Het verschil tussen veiligheid en rechtvaardigheid
Veiligheid en rechtvaardigheid zijn uit te drukken als de preoccupatie van rechts, respectievelijk de preoccupatie van links. De detentie van mensen wordt steeds vaker gebaseerd op wat je een vorm van kansberekening zou kunnen noemen. Daarmee komen zowel veiligheid als rechtvaardigheid onder druk te staan, zij het om verschillende redenen.
Zoals ik in m’n recente artikeltje schreef is het ideaal dat gedetineerden pas vrijkomen als ze geen gevaar meer vormen voor de samenleving omdat ze hun leven hebben gebeterd. Ook in de NRC wordt nu door drie professionals betoogd dat dat het nieuwe paradigma moet vormen.
Ik gaf ook al aan dat dit praktisch problematisch is omdat je niet kunt voorspellen of iemand wel of niet zal recidiveren. Mensen zullen dan worden vrijgelaten op grond van kansrekening en statistieken, maar dat is in strijd met de rechtvaardigheid: je zult dan – structureel – mensen onterecht vasthouden (omdat bijvoorbeeld als de recidivekans 70% is er ook 30% kans is dat recidive niet optreedt en en er dus in 30% van de gevallen iemand te lang wordt vastgehouden).
Maar de term ‘paradigma’ prikkelt mij tot een uitweiding over onder meer het verschil tussen veiligheid en rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid gaat erover dat iedereen krijgt wat hij verdient, dat wil zeggen een beloning bij goed gedrag en een straf bij slecht gedrag. Afgezien van het bijeffect dat van straf een preventieve werking kan (of moet) uitgaan, is veiligheid echter geen doel van rechtvaardigheid. En de paradigmawisseling heeft al lang plaatsgevonden. Zo was er vroeger een ministerie van Justitie. In 2010 heeft het rechtse kabinet van VVD en CDA (met gedoogsteun van PVV) daar het ministerie van Veiligheid en Justitie van gemaakt. Dat is meer dan een naamsverandering: het geeft aan dat rechtvaardigheid (justitie) voortaan ondergeschikt is aan veiligheid. Toen al is besloten dat voortaan veiligheid – het beschermen van de samenleving tegen terroristen, criminelen en andere gevaren – hogere prioriteit krijgt dan rechtvaardigheid, waardoor bv. de privacy steeds verder werd uitgehold. En met name Fred Teeven heeft ook nog geprobeerd de rechten van verdachten uit te hollen.
Rechtvaardigheid, met onder andere haar rechten voor burgers (bv. privacy) en voor verdachten (bv. recht op rechtsbijstand), is een typisch linkse ‘hobby’ terwijl veiligheid een typisch rechtse ‘hobby’ is. En het zijn communicerende vaten: kiezen we voor meer veiligheid – we schuiven op naar rechts – dan zal de rechtvaardigheid afnemen. Het is zonneklaar dat we al een flinke tijd naar rechts aan het opschuiven zijn waarbij zelfs het recht (justitie) zelf bovenal de samenleving veiliger moet gaan maken in plaats van rechtvaardiger. Waar er vroeger consensus was dat je beter 10 schuldigen vrij in plaats van één onschuldige vast kunt hebben (rechtvaardigheid boven veiligheid), lijkt de samenleving nu rijp voor het omgekeerde: liever 10 onschuldigen vast dan één schuldige vrij (veiligheid boven rechtvaardigheid).
II
Men kan deze kwestie ook vanuit de drie Grote Ideologieën – socialisme, liberalisme en conservatisme – bekijken, waarbij ik de middenweg van het liberalisme bepleit en waarbij de rechtskwestie de kern blijkt te vormen voor alle hedendaagse politieke strijd überhaupt.
Bij de liberale revolutie speelde het recht al een wezenlijke rol: het liberalisme schafte de ‘klassenjustitie’ af waarbij in de samenleving, dus ook in het recht, leden van verschillende standen, klassen of groepen (inclusief mannen of vrouwen) verschillend werden behandeld. Voor het liberalisme is iedereen gelijk(waardig) en moet iedereen gelijk worden behandeld, zodat een lid van de hogere of rijkere stand dezelfde straf krijgt bij hetzelfde misdrijf als een lid van de lagere of armere stand. Het liberalisme is individualistisch: elk individu is autonoom en moet op zijn eigen merites worden beoordeeld en mag niet worden behandeld als lid van een groep (hetgeen ‘vooroordelen’ zou verraden). De huidige tendens naar veiligheid boven rechtvaardigheid correspondeert met de beweging van het ‘rights and justice’-paradigma van het liberalisme naar het ‘law and order’-paradigma van het conservatisme en daarmee naar een zekere terugkeer van de klassenjustitie. Immers, mensen wel of niet vasthouden op grond van kansberekening en dus (mede op) statistieken impliceert mensen wel of niet vasthouden op grond van hun lidmaatschap van een bepaalde groep (met een gemiddelde die wel of niet gunstig afsteekt tegen het algemene gemiddelde). Mensen worden aldus niet meer op hun eigen, unieke kenmerken beoordeeld. Het is als met de nieuwe standenmaatschappij in de vorm van hoog- en laagopgeleiden: het liberalisme heeft de oude standenmaatschappij afgebroken en iedereen met het verstand ervoor naar de universiteiten laten gaan om topfuncties te vervullen maar doordat kinderen van hoogopgeleiden veel meer kans hebben zelf ook hoogopgeleid te worden is de sociale mobiliteit grotendeels gestopt en is er een elite van hoogopgeleiden en een volk van laagopgeleiden ontstaan die in twee verschillende werelden leven. Afkomst bepaalt weer je toekomst. Weliswaar is de herschikking rechtvaardiger – de elite is gemiddeld intelligenter dan het volk, veroordeelden hebben een hogere kans om een (nieuwe) misdaad te plegen dan anderen – maar evengoed worden ze in een groep geplaatst waar ze misschien niet in thuishoren.
