Identificatie met Nederland
Acht jaar geleden kwam het rapport met de titel “Identificatie met Nederland” uit. Toon Kasdorp bekeek het nog eens, bespreekt het hier en constateert met spijt dat er eigenlijk weinig meer over vernomen is.
De wetenschappelijke raad die een advies onder deze titel uitbracht aan de regering was samengesteld als volgt…
W.B.H.J. van de Donk (voorzitter)
L. Hancher
P.A.H. van Lieshout
P.L. Meurs
B. Nooteboom
G.H. de Vries
P. Winsemius.
Het rapport (Pdf) bevatte de volgende inhoudsopgave die een goede indicatie geeft van de inhoud.
Aanleiding en probleemstelling.
1.1 Inleiding
1.2 Aanleiding voor de opleving van de (discussie over) nationale identiteit
1.2.1 Globalisering
1.2.2 Europeanisering
1.2.3 Individualisering
1.2.4 Multiculturalisering
1.3 Diversiteit en gemeenschap: tussen dynamiek en desintegratie
1.4 Van identiteit naar identificatie
1.4.1 Identificatieprocessen
1.5 Probleemstelling en opbouw van het rapport
2 Nationale identiteit en identificatieprocessen:
een theoretische verkenning
2.1 Een eerste plaatsbepaling
2.2 Van nationale identiteit naar identificatieprocessen
2.2.1 Definities van nationale identiteit
2.2.2 Identificatieprocessen
2.3 Meervoudige identificaties
2.3.1 Mengelmensen
2.3.2 Primaire en secundaire identificatie
2.4 Erbij horen: waarom en wanneer mensen zich willen identificeren
2.4.1 Waarom: de meerwaarde van groepsgedrag
2.4.2 Wanneer: in tijden van crisis en dynamiek
2.5 Er niet bij horen: processen van (zelf)uitsluiting
2.5.1 Uitsluiting en terugtrekken
2.5.2 Articulatiemacht
2.6 Functionele, normatieve en emotionele identificatie
2.7 Disidentificatie: terugtrekken en rebelleren
2.8 Tot slot
3 De nationale identiteiten van Nederland
3.1 Inleiding
3.2 Voorwaarden voor nationaal bewustzijn
3.2.1 Van regionale diversiteit naar nationale eenheid
3.2.2 Wie is burger?
3.2.3 Onderwijs en leger als nationale leerschool
3.3 Nationale identiteit in meervoud
3.3.1 Identiteit in eigen kring
3.3.2 Uitingen van nationaal bewustzijn
3.3.3 Symbolen
3.4 Twijfel aan Nederland
3.4.1 Elite en massa
3.4.2 Een wereld zonder scheidslijnen?
3.4.3 Nationale identiteit en migratie
3.5 Conclusie
4 Identificatie met de natie: oplossing en
probleem tegelijkertijd
4.1 Inleiding
4.2 Nationale identiteit en de nationale gemeenschap
4.2.1 De discussie in de polder
4.2.2 Het beleid in de polder
4.3 Identiteitspolitiek over de grens
4.3.1 Integratiedebatten worden identiteitsdebatten
4.3.2 Moslims en de verlichting
4.3.3 Identiteitspolitiek tussen verleden en toekomst
4.4 Conclusie
5 Functionele identificatie: van afkomst naar overeenkomst
5.1 Inleiding
5.2 Functionele identificatie nader verkend
5.2.1 Functionele identificatie als er veel afstand is
5.2.2 Functionele identificatie als er weinig afstand is
5.3 Samen werken: de arbeidsmarkt als locatie voor functionele identificatie
5.3.1 ‘Harde achterstand’ en ‘harde achterstelling’
5.3.2 ‘Zachte achterstand’: belemmeringen en kansen
5.3.3 Werkgevers en werknemers boven het maaiveld
5.4 Samen leren: de school als ontmoetingsplaats
5.4.1 Segregatie
5.4.2 Functionele identificatie mogelijk maken: laveren tussen grondwet en private initiatieven
5.4.3 Schooluitval
5.5 Stad en buurt als functioneel identificatiekader
5.5.1 De buurt als kader voor identificatie
5.5.2 Disidentificatie en identificatie in multiculturele wijken
5.6 Samen chatten en samen dansen: functionele identificatie in de ‘vrije tijd’
5.6.1 Samen dansen
5.6.2 Samen chatten
5.7 Conclusie
6 Normatieve identificatie: aanpassen van de norm
6.1 Inleiding
6.2 Aanpassen van de norm
6.2.1 Articulatiemacht in tijden van multiculturalisering, individualisering en globalisering
6.2.2 Politieke besluitvorming
6.2.3 Publiek debat en de media
6.2.4 De rol van de rechter
6.3 Religie en verlichting: strijd om normen
6.3.1 Aanpassing aan de norm
6.3.2 Aanpassing van de norm
6.4 Het seksuele mijnenveld
6.4.1 Nieuwe bandbreedte aan seksuele normen
6.4.2 Aanpassen aan de norm
6.4.3 Aanpassen van de norm
6.5 Conclusie
7 Emotionele identificatie: houden van Holland
7.1 Inleiding
7.2 Emotiecultuur
7.3 Liefde voor Nederland: kwesties van politiek en van context
7.3.1 Het emotionele voordeel van de thuisploeg
7.3.2 Concurrenten van ‘vaderlandsliefde’
7.4 Nederlanders en hun Nederlanderschap
7.4.1 Trots op Nederland
7.4.2 Gesloten vaderlandsliefde
7.5 Emotionele identificaties van ‘nieuwkomers’
7.5.1 Hoe zie ik mezelf?
7.5.2 Prioritering
7.6 Nationaliteit en loyaliteit: dubbele nationaliteit als casus
7.7 Verschillende wegen
7.8 Conclusie
8 Identificatie met Nederland
8.1 Inleiding
8.2 Nationale identiteit
8.3 Van nationale identiteit naar processen van identificatie
8.4 Functionele, normatieve en emotionele identificatie
8.4.1 Functionele identificatie
8.4.2 Normatieve identificatie
8.4.3 Emotionele identificatie
8.5 Identificatie met Nederland
In plaats van een blauwdruk te geven van een stationaire nationale identiteit pleit de raad voor het onderhouden en bevorderen van meerdere routes naar identificatie met Nederland. Het gaat daarbij om drie processen die vaak tegelijkertijd spelen: functionele, normatieve en emotionele identificatie.
Een grotere pluriformiteit in leefstijlen, smaken, opvattingen, normen en waarden, ook wel als individualisering betiteld, zou tot gevolg hebben dat mensen zich minder met elkaar verbonden voelen. Het Europese project is lange tijd gezien als een middel om Nederland economisch, sociaal en cultureel verder te helpen, en daar hoorde Europees burgerschap bij. Nu blijkt echter dat een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking en een deel van de politiek Europa eerder ziet als een bedreiging voor de Nederlandse cultuur en identiteit. De aandacht voor nationale identiteit wordt vooral beschouwd als een recept tegen onwenselijke ontwikkelingen binnen de multiculturele samenleving. Nationale identiteit is dan een vehikel voor nationale samenhang en voorbeeld en streefbeeld voor migranten die zich in Nederland hebben gevestigd.
Veel meer dan de jaren ervoor is het integratievraagstuk een identiteitsvraagstuk geworden. Integratie heeft bovendien meer dan vroeger te maken met loyaliteit en kiezen voor Nederland. Zowel migranten en hun kinderen als ook sommige ‘autochtonen’ voelen zich niet altijd meer thuis in Nederland. Er is hier en daar sprake van terugtrekgedrag en radicalisering – zowel extreem islamitisch als rechts autochtoon – en er is minder onderling contact. Bovendien ontstaan er meer spanningen tussen verschillende etnische groepen. En hoewel op lange termijn culturele diversiteit een bron kan zijn voor welvaart en innovatie kan een te snelle toename ervan ook leiden tot een afname van het onderlinge vertrouwen tussen groepen en het vertrouwen in de samenleving als geheel.
Functionele identificatie komt tot stand op het moment dat mensen niet primair als lid van een etnische groep worden gezien, maar als individu met uiteenlopende functionele verbindingen. Functionele identificatie betekent dat mensen primair worden gezien als lid van een sportvereniging, beroepsgroep, werknemer bij een bepaald bedrijf, lid van een politieke partij of student aan een bepaalde school, en niet meer worden gezien als allochtoon of autochtoon, blanke Nederlander of Irakees.
Ontmoeten om het ontmoeten, investeren in meer dialoog tussen groepen klinkt misschien aantrekkelijk, maar is geen voldoende voorwaarde voor functionele identificatie. Belangrijke plekken waar wel functionele identificatie tot stand kan komen zijn als vanouds het werk, de woonwijk en de school. Maar ook nieuwe ontmoetingsplekken zoals internet en uitgaansgelegenheden kunnen van belang zijn. Daarbij dient aangetekend te worden dat mensen met soft skills, die verschillende gemeenschappen overbruggen, meer op waarde moeten worden geschat. Denk aan de Antilliaanse politieagent die zowel de politie als de Antilliaanse codes kent, of de ondernemer die de weg weet in Turkije en in Nederland. Investeren in functionele identificatie betekent ook dat kinderen uit verschillende etnische groepen vaker samen naar school zouden moeten gaan.
Om dat te bewerkstelligen stelt de raad voor om naast de vrijheid van onderwijs ook ‘verbinding’ als een belangrijk normatief kader te hanteren. Als zo’n verbindingsopdracht ook een wettelijke basis heeft, ontstaat er ruimte voor school- en gemeentebesturen om met behoud van het beginsel van vrije schoolkeuze op het lokale niveau te experimenteren zonder meteen het verwijt te krijgen dat aan de uitgangspunten van de wet wordt getornd.
Normatieve identificatie heeft betrekking op de mogelijkheden die er zijn om de eigen normen en opvattingen te kunnen volgen en in te brengen in het publieke en politieke domein. Het veranderen van normen is veel lastiger. Niet iedereen heeft evenveel inbreng in dit proces. Dat heeft de Raad geduid in termen van articulatiemacht: het vermogen om in betekenisvolle arena’s , zoals de politiek en de media, normen te kunnen benoemen, bepleiten en verdedigen.
Het is van belang dat ook minderheidsgroepen en individuen normen kunnen inbrengen, omdat de eenzijdige focus in het beleid en het maatschappelijk debat op het aanpassen aan de norm contraproductieve gevolgen kan hebben.
Dit stelt hogere eisen aan de democratie en heeft gevolgen voor de arena’s waarin normen worden vastgesteld, zoals de media, het politieke debat en de rechtszaal. Investeren in processen van normatieve identificatie betekent dat in de media alternatieve stemmen en vooral ook beelden ondersteund dienen te worden. Van de overheid en politiek mag verwacht worden dat ze toegang en representatie van verschillende individuen en groepen in het oog houden. Nieuwe onderwerpen die vaak tot de private sfeer worden gerekend, zoals religie en seksuele normen, vragen soms om een publieke behandeling. Normatieve identificatie gaat over het vergemakkelijken van de toegang tot het politieke spel, waarbij er ruimte moet komen voor eerder niet gehoorde meningen of opvattingen.
Emotionele identificatie gaat over gevoelens van verbondenheid met anderen en in meer abstracte zin met Nederland, over een sense of belonging. Van belang is dat hybride identificaties worden erkend en gewaardeerd en niet onmiddellijk ter discussie worden gesteld. Het debat over nationaliteit staat ten onrechte in de sleutel van loyaliteit en emotionele identificatie, hetgeen vaak eerder uitsluitend dan insluitend werkt. Naar het oordeel van de Raad is het essentieel dat in deze kwestie burgers zelf hun nationaliteit(en) kunnen kiezen. De problemen moeten worden besproken aan de hand van zakelijke argumenten en niet op grond van emoties en onbewezen aannames over de relatie tussen loyaliteit en nationaliteit. Emotionele identificatie is te veel op de voorgrond gekomen, terwijl het vaak een bijproduct is van normatieve en functionele identificatie.
