen geaccepteerde normen en waarden”. Wallaart reageerde instemmend op dit rapport. Daarnaast verweet hij Zalm, toen nog minister, dat hij uitvoerende en rechtsprekende macht onder één gezag brengen wilde.
Wie Tino Wallaart is kunt u op het internet vinden. Ik citeer een opmerking over hem uit een artikel van Niek Stolker:
In 1999, toen hij ( Wallaart ) nog op het partijbureau van de PvdA werkte, spande hij zich danig in om zijn boezemvrienden Lennart Booij en Erik van Bruggen tot partijvoorzitters gekozen te krijgen. Toen dat niet lukte, nam hij een jaar later wraak op de vrouw die Booij en Van Bruggen bij die voorzittersverkiezingen had verslagen: Marijke van Hees. In Vrij Nederland schreef Wallaart op 9 september 2000 dat Van Hees zich schuldig had gemaakt aan ‘op zijn vriendelijkst gezegd slordig declaratiegedrag’ en ook zou ze ‘een discutabele opvatting’ hebben ‘over het verschil tussen mijn en dijn’. Die beschuldiging bleek naderhand nergens op te zijn gebaseerd, maar toen was het voor Van Hees al te laat: ze vertrok als partijvoorzitter en werd later PvdA-wethouder in Enschede.
Tot zover de zorgvuldigheid waarmee Wallaart zijn gegevens checkt. Tino Wallaart zag in het rapport van de Onderwijsinspectie een met cijfers geschraagd argument tegen de stelling dat islamitisch onderwijs wordt gebruikt als middel om integratie tegen te gaan.
Wat hij met deze zin bedoelde is mij niet helemaal duidelijk. Het lijkt een uiting te zijn van het wazige soort sociale gevoelens waaraan in sommige delen van de PvdA zo wordt gehecht. Ik kan in de bewering in elk geval geen met cijfers gestaafd argument ontdekken.
Het wantrouwen tegen de invloed die de islamitische godsdienstleraren op het gedrag en de normen van hun leerlingen hebben is gefundeerd. Ongefundeerd is aan de andere kant het vertrouwen in de kundigheid van opstellers van een rapport, die in staat zijn tot het bedenken van een dergelijke zin.
Het vermoeden lijkt gefundeerd dat hier sprake was van sociaal gekleurde wishfull thinking. Voor zover we dat nu tien jaar later kunnen beoordelen heeft tot op heden ‘de sociaal emotionele ontwikkeling van Islamitische leerlingen in Nederland’ niet geleid tot het accepteren van normen en waarden zoals die in dit land gelden. Het zijn integendeel in hoofdzaak de islamitische leerlingen die op de VMBO’s het normbesef ondermijnen en het leven van de leraren onmogelijk maken.
Zalm deed niet meer of anders dan de hoofdofficier in Amsterdam door de opportuniteit te betwijfelen van een vervolging van een lichte mishandeling in een land waar veel zware en ongeprovoceerde mishandelingen onvervolgd blijven en hele categorieën misdrijven door politie en justitie als van te lage prioriteit buiten vervolging worden gesteld.
Zalm is rationeel genoeg om het standpunt van Wijckerheld Bisdom op dit laatste punt te billijken, maar vroeg terecht aandacht voor de opportuniteitskwestie. Terecht, niet alleen omdat hij gelijk heeft dat een andere opportuniteitsbeslissing mogelijk was geweest, maar ook terecht omdat het opportuniteitsbeleid geen rechtspraak is maar uitvoerend beleid. Nog onder het eerste Paarse kabinet, dus vlak ervoor, was het oude standpunt opnieuw bevestigd dat het beleid van het openbaar ministerie onder de verantwoordelijkheid van de regering valt en waar bleef Wallaart dus met zijn scheiding der machten?
In het zelfde nummer van Vrij Nederland als waarin Wallaart schreef betreurde de auteur Ad van Liempt, de auteur van De Jacht op het Verzet [1], de gratie die is verstrekt aan een aantal Nederlandse jodenjagers. Ik denk dat een meerderheid van de bevolking dat net zo iets vindt als de lage straf die aan Volkert van de Graaf is opgelegd, in verband waarmee men op het internet een paar keer gedreigd heeft het recht in eigen hand te gaan nemen. Het valt in de praktijk allemaal wel mee met de bloeddorst in Nederland. De wraak is in de anticipatie zoeter dan in werkelijkheid en bovendien durven de meeste mensen niet zoveel. Van wildwest is in Nederland voorlopig geen sprake als daar mee bedoeld wordt dat de boeven per posse of door de vigilantes worden opgespoord en ter plekke terechtgesteld. Daar hoeft men zich geen zorgen over te maken.
De overheid heeft tot taak om eigenrichting te voorkomen door zelf voor adequate opsporing en bestraffing te zorgen. Een voor ieder wat duidelijker verband tussen misdaad en straf zou daarbij overigens wel een vooruitgang zijn. De politiek heeft tot taak het goede voorbeeld te geven, daar ben ik het geheel mee eens. Maar de taak van de politiek zou in de eerste plaats moeten bestaan uit het bevorderen van een non-tolerance samenleving, waarbij zoveel mogelijk misdadigers en overtreders door de politie of speciaal daar voor opgerichte gespecialiseerde corpsen prompt zouden worden opgespoord en meteen bekeurd of aan de politierechter voorgeleid. Dan verdwijnt het gevaar van eigenrichting vanzelf weer achter de horizon.
Als de politie met zijn bestaande organisatie en takenpakket dat niet aankan dan moet er maar een ander systeem voor in de plaats komen. Een breed politiek draagvlak is daar zeker voor aanwezig.
- Uitgeverij Balans
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp