Het vonnis van Volkert
Volkert van der Graaf is voor de moord op Pim Fortuijn veroordeeld tot 18 jaar, waarvan hij er na aftrek van voorarrest ruim 11 heeft uitgezeten. Vorig jaar, in april 2014 is hij vrij gekomen.
De rechtbank heeft aan die strafoplegging een heel uitgebreid geformuleerd vonnis ten grondslag gelegd. Zowel de argumenten van het openbaar ministerie als van de verdediging kwamen daarin aan de orde en de meeste werden, voor zover niet overgenomen, met argumenten weerlegd.
Toch bevredigde dat vonnis niet. Op essentiële punten leken de argumenten mij nogal apodictisch en konden zij in mijn ogende gegeven beslissing niet dragen. Een of twee belangrijke overwegingen die veel mensen in de samenleving bezig hebben gehouden en die ook door het openbaar ministerie werden aangevoerd kwamen niet aan de orde in het vonnis.
Volkert van der Graaf handelde uit politieke motieven. Dat blijkt uit een aantal overwegingen in het vonnis, die steun vinden in het aangevoerde bewijs. Hij vond het slachtoffer en de politiek die deze voorstond een gevaar voor de zwakkere leden van de samenleving en voor de democratie. Hij en zijn raadslieden weerspraken niet dat moord een onherstelbaar leed is dat het slachtoffer en zijn nabestaanden werd aangedaan.
Hij heeft, zo leek de rechtbank te suggereren, zonder het met zoveel woorden te zeggen, bij zijn volle verstand een gewetensvolle afweging gemaakt en kwam tot de conclusie dat het aan de macht komen van Fortuyn het grotere kwaad zou zijn. Door het om het leven brengen van Fortuyn zou het gevaar in zijn ogen zijn bezworen. De feiten hebben wat dat laatste betreft Van der Graaf gelijk gegeven. De politieke beweging Lijst Pim Fortuyn heeft de moord op zijn oprichter en inspirator in politieke zin maar nauwelijks overleefd, eigenlijk niet langer dan tot en met de verkiezingen van 15 mei, die vlak na de moord hebben plaats gevonden.
De meeste moorden in onze samenleving vinden plaats uit emotie of om een beperkt persoonlijk gewin. Afrekeningen komen vaak voor in een crimineel milieu dat, juist omdat het buiten de wet staat, niet over andere vormen van verhaal beschikt. Van der Graaf handelde volgens zijn zeggen ter bescherming van de democratische rechtsstaat, een zeer uitzonderlijk motief voor een moord. Hij meent misschien wel oprecht niet schuldiger te zijn dan Von Stauffenberg die in 1944 een aanslag op Hitler pleegde. De rechtbank leek het dilemma bij de verdachte te onderkennen, maar er geen aanleiding in te zien hem zwaarder of minder zwaar te straffen dan voor een gewone moord.
De moord op Fortuijn is bijzonder omdat deze misdaad, zoals veel mensen in elk geval denken, instrumenteel is geweest in het wijzigen, of het tegenhouden van een belangrijke wijziging in onze samenleving. Deze opvatting deelt Van der Graaf met de aanhangers van Fortuijn en ook met een behoorlijk aantal van diens politieke tegenstanders. De officier heeft het als strafverzwarende omstandigheid aangevoerd maar de rechtbank heeft dit deel van de tenlastelegging gepasseerd omdat zij het niet relevant of onbewijsbaar achtte.
In het rapport van de psychiatrische deskundigen, dat door de rechtbank werd overgenomen, werd Van der Graaf toerekeningsvatbaar geacht, hoewel hij aan een ‘compulsieve en obsessieve persoonlijkheidsstoornis’ leed. Toerekeningsvatbaar betekent dat iemand zijn daden volledig kunnen worden toegerekend omdat hij ze bij zijn volle verstand en uit vrije wil heeft begaan. Compulsief of dwingend betekent in de context dat de patiënt zich tegen de aandrang om te moorden niet kon verzetten en obsessief houdt in dat zijn waanidee hem met uitsluiting van al het andere bezig hield. Helderder kan een contradictio in terminis nauwelijks worden geformuleerd. Zijn gedrag was compulsief en hij was obsessief gestoord of hij was toerekeningsvatbaar, maar hij kon het niet allemaal tegelijk zijn.
Voor zover de rechtbank heeft willen zeggen dat de verdachte weliswaar compulsief en obsessief gestoord was, nu hij meende dat Fortuijn een gevaar was voor de democratie en hij persoonlijk de verplichting voelde dit gevaar door een moord te bezweren, maar dat niet bewezen is dat er een causaal verband tussen de stoornis en de daad bestond, dan zullen veel mensen deze gedachte waarschijnlijk niet hebben kunnen volgen.
Misschien bedoelden de geleerden van de Pieter Baan stichting dat Van der Graaf wel iets van een neurotische en dwangmatig handelende persoonlijkheid had, maar onvoldoende om hem niet toerekeningsvatbaar te verklaren. Dat rapporteerden ze, voor zover bekend, niet en dat overwoog de rechtbank ook niet in zijn vonnis.
Als de rechtbank van mening was dat het feit dat iemand aan gevaarlijke waanideeën lijdt en zich gedwongen voelt om misdaden te begaan niet onder alle omstandigheden hoeft te betekenen dat hij niet terecht kan staan en veroordeeld worden voor zijn handelingen dan moet de president dat zeggen. Met name wanneer de rechtsorde door de begane handeling ernstig is aangetast, is duidelijkheid op dit punt een verplichting.
Het zou overigens met een aantal van de humanistisch geïnspireerde overwegingen in het vonnis op gespannen voet staan. De gedachte dat een compulsieve en obsessieve pathologische stoornis geen gevaar voor herhaling oplevert is niet voor de hand liggend. Deze overweging in het vonnis komt voort uit de eigen wetenschap van de rechtbank en is voor zover men dat zien kan niet op enige psychiatrische deskundigheid gebaseerd.
Er zit een tegenstelling in de gedachte dat het een ordinaire enkelvoudige moord betrof, gepleegd door iemand zonder strafblad, die recht heeft op re-integratie in de samenleving en de ultieme verantwoordelijkheid die Van der Graaf op zich genomen heeft, door met een persoonlijke daad de loop van de geschiedenis zoals hij die zag te veranderen.
————————————————————————————
Eerder verschenen op het Blog van Toon Kasdorp