Allochtonen worden als een groep gezien en gedefinieerd in termen van wat ze niet zijn: niet van hier. Tegelijkertijd wordt van ze geëist dat ze volledig Nederlander worden. Maar als we blijven vasthouden aan een historische omschrijving van het Nederlanderschap, zullen zij daar nooit in slagen. Een grofmazig onderscheid zoals allochtoon-autochtoon is vaak contraproductief. Mensen worden dan niet meer aangesproken of beoordeeld op andere, meer functionele gronden. Het miskent de verschillen binnen deze twee groepen en onttrekt de aandacht aan de spanningen die zich juist voordoen op het interetnische vlak. In dit advies wordt gepleit voor zorgvuldig en precies taalgebruik; op school leerling, op het werk werknemer, in sommige situaties moslim, soms Turkse Amsterdammer, soms lager of hoger opgeleid.
De raad komt zo tot een pleidooi om meerdere routes van identificatie te bevorderen en te onderhouden, en onderscheidt daarbij functionele, normatieve en emotionele identificatie. Deze benadering biedt meer mogelijkheden om in een wereld van open grenzen, culturele diversiteit en transnationale verhoudingen de spanningen tussen mensen in Nederland het hoofd te bieden.
Wat moet je hier nu van zeggen, van zo‘n rapport? De identiteit van een gemeenschap is niet iets wat je aan kunt wijzen. Het is een abstract begrip. Het is niet het paleis op de Dam dat je kunt gaan bekijken en aan kunt raken. Maar identiteit is een noodzakelijke hoedanigheid van een gemeenschap. Zonder een identiteit is er helemaal geen gemeenschap. Je kunt identiteit niet zien of horen. Maar betekent het dat gemeenschappen geen realiteit zouden zijn?
De zaak Wilders heeft veel te maken met het begrip identiteit. Wilders meent – diametraal tegengesteld aan de Raad voor het Regeringsbeleid – dat allochtonen zich aan horen te passen of te verdwijnen. Het Hof heeft in de eerste zaak Wilders de officier van justitie gelast om te vervolgen wegens het zeggen van dat soort dingen. Ten onrechte weten we nu, ondanks dat het O.M. nu de man voor de tweede keer in een soortgelijke zaak vervolgt. Van Wilders heeft Kees Schuyt ooit gezegd dat zijn opvatting over allochtonen lijkt op die van Hitler in Mein Kampf.
De vergelijking gaat puur technisch misschien nog wel op ook. De ideologie die in Mein Kampf wordt gepropageerd is nationalistisch. Hitler wilde inderdaad de identiteit van het Duitse volk versterken door de strijd aan te gaan met andere volkeren. Volk is een sociobiologische term die dicht in de buurt komt van het begrip gemeenschap met een eigen identiteit. De Oemma, waar Wilders niets van hebben moet, is een dergelijke gemeenschap en voor Nederland en de Westerse wereld geldt hetzelfde. Wie zulke gemeenschappen wil versterken door anderen buiten te sluiten doet inderdaad iets dat Hitler ook deed.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat Wilders aan de ene kant of de Nederlandse Imams aan de andere, in alle opzichten met Hitler te vergelijken zouden zijn. Dat denken de mensen dan vlug en daarom moet je voorzichtig zijn met zulke vergelijkingen te maken. Schuyt was zo voorzichtig niet en Wilders is dat soms evenmin.
Wat wel opvalt is dat niemand op het idee lijkt te zijn gekomen om een strafklacht in te dienen tegen Schuyt en wel tegen Wilders. Zou dat komen omdat de man niet alleen staat in zijn opvattingen? Heel Progressief Nederland lijkt het met hem eens te zijn. Maar is dat wel een goede reden? Uit de mond van iemand die meer en belangrijker mensen achter zich heeft staan als Wilders komt zo’n vergelijking des te harder aan en is dan ook des te strafwaardiger.