Het socialisme gaat nog een stap verder dan het liberalisme en gelooft niet in gelijke kansen, mede vanwege die nieuwe standenmaatschappij, maar in gelijke uitkomsten: iedereen verdient even veel te krijgen. En de overheid moet daarvoor zorgen, hetgeen opnieuw groepsdenken vereist maar dan op zijn kop gezet: niet de autochtoon of man of welke traditionele categorie dan ook die de macht had verdient privileges zoals rechts wil (‘eigen volk eerst’) maar de autochtoon, de vrouw, etc als ‘onderdrukten’ verdienen privileges bij wijze van hulp om ook de top te bereiken (zoals bij ‘positieve discriminatie’). Inmiddels heeft een dergelijk groepsdenken links helemaal in zijn greep gekregen, welke ‘identiteitspolitiek’ aldus zelf racistisch is en de prikkel vormde voor rechts om openlijk het traditionele racisme te doen herleven (want als een zwarte trots mag zijn op zijn zwarte huidskleur dan mag ik trots zijn op mijn blanke huidskleur).
Links en rechts zijn zo weer elkaars ideale vijanden geworden en hun haat en strijd lijkt steeds heftiger te worden. Als rechts voorstelt de grenzen voor moslims te sluiten of jonge zwarten in dure auto’s te controleren, is links woedend om dat zo openlijke racisme. Maar links jaagt steeds meer mensen naar de rechtse partijen doordat het geen maat kent en zijn heilige principe van non-discriminatie ook in horizontale zin (tussen burgers onderling) uitlegt en zo tot in het waanzinnige doorvoert (waardoor uiteindelijk bv. iedereen met even veel zwarten als met blanken en met evenveel mannen als met vrouwen seks moet hebben omdat je anders op ras en sekse discrimineert). Doordat links zo radicaal haar principes tot het uiterste voert (gelijk Plato volgt links de rede waartoe die ook voert) verliest het steeds meer aanhang en marginaliseert links zichzelf waarbij populistisch rechts moeiteloos de oude linkse aanhang – de arbeidersklasse, de autochtone onderklasse die nu door links wordt vernederd als dom en racistisch – aan zich weet te binden. De ironie is daarbij dat links eind 19de eeuw de democratische in plaats van revolutionaire weg koos omdat de meerderheid arm was zodat democratie vanzelf tot een socialistische maatschappij zou voeren, maar inmiddels omarmt links juist alle minderheden – zoals Hillary Clinton graag alle minderheden verwelkomde bij haar toespraken maar daarmee ook de blanken, christenen, mannen, etc uitsloot – waardoor links precies de meerderheid van zich vervreemdde.
En zo is rechts dominant geworden en is veiligheid belangrijker geworden dan rechtvaardigheid. De liberale middenweg c.q. het systeem dat we hadden is een beetje op de achtergrond geraakt door de hevige strijd tussen radicaal links en extreem rechts. Zo’n middenweg zou kunnen zijn dat we alle Nederlandse burgers gelijk behandelen en dus ook niemand opsluiten omdat hij een risico zou vormen (dat is rechtvaardig), maar dat laat onverlet dat we wel bv. de grenzen kunnen sluiten voor leden van groepen die statistisch vooral ellende veroorzaken (ter bescherming van onze veiligheid) want onze verantwoordelijkheid en dus rechtvaardigheid hoeft niet de hele wereld te omspannen.
Dit essay verscheen eerder op Geband van Joop
Veiligheid en rechtvaardigheid botsen misschien, maar dat is minimaal deels te wijten aan de problemen met het rechtsstelsel en de onderbezetting. Nog even daargelaten de verregaande politicering van het stelsel waardoor bepaalde groepen -op zn minst ogenschijnlijk- boven de wet worden geplaatst.
Ideaal gezien is er een middenweg die kan worden gekozen, maar het is nu eenmaal geen ideale wereld, dus de vraag blijft waar en wanneer men ergens prioriteit aan gaat verlenen.
In deze tijd kan ik me voorstellen dat de nadruk meer en meer op veiligheid zal komen te liggen. Immers, wanneer er geen veiligheid meer is, is er in feite ook geen staat/maatschappij meer waarbinnen de rechtvaardigheid kan worden gehandhaafd.
Maar ook hier kan een link worden gelegd met de immigratie en de cultuur van de immigranten. Deze verschilt in zo’n mate van de onze dat er geen redelijke middenweg kan worden gevonden.