Maar het uitgangspunt van het rapport dat identiteit meer als een proces moet worden gezien dan als een historisch gegeven, is op zich zeker interessant. Met name ook omdat het aanknopingspunten biedt voor beleid en het gelegenheid zou bieden de daaruit voortkomende maatregelen publiekelijk te bediscussiëren. Wat de overheid op het terrein van integratiebeleid tot nu toe gedaan heeft was weinig succesvol en ook niet erg gearticuleerd. Neem de poging om de Nederlandse geschiedenis tot leven te wekken
Vierhonderd jaar na de geboorte van Michiel de Ruyter was de zeeheld weer even terug van weg geweest. De Ruyter kan de Nederlanders van vandaag nog wat leren. Althans, dat leek de boodschap van de regering te zijn. Dat er een grote persoonlijkheid uit de hoge hoed van de vaderlandse geschiedenis getoverd werd was geen toevalligheid. Nederland is inderdaad op zoek naar zijn wortels, zijn identiteit. In een samenleving waar onderlinge verschillen een hoofdrol lijken te spelen, zijn vragen over wie wij zijn en wat ons bindt relevanter dan ooit. Nationale identiteit staat hoog op de politieke agenda en dat was ook de reden dat de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zich in dit onderwerp heeft gestort. Het resultaat hiervan was het rapport ‘Identificatie met Nederland’ , dat op 24 september 2008 werd gepresenteerd en hierboven zo kort mogelijk is samengevat. Ik zal hieronder proberen er hier en daar wat commentaar te geven.
Globalisering, individualisering, europeanisering en migratie hebben de samenleving de afgelopen decennia danig veranderd. Volgens de WRR vormen deze vier processen de aanleiding voor de recente belangstelling voor de nationale identiteit. Ze hebben ertoe geleid dat onze samenleving versnipperd is geraakt, waardoor er nu behoefte komt aan meer houvast. De laatste jaren is men ervan overtuigd geraakt dat dit houvast geboden kan worden door een duidelijk gedefinieerde, vaderlandse identiteit. Vandaar het Michiel de Ruyter Jaar, de canon van de vaderlandse geschiedenis en het plan om een Nationaal Historisch Museum op te richten. Al deze initiatieven zouden een min of meer vaststaande nationale identiteit moeten bevorderen; een identiteit die bovendien voor alle burgers als richtlijn zou kunnen dienen. Het resultaat? Meer houvast en meer eensgezindheid tussen de inwoners van Nederland? Als dat zo was leek cirkel rond.
Maar de WRR pleit in haar rapport voor een andere aanpak. De geldende benadering van het identiteitsvraagstuk draait volgens de Raad te zeer om aanpassing: nieuwe Nederlanders moeten zich aanpassen aan een al vastgelegde identiteit en wanneer ze daar niet aan kunnen voldoen, vallen ze sociaal en juridisch buiten de boot. Maar identificatie met Nederland gaat volgens de Raad niet zozeer om aanpassing, als wel om de inpassing van bepaalde groepen. Om die reden wordt er voorgesteld om niet het begrip identiteit zelf, maar “processen van identificatie” een centrale plek te geven in het denken over wie wij zijn. Identificatie wordt omschreven als “een dynamisch proces van het leggen, onderhouden en verbreken van verbindingen”. Door de focus te verschuiven naar processen van identificatie, is het voor de overheid mogelijk om de verschillen in de Nederlandse samenleving een plek te geven binnen haar beleid. In een globaliserende wereld identificeren individuen zich namelijk niet met één, maar met verschillende groepen. Bovendien zijn deze identificatieprocessen aan verandering onderhevig.
De WRR onderscheidt in haar rapport drie vormen van identificatie. De eerste, “functionele identificatie”, behelst het behoren tot een groep of gemeenschap op puur functionele gronden. Nederlandse en Turkse personen, die op het eerste gezicht misschien weinig met elkaar gemeen lijken te hebben, kunnen een eenheid vormen doordat ze collega’s of buren zijn. De etnische dimensie van hun identiteit verdwijnt dan naar de achtergrond en maakt plaats voor een functionele identiteit, gebaseerd op wat men wel gemeenschappelijk heeft.
Daarnaast is er sprake van een “normatieve identificatie”. Normatieve identificatie heeft te maken met het delen van normen en waarden. De mogelijkheid om normen en waarden te articuleren, uit te dragen en waar nodig te bediscussiëren, speelt daarin een belangrijke rol. Als voorbeeld noemde de Raad seksualiteit, een onderwerp waarover in onze multiculturele samenleving verschillende ideeën bestaan die met elkaar kunnen botsen. In sommige gevallen zullen normen moeten worden aangepast, iets wat veel inspanning vergt.
Ten slotte onderscheidt de Raad “emotionele identificatie”, een emotionele verbondenheid met en loyaliteit aan, in dit geval, Nederland. Meejuichen met het Nederlandse elftal, meehuilen op de bruiloft van Willem Alexander en Máxima, maar ook een abstracter gevoel van verbondenheid met ‘Nederland als vaderland’ zijn hier de voorbeelden van.
De WRR stelt dat het belangrijk is om een onderscheid te maken tussen loyaliteit en nationaliteit, twee zaken die ten onrechte met elkaar worden verward. Het hebben van een dubbele nationaliteit doet volgens de Raad niets af aan iemands loyaliteit jegens Nederland, omdat het mogelijk is om je met meerdere groepen te identificeren. “Identiteit is geen kwestie van kiezen maar van delen”, zo is er in het rapport te lezen. Een aardige woordspeling.
Volgens de WRR wordt er op dit moment teveel waarde toegekend aan emotionele identificatie en loyaliteit, terwijl de twee andere vormen van identificatie soms lijken te worden vergeten. In zijn rapport pleit de Raad dan ook voor een overheidsbeleid dat de voorwaarden en mogelijkheden voor functionele en normatieve identificatie bevordert.
Pas wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan, kunnen wij onze aandacht vestigen op emotionele identificatie. Deze vorm van identificatie kan bevorderd worden door middel van festiviteiten, rituelen en symbolen, waar naturalisatieceremonies een voorbeeld van zijn. Ook de oprichting van een Nationaal Historisch Museum biedt volgens de WRR daar mogelijkheden voor. Wat vooral van belang is, is dat er wordt gekozen voor een breed perspectief, zodat álle Nederlanders, ook nieuwe Nederlanders, worden betrokken bij dit soort initiatieven.
Er zitten in het rapport zeker aanknopingspunten voor een veranderd en verbeterd beleid. Maar intussen zijn we al weer acht jaar verder en er is weinig te merken van gerichte maatregelen als door de Raad werden geadviseerd. Ik weet persoonlijk ook niet of die maatregelen in alle opzichten goed zouden werken. Zo leidt het pleidooi voor gemengde zwart-witte scholen niet noodzakelijk tot minder etnische spanningen, maar wel bewijsbaar tot een verlaging van de kwaliteit van het onderwijs. Maar goed, in een publiek debat zou iemand als minister Dijsselbloem daar de medestanders van de Raad op kunnen wijzen. De opvatting van identiteit als een dynamisch proces, waar iedereen bij betrokken hoort te worden, spreekt mij wel aan. Het is dus jammer dat er niets zichtbaars gebeurd is met het rapport. Premier Rutte heeft het kennelijk te druk met zijn baan als voorzitter van de Europese ministerraad.
Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Bij dit soort rapporten rijst bij mij altijd de vraag of een allochtoon het een ene moer interesseert wat de identiteitscode zou kunnen zijn van wat nog over is van “De”Nederlander. Ik vermoed :geen ene moer.!ik weet eerder zeker dat alles waar de makers van dit soort rapporten zich over buigen als wisselgeld door de allochtoon wordt gebruikt om vooral het eigenbelang boven het” Nederlanderschap “te kunnen prevaleren en vooral door te drammen , met als ultieme voorbeeld de pislam.